Oranje pakpapier als het moet

In het kielzog van koningin Beatrix reisden vertegenwoordigers van Nederlandse bedrijven afgelopen januari mee naar de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) en Oman. BAM-bestuursvoorzitter Nico de Vries was ook van de partij. Bij het staatsbezoek aan Luxemburg eind maart gaat hij weer mee. “Zo’n staatsbezoek opent deuren, maar tegelijkertijd ben ik me ervan bewust dat het slechts een hulpmiddel is. We zullen steeds moeten blijven kijken wat werkt en wat niet.”

Met, inclusief Nederland, vijf volwassen ’thuislanden’ in Europa en een internationale tak is Koninklijke BAM Groep allang geen exclusief Nederlands bedrijf meer. Meelopen in de oranjekaravaan blijkt dan ook niet altijd de juiste strategie. De Vries: “Wij kiezen voor een flexibele marktbenadering. Als het zo uitkomt, wikkelen we ons in oranje pakpapier en zijn we een echt Nederlands bedrijf. Soms kun je je heel goed als zodanig presenteren. Maar als die basis er niet is, moet je er dus niet in het oranje bij willen zitten.”

“Ik ben er echt van overtuigd dat deelnemen aan een handelsmissie werkt. Het opent deuren. Maar we moeten steeds blijven kijken naar wat werkt. Soms zullen we ons via onze dochter Wayss & Freytag Ingenieurbau als Duits bedrijf profileren, omdat we toevallig met een opdrachtgever te maken hebben die erg van Duitsland gecharmeerd is. Wij gaan vooral voor groen/oranje, de kleuren van BAM. En als we die kunnen verbinden met de Nederlandse vlag, doen we dat graag. Maar wellicht iets minder geprononceerd dan anderen. Als koning Albert van België naar Vietnam afreist en wij daar zaken kunnen doen met rioolzuiveringsactiviteiten van ons Belgische dochterbedrijf, dan verbinden we ons groen/oranje net zo graag met het Belgische koningshuis.”

Europees

Het is de snelle internationalisering van de Europese markt die tot een meersporenbeleid noopt. Nico de Vries: “De Nederlandse markt is heel snel een Europese markt geworden. Het is nog niet zo lang geleden dat er bij de aanbesteding van een HSL-cluster geen buitenlandse partij aan te pas kwam. Nu zie je bij grotere projecten dat het merendeel van de gegadigden uit het buitenland komt. BAM wil zich met die markt meten.”

“We zijn al heel lang buiten Nederland actief. We zijn groot en sterk in Nederland, Ierland, Verenigd Koninkrijk, Duitsland en België; landen die we thuislanden noemen. Die leidende marktpositie hebben wij niet bereikt door vanuit Nederland medewerkers naar bijvoorbeeld Londen te sturen, maar door daar gerenommeerde bedrijven over te nemen. We zijn er vervolgens goed in geslaagd daar BAM-bedrijven van te maken. Onze kracht in Europa is dan ook dat we niet met satellieten werken, maar werkmaatschappijen hebben die al meer dan honderd jaar verankerd zijn in die markten.”

“Daarnaast hebben we BAM International, dat zich richt op niches buiten Europa. Niches in geografie, in opdrachtgevers en in producten. Projecten waar onze kennis toegevoegde waarde biedt en waar opdrachtgevers over het algemeen maar een beperkt aantal partijen benaderen. We doen dat succesvol met een aantal maritieme producten, maar bijvoorbeeld ook met stadions. De rol van het merk Nederland is daarbij relatief. Ik geloof ook niet dat we ons onder de gezamenlijke Nederlandse noemer zouden moeten presenteren. Ik ben sceptisch over het mogelijk gezamenlijk optrekken binnen handelsmissies. Het is prima als je elkaar bij zo’n gelegenheid eens spreekt. Maar of we ons bijvoorbeeld samen met Haskoning of DHV in een folder moeten presenteren onder het mom van: dit is wat Nederland kan. Nee, ik geloof niet dat we dan sterker staan.”

“Het is sowieso de vraag of de huidige tijd nog vraagt om gezamenlijkheid, zoals we dat vanuit een lange traditie gewend zijn te doen in de bouw. Denk aan gezamenlijke fondsen als het O&O-fonds, het verletfonds en aan instanties als SBR en EIB. De individualisering speelt ook op ondernemersniveau haar rol. De concurrentie is hard, en ook in de economie overleven alleen de sterksten. Het nut van een organisatie als het COB was het gezamenlijk ontwikkelen van een markt en het vergroten ervan. In de rol van het geïnteresseerd maken van opdrachtgevers, met name de overheid, in ondergronds bouwen, heeft het COB nog steeds bestaansrecht. Maar bij het gezamenlijk ontwikkelen van kennis frons ik mijn wenkbrauwen. Want wie investeert? En wie heeft dan het voordeel?”

Internationaal uitbouwen

“We hebben bij BAM geen lange traditie van deelname aan staatsbezoeken en handelsmissies. Maar na de Verenigde Arabische Emiraten, Oman en Luxemburg kijken wij met belangstelling naar andere landen. Zoals gezegd, het opent deuren. In de aanloop naar het WK voetbal in 2022 gebeurt er in Qatar heel veel. Er worden daar stadions gebouwd die beslist interessant zijn voor onze portefeuille. Dat geldt ook voor het metronetwerk dat wordt aangelegd en waarvoor we ons overigens iets minder oranje zullen positioneren, omdat onze tunnelexpertise nu eenmaal vooral bij Wayss & Freytag zit.”

Hoe groot de waardering voor de handelsmissies ook is, De Vries heeft geen hoge verwachtingen van het faciliteren of ondersteunen door de Nederlandse overheid. “Eigenlijk is er geen echte industriepolitiek in Nederland. Deze regering doet haar best, maar binnen het hele politieke spectrum is er betrekkelijk weinig aandacht voor met name de grote bedrijven. Dat is een politieke realiteit. Het heeft niet veel zin daar al te veel over te klagen. Ik ben dus niet erg verwachtingsvol ten aanzien van samenwerking met de overheid om Nederland op de kaart te zetten. VNO-NCW doet er veel aan en minister Verhagen van EL&I doet zijn best, maar…”

Die constatering zet de BAM-topman niet aan tot een oproep aan de regering om het economisch beleid anders op te pakken. “Ik voel me er niet zo toe geroepen een politieke oproep te doen. Er past ons wat dat betreft wel enige bescheidenheid”, aldus De Vries.

De bescheidenheid klinkt in alles door. De wetenschap dat resultaten van vandaag geen garantie zijn voor de toekomst, overheerst. “Als je alles op een rijtje zet, zijn we echt wel een van de toppers in Europa. Dat is leuk om te constateren, maar bij de volgende aanbesteding moeten we gewoon weer de laagste zijn. Je kunt vandaag groot en sterk zijn, maar als het niet lukt nieuw werk binnen te halen, ben je er volgend jaar niet meer. Gelukkig doen we in Europa overal goed mee en slagen we er meestal wel in tot de finale door te dringen.”

“Verder is het onze ambitie om internationaal een grotere rol te spelen. Dan gaat het wel om niches, zoals zo’n tunnelproject in Qatar. En ik kan me ook voorstellen dat we ons meer richten op Australië. Daar zijn we sterk in de maritieme sfeer en hebben we een goede partner, waarmee we ons bijvoorbeeld op projecten voor de overslag van vloeibaar aardgas kunnen richten.”