Loading...

De Onderbreking

Verbinden

Verbinden

Samenwerking bij de Neherkade

Assen, Drents Museum

Structureel leren binnen en tussen projecten

Convenant Rotterdam: graafrust, kostenreductie en minder hinder

Knoppentrainer A4DS kan landelijk

Harderwijk, Parkeergarage Houtwal

Interactief met bodeminformatie

Kennisbank

Verbinden

Uit de trends blijkt dat de complexiteit van ondergrondse opgaven alleen maar groeit. Complexiteit vraagt niet alleen om een integrale aanpak en een integraal ontwerp. Adaptief ontwikkelen en ontwerpen zal het uitgangpunt worden, naast het innovatief combineren van vakgebieden. Voor het COB betekent dit dat projecten gericht op het leren samenwerken en het ontwikkelen van ‘zachte vaardigheden’ nog belangrijker worden. Hierbij gaat het vaak om het combineren van sociale intelligentie en technische intelligentie. Zelfs vakgebieden die dicht naast elkaar werken, zoals de mensen van de ondergrond en de ruimtelijke ontwikkelaars, vinden en begrijpen elkaar niet zomaar, en vaak al helemaal niet in een vroeg stadium van gebiedsontwikkeling.

Daarnaast is er de zoektocht naar effectieve manieren om bestaande kennis vast te houden, nieuwe kennis te ontwikkelen en beide bij betrokkenen te laten doorwerken. Ook hier is verbinden het toverwoord: kennis moet ‘stromen’ om ervan te leren en als sector vooruitgang te boeken. Daarbij moet ook naar het buitenland worden gekeken; kennisontwikkeling stopt niet bij de landsgrenzen. Internationaal ervaringen uitwisselen en samenwerken draagt in alle landen bij aan een hoger kennisniveau. Het COB ziet zichzelf als dé partij om deze opgave voor het vakgebied ondergronds bouwen op te pakken en samen met het netwerk uit te werken.

Er ontstaan ook ‘verbindingsopgaven’ door de toenemende invloed van ICT. Niet alleen binnen tunnelveiligheid, maar ook op het gebied van kabels en leidingen moeten verschillende vakgebieden vaker met elkaar samenwerken. Alles heeft intelligentie, alles heeft sensoren; de rol van experts verandert. Gaat open source technologie zijn intrede doen in de sector? Er komt monitoringdata uit diepwanden, kabels en leidingen, tunnelboormachines, gebouwen en de ruimte: wie maakt van data kennis, waar leggen we ervaringen vast? Wat zou er gebeuren als we meer data gaan delen? Zowel op de TU Eindhoven als bij de UvA zijn hoogleraren Big data aangesteld. Welke kansen zien zij voor de wereld van het ondergronds bouwen? Het COB heeft de ambitie om het netwerk uit te breiden met participanten die niet rechtstreeks betrokken zijn bij ondergronds bouwen, maar er wel mee te maken hebben, zoals energiebedrijven. Op die manier kunnen de opgaven effectiever opgepakt worden.

Het verbinden van vakgebieden is een methode om een verbeterslag te maken. Er is veel interessante kennis binnen hele andere vakgebieden: kennis uit de medische wereld kan ons helpen omgaan met de complexiteit van kabels en leidingen, de landbouw is sterk in het snel doorvoeren van innovaties, chemische installaties leren ons hoe je risicomanagement professionaliseert. We denken dat het COB als belangrijke taak heeft om deze kennis en ervaringen te presenteren en ons netwerk te prikkelen er gebruik van te maken. We zijn ervan overtuigd dat ook hier de 80/20-regel geldt: tachtig procent van de kennis is er al (in andere vakgebieden) en wij moeten ons concentreren op de twintig procent unieke kennis die de wereld van het ondergronds bouwen nodig heeft.

(Foto: Vincent Basler)

Effectieve samenwerking vereist wederzijds vertrouwen. Dat staat voor Ed Bouwkamp en Boudewijn Bartholomeeusen als een paal boven water. Ze zijn beiden intensief betrokken bij de herinrichting van de Neherkade in Den Haag. Bouwkamp als contractmanager namens de gemeente Den Haag en Bartholomeeusen als projectleider bij aannemerscombinatie Besix-Dura Vermeer. Een gesprek over open keukens, het benutten van elkaars expertise, haantjesgedrag en regeneratiebeton.

“De herinrichting Neherkade is het eerste grote project dat de gemeente Den Haag als design & construct heeft aanbesteed”, vertelt Ed Bouwkamp. “Een belangrijke randvoorwaarde voor dit project was dat de onderdoorgang onder de trambaan gebouwd moest worden gedurende een buitendienststelling van maximaal zeven weken, van half juli tot 1 september 2014. Eén van de redenen dat aannemerscombinatie Besix-Dura Vermeer de aanbesteding won, was hun innovatieve plan om de tunnel niet volledig ter plaatse te bouwen. Ze stelden voor om de tunnelmoot waarover de tram zou gaan rijden vooraf te bouwen en deze vervolgens naar zijn definitieve plek te rijden. Met deze aanpak was het risico dat de onderdoorgang niet binnen de beoogde zeven weken klaar zou zijn aanzienlijk kleiner. Bijkomend voordeel was dat de stremming van het autoverkeer niet zeven weken, maar slechts vier dagen zou duren.”

Eind 2013, een dag nadat bekend was geworden dat Besix-Dura Vermeer de aanbesteding had gewonnen, kreeg Bouwkamp te horen dat de gemeente hem als contractmanager wilde inhuren. Aangezien hij de aanbesteding niet had meegemaakt en het ingenieursbureau van de gemeente het project had voorbereid, begon hij redelijk blanco aan zijn klus.

“Al gauw ging ons gesprek over risico’s, en constateerden we dat we geen seconde hadden te verliezen.”

Boudewijn Bartholomeeusen van de aannemerscombinatie was op dat moment al goed thuis in de materie: “Ik was intensief betrokken bij de aanbesteding en had me ruim twee maanden in het project verdiept, onder andere om er zeker van te zijn dat het voorbouwen van de tunnelmoot een haalbare optie was. Tijdens onze eerste ontmoetingen kon ik Bouwkamp daardoor goed uitleggen hoe we het wilden gaan doen, terwijl hij hier met een frisse blik naar kon kijken. Al gauw ging ons gesprek over risico’s, en constateerden we dat we geen seconde hadden te verliezen. De planning was enorm strak en we waren beiden ervan overtuigd dat het project alleen kon slagen als we goed zouden samenwerken, snel op elkaar zouden reageren en voortdurend zouden proberen om tijdwinst te boeken, zodat we bij onverwachte tegenslagen wat speelruimte zouden hebben.”

Afspraken

Bouwkamp: “We merkten allebei vrij snel dat we elkaar konden vertrouwen en hebben toen gelijk afspraken gemaakt. Bijvoorbeeld dat we allebei ‘best for the project’ als uitgangspunt zouden nemen en dat we eventuele wrevel of twijfels altijd direct zouden uitspreken. Verder hebben we afgesproken hoe we zouden omgaan met onverwachte gebeurtenissen, meerwerk en meerkosten. Ook hebben we elkaar beloofd om problemen in een vroeg stadium met elkaar te delen.”

“De volgende stap voor mij was het opzetten van een team. Daarvoor heb ik alle afdelingen van de gemeente bezocht die bij het project betrokken waren. Tijdens deze bezoeken heb ik verteld hoe ik het wilde gaan aanpakken. Vervolgens heb ik de medewerkers die enthousiast reageerden uitgenodigd in mijn team te komen. Mijn eerste indruk was dat de meeste afdelingen positief waren over de nieuwe contractvorm, waarbij niet de opdrachtgever maar de opdrachtnemer verantwoordelijk is voor het ontwerp. Toch waren ze in eerste instantie ervan overtuigd dat de onderdelen die hun expertise raakten beter door mensen van de gemeente gedaan konden worden.”

Open keuken

“Vanzelfsprekend proefden wij die terughoudendheid ook”, stelt Bartholomeeusen. “Daarom hebben we vanaf het begin alles in het werk gesteld om vertrouwen te kweken en mogelijke ongerustheid bij de opdrachtgever weg te nemen. Laat me dat uitleggen aan de hand van een analogie. Stel dat je elkaar nauwelijks kent en samen verantwoordelijk bent voor een vijfgangendiner. Als jij je dan als kok terugtrekt in je keuken met de deuren dicht, zal de ander niet zomaar vertrouwen dat alles goed komt. Voor het vergroten van het vertrouwen kun je veel beter gaan koken in een open keuken. De ander kan dan meekijken, vragen stellen en eventuele zorgen uitspreken.”

“Als jij je dan als kok terugtrekt in je keuken met de deuren dicht, zal de ander niet zomaar vertrouwen dat alles goed komt.”

“Wij ontwerpen in een open keuken en benutten graag de kennis en ervaring van onze opdrachtgever. Voor mij is dat heel logisch. We zijn te gast in een gemeentelijke omgeving en kunnen – hoewel we veel technische kennis en ervaring in huis hebben – nooit tippen aan de gemeentelijke experts als het gaat om specifieke lokale kennis. Daarom betrekken we onze opdrachtgever bij ons ontwerpproces. Op die manier kan hij zien hoe wij werken. En doordat hij tijdens het proces meekijkt en weet welke ontwerpbeslissingen wij hebben genomen, zal hij deelontwerpen ook sneller kunnen beoordelen.”

“Ontwerpen in een open keuken betekent ook dat je onderdelen van je ontwerp waarover de opdrachtgever zich zorgen maakt, soms verder moet uitwerken dan je zelf nodig acht. Verder moet je openstaan voor suggesties en ideeën van de ander en zeker niet reageren met opmerkingen als ‘waar bemoei je je mee, dit weet ik toch veel beter’. Zulk haantjesgedrag bevordert de sfeer niet en schaadt de voortgang van het project. In de praktijk gaat het bij ontwerpen in een open keuken echt om een open werkcultuur. Als je een kostenopstelling indient en de opdrachtgever vraagt of je de kosten kunt verantwoorden, moet je als aannemer dus niet zeggen ‘hoezo?’, maar hem meenemen achter je pc en laten zien hoe het zit. Op die manier ontstaat vertrouwen en kun je problemen veel sneller oplossen. Natuurlijk blijven er discussiepunten, maar als je discussies voert op basis van redelijke argumenten en allebei streeft naar oplossingen, dan vind je die ook. Zeker als je samen afspreekt op welke datum je eruit wilt zijn.”

Spannend

“Samenwerking die is gebaseerd op vertrouwen maakt de uitvoering van een project aanmerkelijk eenvoudiger”, stelt Bouwkamp. “Als je iets afspreekt, weet je dat het goed komt. Zeker bij problemen die onder grote tijdsdruk staan is dat erg prettig. Een goed voorbeeld zijn de oude funderingspalen en damwandplanken die de aannemerscombinatie onverwacht tegenkwam bij het ontgraven van de sleuf voor de tunnelmoot. Dat was begin augustus, midden in de bouwvak, en die objecten moesten eruit om de tunnelmoot twee weken later naar zijn plek te kunnen rijden. Ik heb toen tegen Bartholomeeusen gezegd dat hij alles op alles moest zetten om de planning te halen en we het later wel over de meerkosten zouden hebben. Zo’n afspraak maak je als opdrachtgever alleen als je weet dat de opdrachtnemer integer handelt.”

“Zo’n afspraak maak je als opdrachtgever alleen als je weet dat de opdrachtnemer integer handelt.”

Bartholomeeusen vult aan: “Gelukkig kon een van onze onderaannemers snel aan de slag en de palen en damwandplanken verwijderen. Desondanks was het spannend of we de planning nog zouden halen. Nadat onze planner alles nog eens goed had doorgerekend en de planning op een aantal punten had aangepast, leek het erop dat het zou gaan lukken. De gewijzigde planning hebben we gezamenlijk besproken en vervolgens zijn we hard aan de slag gegaan. Maandagochtend 18 augustus moest het inrijden beginnen. Uiteindelijk waren we de avond ervoor klaar en konden we de nachtploeg naar huis sturen, die we voor de zekerheid al hadden opgetrommeld. Een kleine twee weken later reden de trams weer over de kruising.”

Regeneratiebeton

“Vertrouwen in elkaar biedt ook ruimte voor vernieuwingen”, aldus Bouwkamp. “In het aanbestedingscontract is een van de eisen om zo veel mogelijk uit te gaan van hergebruik van materialen. Voor het beton van de tunnel was echter niets aangegeven. Besix-Dura Vermeer kwam met het voorstel om een regeneratiebeton met een specifiek betonmengsel te gebruiken, dat waterdichter zou zijn. Hoewel dit beton pas een keer eerder in Nederland was toegepast, hebben we het voorstel niet afgewezen. In plaats daarvan hebben we hen gevraagd toe te lichten wat de voor- en nadelen waren. Nadat we die open hadden besproken, hadden we het idee dat het alternatieve beton goed zou uitpakken. Om de risico’s te minimaliseren, hebben we eerst nog samen eisen geformuleerd waaraan het beton minimaal zou moeten voldoen. Vervolgens is de tunnelmoot met dit beton gebouwd.”

Planningsmethodiek

Inmiddels is duidelijk dat het project binnen budget en op tijd zal worden afgerond. Volgens Bartholomeeusen is dat niet alleen het gevolg van het wederzijdse vertrouwen tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Ook de toegepaste planningsmethodiek, het zogeheten lean plannen heeft hieraan bijgedragen.

“Bij lean plannen maak je elke keer samen met alle betrokkenen – denk aan ontwerpers, de mensen bij de opdrachtgever die de deelontwerpen beoordelen, werkvoorbereiders, uitvoerders en onderaannemers – voor iedere fase van het project een planning. Elke deelnemer krijgt een serie ‘post-its’ met een eigen kleur, die hij op een grote planwand plakt. Als iedereen dat heeft gedaan, heb je niet alleen een goed overzicht van alle activiteiten, maar zie je ook waar knelpunten zitten en welke activiteiten maatgevend zijn voor het halen van de einddatum. Door die knelpunten en activiteiten samen te bespreken, kun je de planning optimaliseren. Als je als ontwerper bijvoorbeeld ziet dat de opdrachtgever vier weken nodig heeft om je deelontwerp te beoordelen, kun je aan hem vragen wat je extra aan het document moet toevoegen om de beoordeling sneller te laten verlopen. Als je dit proces regelmatig herhaalt, kun je met slimme oplossingen de oplevering fors versnellen.”

Assen, Drents Museum

Het Drents museum staat in het historische centrum van Assen op de plek van het voormalig klooster Maria in Campis. Toen het museum moest worden uitgebreid was duidelijk dat er binnen het oude kloostercomplex geen ruimte was. Architect Erick van Egeraat vond de oplossing in de ondergrond: hij ontwierp een nieuwe ondergrondse vleugel voor het museum net buiten het kloostercomplex.

Op 16 november 2011 heeft toenmalige Hare Majesteit Koningin Beatrix het vernieuwde Drents Museum geopend. De nieuwe ondergrondse uitbreiding heeft een oppervlak van in totaal tweeduizend vierkante meter. Daarvan komt de helft voor rekening van de nieuwe expositievleugel. Naast deze vleugel heeft het museum ook een nieuwe entree, een café en een grotere museumwinkel gekregen.

Nieuwe vleugel Drents Museum. (Foto: J. Collingridge)

Bouwkuip

Voor de bouw van de ondergrondse uitbreiding moest een grote bouwkuip worden gemaakt, bestaande uit twee rechthoekige delen die schuin achter elkaar liggen en via een relatief smalle sleuf met elkaar zijn verbonden. Door gebruik te maken van een waterdichte laag potklei op een diepte van achttien meter, was bronbemaling in de kuip niet nodig.

Vanwege het risico op schade aan de nabij gelegen monumentale bebouwing zijn voor de realisatie van de wanden van de bouwkuip drie verschillende technieken gebruikt. Voor het deel van de kuip dat het verst van de monumentale gebouwen af ligt zijn damwandplanken ingetrild, nadat de grond was losgeboord. Dichterbij, waar de kuip tussen de gebouwen ligt, zijn soilmix-wanden gemaakt. Bij deze trillingsvrije techniek is de lokale ondergrond met een frees tot in de laag potklei losgewoeld en vermengd met een cementmix, waardoor een stevige grond- en grondwaterkerende constructie is ontstaan.

De derde techniek, jetgrouten, is gebruikt voor het gedeelte van de bouwkuip dat onder het bestaande monumentale hoofdgebouw ligt. Ook dit is een trillingsvrije techniek. Via gaten in de vloer is met injectielansen een groutspecie onder hoge druk in de grond onder het gebouw geïnjecteerd. De groutkolommen die op deze manier zijn gevormd, hebben een diameter van circa 1,5 meter en een lengte van 13 meter. Om de stabiliteit van de verschillende delen van de bouwkuip te garanderen, zijn tijdelijk stempels geplaatst.

Koetshuis

Op de plek waar de bouwkuip moest komen stond een monumentaal koetshuis. Om de kuip te kunnen maken, is dit koetshuis opgevijzeld, voorzien van een stalen draagframe en vervolgens over een afstand van circa 25 meter verplaatst en daar tijdelijk ‘geparkeerd’. Nadat de ondergrondse bouw gereed was, is het koetshuis weer naar zijn oorspronkelijk plek geschoven. Daar is het een meter opgetild en op een glazen plint is geplaatst.

Het koetshuis – dat tussen het hoofdgebouw van het museum en de nieuwe vleugel in staat – is de entree voor het vernieuwde museum. Via een fraai vormgegeven trap dalen de bezoekers hier af naar de ondergrondse centrale hal, die volledig onder het maaiveld ligt. De glazen plint zorgt ervoor dat in deze hal daglicht naar binnenvalt. Vanuit de hal kunnen bezoekers twee kanten op, naar de nieuwe ondergrondse vleugel of naar de trap en lift die toegang bieden tot de exposities in het hoofdgebouw. De gehele ondergrondse ruimte is in wit uitgevoerd en valt op door vloeiende vormen en statige kolommen.

Het dak van de nieuwe ondergrondse expositievleugel steekt iets boven het maaiveld uit. Het is opgebouwd uit vier verspringende dakvlakken die ruimte bieden aan verticale lichtstroken. Via deze lichtstroken valt er indirect daglicht in de expositieruimte. Voor de dakconstructie zijn stalen liggers gebruikt. Op het dak is een openbare tuin aangelegd.

Aanleg daktuin (Foto: Drents Museum)

Structureel leren binnen en tussen projecten

“Structureel leren binnen en tussen grote infrastructurele projecten kan waarde toevoegen voor alle betrokken partijen, het onderhavige project en voor toekomstige projecten”, stelt hoogleraar en onderzoeker grote infraprojecten Marcel Hertogh. “Er wordt niet structureel geleerd binnen en tussen projecten. Er zijn wel kennisuitwisselingsgremia, maar er is geen onderzoeksprogramma waar op structurele basis wordt nagedacht, geëxperimenteerd, geleerd en dat aantoonbare impact heeft. Daar moeten we, gezien de ontwikkelingen, uitdagingen en ambities, wel naartoe.”

Marcel Hertogh hield tijdens het COB-congres op 20 september 2019 in de Gaasperdammertunnel een pleidooi voor een structurele aanpak van leren. Directe aanleiding voor zijn bijdrage aan het congres was de publicatie van het tweede boek over het kennistraject Gaasperdammertunnel, dat opdrachtgever (Rijkswaterstaat) en opdrachtnemer (aannemerscombinatie IXAS) bij aanvang van het project met elkaar zijn aangegaan. Alhoewel er nog een derde deel volgt, werd tijdens het congres het symbolische leerstokje al overgedragen aan de Kiltunnel. Deze tunnel wordt de komende jaren in bouwteamverband gerenoveerd. Opdrachtgever Wegschap Tunnel Dordtse Kil en aannemerscombinatie sKILs willen ervaringen en lessen delen ten aanzien van het werken in een bouwteam. Het COB nodigt opdrachtgevers en opdrachtnemers binnen andere (toekomstige) projecten uit om ook die stap te maken. De voordelen voor de betrokken partijen zijn evident, zo blijkt uit de analyse van Marcel Hertogh.

Gaasperdammertunnel als wegbereider

Marcel Hertogh ziet het leerproject rond de aanleg van de Gaasperdammertunnel als wegbereider voor een structureel programma voor het leren over projecten heen. Hij roemt de initiatiefnemers: “Het is dapper en visionair om zo’n programma in te durven gaan tijdens de bouw. Dat blijkt ook uit de bevindingen die in de tweede publicatie naar voren komen. Je moet stevig in je schoenen staan om zo’n traject, ook als het spannend wordt, vol te houden. Men heeft vastgehouden aan de openheid die nodig is om een leertraject echt tot resultaten en inzichten te laten leiden. Beide managementteams hebben hun collega’s gestimuleerd om open te zijn, zowel intern als tussen Rijkswaterstaat en IXAS. Ze gaven daarbij zelf het goede voorbeeld. Deze openheid toont de veiligheid die er binnen de teams is, en is een mooie illustratie van partnerschap en dienend opdrachtgeverschap.”

“De publicatie geeft inzicht voor de buitenwacht en is in dat opzicht een mijlpaal. Maar het is zeker geen eindpunt. Met de publicatie klikken Rijkswaterstaat en IXAS kennis en ervaring vast en leggen ze daarmee een basis voor verdere verdieping van het leerproces. Aan de onverwacht grote belangstelling vanuit het werkveld voor het kennistraject en de boeken merken we dat de behoefte daaraan groot is. Maar ook voor die enthousiastelingen geldt dat het hier niet bij kan blijven. De inzichten en geleerde lessen zullen opdrachtgevers en marktpartijen ook moeten personaliseren. Door een leerproces samen door te maken, kom je tot een structureel leer- en verbeterproces en kun je in projecten ook gemakkelijker de stap van een gesloten naar een open samenwerking maken.”

Het moet beter

Marcel Hertogh pleit niet voor niets voor een gerichte, proactieve inzet op structureel leren over projecten heen. Hij concludeert dat de optelsom van individueel leren op projectniveau niet per se tot betere resultaten leidt. Kijkend naar de grote uitdagingen die we in alle grote infrastructurele projecten terugzien, constateert hij dat we, ondanks alle inspanningen en uitzonderingen daargelaten, veelal stilstaan. Marcel Hertogh: “Het lukt nog steeds niet om projecten structureel binnen tijd en budget af te ronden en daarbij ook nog een gezonde bedrijfsvoering te realiseren. Toen ik in 1988 begon met werken, zei mijn baas Dick de Haan bij Volker: ‘We hebben vijftien procent faalkosten. Als we die eens zouden kunnen halveren, dan zou onze winst vervijfvoudigen! Laat staan als we de faalkosten geheel kunnen wegnemen …’ Nog niet zo lang geleden zag ik een onderzoek over faalkosten in de bouw en daar werd ook gesproken over vijftien procent. We zijn ruim dertig jaar verder en de faalkosten zijn niet echt verminderd. De intrinsieke motivatie om structureel te leren, komt dus niet alleen vanuit maatschappelijke motieven (binnen tijd en budget), maar ook vanuit de kans om je winst te verhogen.”

“EY onderzocht 365 megaprojecten van meer dan een miljard dollar in de olie- en gassector om tot de conclusie te komen dat slechts een derde met een maximum van tien procent kosten- en tijdoverschrijding werd afgerond. Uit een onderzoek van Cantarelli uit 2012 blijkt dat de kostenoverschrijding voor Nederlandse infrastructuurprojecten oploopt met gemiddeld 10,6% voor railprojecten, 18,6% voor wegprojecten en 21,7% voor vaste verbindingen als bruggen en tunnels. Het is dus terecht dat met argusogen naar de bouw wordt gekeken. Het trackrecord van onze projecten moet beter!”

Grote uitdagingen

Marcel Hertogh: “De urgentie om tot structureel leren te komen is groot. Daarbovenop hebben we te maken met verschillende, zich steeds sneller manifesterende ontwikkelingen. Een deel daarvan maakt projecten nog complexer; andere kunnen juist helpen om die complexiteit te beteugelen. Dan heb ik het over ontwikkelingen ten aanzien van de omvang van de opgave, convergentie, beschikbaarheid van mensen en middelen, duurzaamheid en digitalisering.

  • De omvang van de voorliggende opgave is inmiddels genoegzaam bekend. De piek die we in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw zagen in nieuwe infrastructurele projecten, zien we nu terug in de renovatie- en vervangingsopgave. Het heeft er even naar uitgezien dat dit zou samenvallen met een terugloop in nieuwbouwprojecten, maar daar lijkt vooralsnog geen sprake van. Complicerend bij de genoemde opgave is dat de winkel altijd open moet blijven. Met andere woorden, we streven steeds meer naar hindervrije renovatie en vervanging, waarbij de bereikbaarheid minimaal beïnvloed wordt.
  • Een tweede complicerende ontwikkeling is convergentie. Verschillende disciplines raken steeds meer met elkaar vervlochten. Denk daarbij aan een energieleverende sluis waar infrastructuur en energie samenkomen. Dat betekent ook dat partijen met elkaar moeten gaan samenwerken die dat tot nog toe niet zo vaak deden. We zien dit ook bij tunnels. We hebben het niet langer over een object, maar over een onderdeel van een systeem, waardoor infrastructuur en leefbaarheid in projecten samenkomen.
  • Een derde complicerende factor is de beschikbaarheid van mensen en middelen, of liever het gebrek daaraan. Ook dat gegeven noopt tot slimmere oplossingen en voedt de noodzaak tot structureel leren. Duurzaamheid en circulariteit zie ik niet per se als complicerende factor, omdat ambities op dat vlak vaak ook tot onverwachte koppelkansen leiden. Het is wél een belangrijke component in het leerproces dat we moeten doormaken. Duurzaamheid en circulariteit vergen niet alleen andere materialen en processen, maar vooral ook een andere manier van denken.
  • Een nog niet volledig geëxploreerde ontwikkeling betreft de digitalisering. Toepassing van BIM en robotisering bevorderen efficiëntie en industrialisatie. Onderdelen binnen het tunnelprogramma van het COB, zoals de ontwikkeling van digitale tunneltweelingen, zijn met het oog op beteugeling van de complexiteit zeer hoopgevende ontwikkelingen. Ontwikkelingen op het gebied van big data zullen tot nieuwe inzichten leiden. Tegelijkertijd leidt een meer datagedreven werkwijze tot verbreding van het aantal disciplines binnen projecten en een versterkte roep om interdisciplinaire samenwerking.”

Tussen willen en kunnen

“Leren en samenwerken. Niemand is erop tegen. Wie je het ook vraagt, iedereen ziet de noodzaak. Dat maakt de vraag waarom het niet altijd gebeurt, des te interessanter”, aldus Marcel Hertogh. “Ik hoor vaak: mijn project is uniek. Dat klopt. Elke opgave is weer anders: een andere locatie, andere spelers, andere oplossingen. Maar als we goed kijken, zien we dat ze toch wel erg op elkaar lijken. Veel is hetzelfde. Is de ene tunnel echt zoveel anders dan de andere? Minimaal tachtig tot negentig procent is bekend werk. Dat betekent dus dat we over en weer tussen projecten van elkaar kunnen leren. En hoe ga jij om met die tien tot twintig procent? Ook daar kun je van elkaar leren!”

“We krijgen gelukkig wel steeds meer inzicht in de voorwaarden voor leren over projecten heen. En we zien dat een aantal van die voorwaarden steeds beter en breder wordt ingevuld. Ten eerste is er sprake van toenemende bewustwording. We zien dat onder andere aan de belangstelling voor de resultaten van het kennistraject bij de Gaasperdammertunnel en de eerder uitgevoerde evaluatie van de Sluiskiltunnel. Opdrachtgevers en opdrachtnemers herkennen een gezamenlijk belang. Een tweede belangrijke voorwaarde is het structureel inbedden van individueel leren. Voor dat aspect is Neerlands Diep een gremium met toegevoegde waarde. Daar kan men inmiddels bogen op tien jaar opleidingen en praktijkprojecten op basis waarvan we belangrijke inzichten hebben gekregen in individuele leertrajecten en leren in projecten.”

“De conclusie is dat persoonlijke ontwikkeling leidt tot de bewustwording en gedragsverandering die nodig zijn om tot structureel leren te komen. Een belangrijke volgende stap is dat ook de markt structureel kiest voor individueel leren en overheid en markt open voor elkaar staan, zodat bewustwording en gedrag aan beide zijden van de tafel op gelijk niveau aanwezig zijn. De uitdaging voor de sector ligt verder in het dichten van de kloof tussen weten dat leren belangrijk is, en de gezamenlijke inspanning van opdrachtgevers en opdrachtnemers om leren structureel in te bedden. Ook de wetenschap kan en moet daarin een bijdrage leveren. We zien bij een leerproject als van de Gaasperdammertunnel dat die drie elementen – individueel leren, projectmatig samen leren (met link naar moederorganisaties) en wetenschappelijk analyseren en concluderen – bij elkaar komen en elkaar kunnen versterken.”

De uitdaging ligt in het dichten van de kloof tussen weten dat leren belangrijk is, en de gezamenlijke inspanning om leren structureel in te bedden.

Co-creatie aan de voorkant

“Het gezamenlijk inbedden van leren in projecten door opdrachtgevers en opdrachtnemers moet idealiter aan de voorkant van een project worden geregeld. Gezamenlijk leren in projecten is een vorm van co-creatie. Het recente onderzoek The co-creation of values-in-use at the front end of infrastructure development programs door Yan Liu en Alfons van Marrewijk laat zien dat co-creatiesessies aan de voorkant van een project bijdragen ​​aan de waarde van programma’s. In het abstract staat: ‘We hebben een actie-onderzoekbenadering gebruikt in combinatie met observatie van deelnemers, documentanalyse en interviews met deelnemers om de betrokkenheid van belanghebbenden te bestuderen in co-creatie-sessies aan de voorkant van een Nederlands programma voor infrastructuurontwikkeling. De bevindingen tonen aan dat de klant van plan was een waarde (value-for-firm) te realiseren die concurreerde met de waarden van marktpartners. Door deel te nemen aan co-creatiesessies met de klant, creëerden marktpartners en kennispartners drie reeksen waarden (gebruikswaarde): commerciële, intellectuele en samenwerkingswaarden.’ Die drie waarden zijn ook de ‘drivers’ voor projectleren. De commerciële waarde bestaat uit de toekomstige businesskansen die je samen creëert. De intellectuele waarde gaat over kennis delen, en de samenwerkingswaarde betreft het positieve effect op de onderlinge relatie. Dat laatste is ook wat we nadrukkelijk bij de Gaasperdammertunnel zien. Leren als gezamenlijk doel maakt je sterker, leidt tot betere prestaties én verbetert de samenwerking binnen het gehele project.”

“Samenwerking ligt in het centrum van projecten. Wanneer de projectomgeving is gericht op samenwerking, voelen teamleden zich thuis en kunnen zij hun ei kwijt. Bij de Gaasperdammertunnel zijn de projectmanagers verbinders die mensen inspireren om samen te werken om een ​​gemeenschappelijk doel te bereiken, ondanks verschillen in achtergronden, werkmethoden e.d. Zij laten zien dat een verbindende cultuur in projectteams niet alleen werkt om leren te bevorderen, maar ook om beter resultaten te boeken.”

Links Wouter Boonzaaijer, rechts Louis van der Hoeven. (Foto: Vincent Basler)

‘Het venijn zit in de start, niet in de staart’: een van de lessen die is opgedaan tijdens de samenwerking binnen het convenant Samenwerken in de buitenruimte. De gemeente Rotterdam, Evides en Stedin sloten het convenant voor onderhoudsprojecten voor riolering, kabels en leidingen in de ondergrond eind 2015. De kostenreductie kan oplopen tot twintig procent, en drie tot vijf maanden uitvoeringswinst is mogelijk.

Het is steeds vanzelfsprekender geworden om onderhoudsprojecten, waarvan er veertig ingepland zijn, vanuit een gezamenlijke doel aan te pakken: hinder beperken en kosten reduceren. Het ‘voorkomen van gedoe’ kan tot wel twintig procent reductie van uitvoeringskosten leiden, onder andere doordat aannemers niet onnodig op elkaar hoeven te wachten. Snellere, effectievere uitvoering leidt tot minder hinder voor omwonenden. Bovendien is een van de convenantafspraken dat er na afronding van een project vijf jaar graafrust geldt.

Het convenant werd gesloten met het oog op het toekomstbestendig maken van het energie-, drinkwater-, gas- en rioleringsnetwerk in Rotterdam. Er was nog geen sprake van ‘aardgasloos’, maar duidelijk was wel dat er een flinke vervangingsoperatie aankwam. Louis van der Hoeven, procesadviseur van het convenant: “We weten dat we als Stedin jaarlijks 120 kilometer aan verouderde gasleidingen (waarvan 40-50 kilometer in Rotterdam) door kunststof moeten vervangen. In het kader van dat project was ik al bezig om tot afstemming te komen met gemeenten en waterbedrijven. Dat leidde tot goede ervaringen en de wens om structureel samen te werken. Zo ben ik in de voorfase bij het convenant betrokken geraakt.”

De gemeente Rotterdam stond voor een soortgelijke uitdaging met een jaarlijkse vervangingsopgave van veertig kilometer riool. Wouter Boonzaaijer: “Willen we onze vervangingsopgaven goed doen, dan is een goede en vergaande samenwerking essentieel. Het convenant zorgt ervoor dat we eerder samen aan tafel zitten en niet pas op straat met elkaar de problemen oplossen. Dat is gelukt. Nu ligt er de uitdaging om deze werkwijze te verbreden naar alle projecten in de stad.”

“We zijn begonnen met het delen van de uitvoeringsplanningen”, vertelt Wouter Boonzaaijer. “Samen uitvoeren was op dat moment nog een stap te ver. Op basis van de onderhoudsbehoefte komen we tot gezamenlijke projecten. In de praktijk geeft de samenwerking druk op de ketel om tot meerjarige onderhoudsprogramma’s te komen. Als de vervangingsvraag bekend is, kun je afspraken maken over de uitvoering.”

Wouter Boonzaaijer vervolgt: “Gelukkig kwam ik Louis tegen: hij had veel ervaring met de uitvoering van projecten. We vullen elkaar aan. Ik werk bij de gemeente Rotterdam, maar ik word als onafhankelijk intermediair betaald door de drie partijen. Louis is in dienst van Stedin, maar ook dat maakt in de praktijk niet uit. We hebben hetzelfde doel.”

Om tot gezamenlijke uitvoering van projecten te komen, moest onder andere overeenstemming worden bereikt over de aanbesteding. De gemeente Rotterdam werkte met RAW-aanbestedingen per project, terwijl Evides en Stedin gewend waren met raamcontracten te werken. Gezamenlijk is men tot vijf contractvarianten gekomen, variërend van conventioneel (ieder voor zich) tot gezamenlijke bestekvorming, aanbesteding en gunning.

Praktische invulling

“De samenwerking wordt gekenmerkt door ‘learning by doing’, stelt Wouter Boonzaaijer. “We durven uit te proberen en we evalueren ook goed. Dat is de kracht. De samenwerking begint met planning en afstemming, drie tot vijf jaar vooruit. Dat betekent dat je in het hele proces, van planning tot oplevering, samenwerkt. Daarbij gaat het soms om grote projecten die in fases worden uitgevoerd, maar in totaal wel tien jaar kunnen beslaan. Dan kom je op steeds meer terreinen tot samenwerking, bijvoorbeeld om de in- en externe communicatie te verbeteren.” Louis van der Hoeven: “We hebben drie projecten gebruikt als pilot, waarbij we de bevindingen per fase steeds hebben geïntegreerd in het volgende project. De grootste opgave daarbij was om nieuwe collega’s steeds weer bij te praten en mee te nemen in de nieuwe werkwijze. Het venijn zit in de start, niet in de staart.”

Een van de eerste projecten waarin ervaring werd opgedaan, is de rioolvernieuwing bij de Schiedamsevest in het centrum van Rotterdam. Kennispartner BouwTV maakte een aflevering over dit pilotproject.
>> Lees ook ‘Virtueel dienstbaar aan de fysieke stad’

Resultaten

Naast de kwalitatieve resultaten, wordt geprobeerd om de resultaten in tijd en kosten te kwantificeren. Twee projecten zijn inmiddels zover afgerond dat een volledige kostendoorrekening mogelijk is. Wouter Boonzaaijer: “Zo door de oogharen heen denk ik dat de kostenreductie kan oplopen tot twintig procent, en dat drie tot vijf maanden uitvoeringswinst mogelijk is. Maar we hebben nu nog niet voldoende ervaringscijfers om dat voordeel al op voorhand te kunnen inboeken. Verder zien we als positief resultaat dat partijen elkaar ook bij andere projecten gemakkelijk weten te vinden en bijvoorbeeld calamiteiten makkelijker kunnen oplossen.”

Louis van der Hoeven: “We hebben in Hoogvliet met een calamiteit te maken gehad, terwijl we al in de voorfase van het onderhoudstraject zaten. We zagen dat we daar direct samen konden optrekken, omdat de bruggen al waren gebouwd. Bovendien gaan we nu een volledig RAW-bestek maken, omdat verschillende contractvormen niet handig bleken te zijn. Op deze manier kunnen we efficiënt en eenduidig projecten op de markt gaan zetten.”

Partijen weten elkaar ook bij andere projecten gemakkelijk te vinden en kunnen bijvoorbeeld calamiteiten makkelijker oplossen.

Verbreding

Louis van der Hoeven: “In het kader van de energietransitie komt er veel op ons af. Het convenant kan helpen ook warmtepartijen mee te nemen in de afstemming die daarvoor nodig is.” Wouter Boonzaaijer: “We zijn nu bezig op lange termijn de kaarten van alle projecten, programma’s en beleidsplannen over elkaar heen te leggen. Zo kunnen we zien wat waar staat te gebeuren en in welke periode dat het meest effectief kan plaatsvinden. Dat doen we bijvoorbeeld ook met woningbouwcorporaties en VVE’s, vanuit hetzelfde principe als het convenant. Samen onderzoeken we welke variant tot de laagste maatschappelijke kosten leidt en vervolgens maken we afspraken over de verdeling. Die gedachte biedt ook input voor de opgave voor de energietransitie. We hebben de convenantstuurgroep in dat kader al uitgedaagd: ‘Zouden er niet meer partijen tot het convenant moeten toetreden?’ Het nieuwe collegeprogramma ‘Nieuwe energie voor Rotterdam’ maakt het belang van afstemming in de ondergrond alleen maar groter.”

Stedin trekt elders in het verzorgingsgebied waar mogelijk ook op met andere waterbedrijven. En zowel Stedin als Evides, die allebei een groter verzorgingsgebied hebben dan de gemeente Rotterdam, gebruiken de ervaringen met het convenant om ook met andere gemeenten afspraken te maken. Wouter Boonzaaijer: “Dordrecht heeft gebeld en is heel erg geïnteresseerd in onze aanpak. Dat geldt ook voor Delft. En het Havenbedrijf Rotterdam heeft aangegeven te willen meeliften op het convenant voor een project in de Waalhaven.”

Zinkvoegen

Over de levensduurverwachting van zinkvoegen in tunnels in Nederland blijkt veel onzekerheid te bestaan. Het COB-netwerk heeft daarom een commissie ingesteld om onderzoek te doen. Op 10 december 2014 is de eerste rapportage opgeleverd. Daarna is de commissie verder gegaan met praktijkonderzoek. Inmiddels is duidelijk dat de opgaven breder zijn. De commissie is daarom opgenomen in het tunnelprogramma.

Zinkvoegen in tunnels in Nederland zijn nauwelijks inspecteerbaar en niet vervangbaar. Lekkage van de voegconstructies kan echter leiden tot onverwachte en langdurige afsluiting van rijstroken van de tunnels, met grote economische schade en hoge herstelkosten voor de tunnelbeheerders tot gevolg.

Tunnelprogramma

Omdat de instandhoudingsopgave zich niet beperkt tot zinkvoegen, is het onderzoek naar de levensduur van ondergrondse constructies onderdeel geworden van het tunnelprogramma. Binnen de ontwikkellijn Civiel anders (ver)bouwen wordt de commissie uitgebreid en anders ingericht. Er komen subcommissies over drie onderwerpen: voegen, deformaties van tunnels en degradatie van materialen. Daarboven komt een overkoepelende stuurgroep die de samenhang en kwaliteit van het onderzoek borgt.
>> Lees meer

In mei 2013 werd de Tweede Coentunnel opengesteld voor verkeer. Direct daarna is gestart met de renovatie van de Eerste Coentunnel. De Coentunnel Company is via een DBFM-contract tot en met 2037 verantwoordelijk voor het onderhoud van beide Coentunnels. (Foto: Beeldbank RWS/Aerophoto Schiphol)

Eerste fase

De Coentunnel Company benaderde in 2013 het COB om het probleem – in samenwerking met het netwerk – structureel te analyseren en beheersbaar te maken. Er is gekozen voor een gefaseerde aanpak waarbij op basis van een beperkt budget binnen een redelijke termijn de eerste resultaten kunnen worden bereikt. In de eerste fase gaat het niet om die ene volledig uitgewerkte optimale oplossing, maar om het bepalen van kansrijke oplossingsrichtingen en het komen tot onderzoeksvoorstellen.

Na de uitvraag in augustus 2013 zijn er zestien experts uit het COB-netwerk aangesteld. Op 30 september 2013 kwamen zij voor het eerst bij elkaar, onder leiding van COB-coördinator Brenda Berkhout. Tijdens de startbijeenkomst is er direct inhoudelijk naar het probleem gekeken. Alex Kirstein van de Coentunnel Company vertelde over hun onderzoek naar de zinkvoegconstructies in de Eerste Coentunnel en Leo Leeuw, voormalig uitvoeringsingenieur bij Rijkswaterstaat en nu adviseur bij Nebest, gaf een presentatie over zijn onderzoek naar dilatatievoegen (zie rapport rechts).

Vervolgens is bepaald waar het huidige onderzoek zich op moest richten: het stoppen van bestaande lekkages en het voorkomen van nieuwe. Hiervoor is meer inzicht in het aantastingsmechanisme nodig en moet er een analyse komen van incidenten. Wanneer is interventie noodzakelijk? Welke monitorings- en inspectietechnieken zijn geschikt? Het afdichtingsysteem moet worden bekeken, evenals de wapening van de tandconstructie.

Het doel was niet om alle voegen in alle tunnels in beeld te hebben, maar te kijken naar de tunnels waarvan er informatie binnen de werkgroep beschikbaar is. Dit waren bijvoorbeeld tekeningen, details en conserveringsinformatie. De leden hebben deze informatie meegenomen naar de werksessies en met elkaar doorgenomen. Daarnaast hebben de werkgroepleden contact opgenomen met collega’s om extra informatie in te winnen.

Na diverse werksessies in 2013 en 2014 is op 10 december 2014 de rapportage Instandhouding zinkvoegen opgeleverd. Het rapport omvat de probleemanalyse, oplossingen of oplossingsrichtingen op basis van de beschikbare kennis en voorstellen voor nader onderzoek.

Praktijkonderzoek

Ter aanvulling op het rapport uit 2014 is extra endoscopisch onderzoek uitgevoerd bij vier tunnels: de Drechttunnel, de Noordtunnel, de Kiltunnel en de Vlaketunnel. In februari 2015 zijn de resultaten hiervan opgeleverd. Op basis hiervan is de commissie verdergegaan met praktijkonderzoek. Zo is een aantal voegen van de Heinenoordtunnel onderzocht. De onderzoeksresultaten bevestigen het beeld dat tijdens de eerdere onderzoeken in de Drecht-, Noord, Vlake- en Kiltunnel verkregen is. Daarbij is onder andere in alle voegen water aangetroffen dat van de weg afkomstig is. In een aantal gevallen is corrosie op de klemlijsten en bouten van de klemverbinding waargenomen. In de Kiltunnel is bij één bout een forse staalafname gemeten, waarbij zowel vóór als achter de klemstrip onderzoek is verricht. Vraag is nu in hoeverre hier sprake is van een probleem. Functioneert het Gina-profiel nog en zo ja, voor hoe lang? Hoeveel staalafname is toelaatbaar? Zijn we in staat om bouten en klemlijsten te vervangen?

Op 9 oktober 2015 heeft Nebest, samen met RWS, endoscopisch onderzoek uitgevoerd in de Kiltunnel in Dordrecht. (Foto: COB)

Deelnemers

Klik op het bedrijfslogo voor de deelnemende personen

BAM Infraconsult B.V. -

Locatie: Gouda, H.J. Nederhorststraat 1
Nhut Nguyen, rol: Lid

BESIX S.A. -

Locatie: Brussel, Avenue des Communautés 100
Jan van Steirteghem, rol: Lid

COB -

Locatie: Delft, Van der Burghweg 2
, rol: Begeleider/Facilitator

DEME Infra NL B.V. -

Locatie: Dordrecht, Kilkade 2
Lode Franken, rol: Lid

DEME Infra NL B.V. - DEME Infra

Locatie: Dordrecht, Kilkade 2
Hans Mortier, rol: Lid
Ruben van Montfort, rol: Secretaris

Elumint B.V. -

Locatie: Zoetermeer, Lenastroom 3
Harry de Haan, rol: Lid

Gemeente Rotterdam Stadsontwikkeling -

Locatie: Rotterdam, Wilhelminakade 179
Kees Blom, rol: Lid

Kiltunnel -

Locatie: Dordrecht, Kiltunnelweg 100
Arie Bras, rol: Lid

MH Poly Consultants & Engineers B.V -

Locatie: Bergen Op Zoom, Peter Vineloolaan 46b
Bard Louis, rol: Lid

Mobilis TBI infra -

Locatie: Apeldoorn, Fauststraat 3
Gerard van den Berg, rol: Lid

Movares Nederland B.V. -

Locatie: Utrecht, Daalseplein 100
Peter Hoogen, rol: Lid
Jan Jonker, rol: Lid

Nebest B.V. -

Locatie: Vianen, Marconiweg 2
Jan Kloosterman, rol: Secretaris
Leo Leeuw, rol: Lid

Port of Rotterdam Havenbedrijf Rotterdam N.V. -

Locatie: Rotterdam, Wilhelminakade 909
Egbert van der Wal, rol: Lid

ProRail B.V. -

Locatie: Rotterdam, Delfseplein 27j
Edwin Westerduijn, rol: Lid

Rijkswaterstaat PPO Programma's, Projecten en Onderhoud -

Locatie: Haarlem, Surinamepad 90
Martijn Blom, rol: Lid

Rijkswaterstaat PPO Programma's, Projecten en Onderhoud - Rijkswaterstaat GPO

Locatie: Haarlem, Surinamepad 90
Carolien Nieuwland, rol: Lid

Rijkswaterstaat PPO Programma's, Projecten en Onderhoud - Rijkswaterstaat GPO

Locatie: Haarlem, Surinamepad 90
Harry Dekker, rol: Opdrachtgever

Rijkswaterstaat PPO Programma's, Projecten en Onderhoud - Rijkswaterstaat GPO

Locatie: Haarlem, Surinamepad 90
Ad Nieuwenhuyzen, rol: Lid

Rijkswaterstaat PPO Programma's, Projecten en Onderhoud - Rijkswaterstaat GPO

Locatie: Haarlem, Surinamepad 90
Gerrit Wolsink, rol: Lid

Rijkswaterstaat PPO Programma's, Projecten en Onderhoud - Rijkswaterstaat GPO

Locatie: Haarlem, Surinamepad 90
Theo van Maris, rol: Lid
Stephan van der Horst, rol: Lid

RoyalHaskoningDHV Nederland B.V. -

Locatie: Amersfoort, Laan 1914 35
René Kuiper, rol: Lid

Strukton Infra Specials -

Locatie: Utrecht, Westkanaaldijk 2
Nico Vink, rol: Lid

Trelleborg Ridderkerk B.V. -

Locatie: Ridderkerk, Verlengde Kerkweg 15
Frans Melchers, rol: Lid
Joel van Stee, rol: Lid

TU Delft Faculteit Civiele Techniek & Geowetenschappen -

Locatie: Delft, Stevinweg 1
Wout Broere, rol: Lid

Tunnel Engineering Consultants -

Locatie: Amersfoort, Laan 1914 No 35
Hans de Wit, rol: Lid

Van Hattum en Blankevoort -

Locatie: Vianen, Lange Dreef 13
Sallo van der Woude, rol: Lid

Witteveen+Bos -

Locatie: Rotterdam, Blaak 16
Brenda Berkhout, rol: Voorzitter

Rijkswaterstaat overweeg 'Knoppentrainer A4DS' in te zetten als generiek opleidingsinstrument

In de A4-landtunnel tussen Delft en Schiedam is aannemerscombinatie A4all druk bezig met het installeren van alle tunneltechnische installaties. Daarna volgt nog een uitgebreide testperiode. De wegverkeersleiders in de verkeerscentrale van Rijkswaterstaat zijn ondertussen al grotendeels opgeleid in het bedienen van deze installaties. Daarvoor is gebruik gemaakt van de ‘Knoppentrainer A4DS’, een trainingssysteem dat Covalent voor A4all heeft ontwikkeld.

“In de Tunnelwet staat dat de wegverkeersleiders die een tunnel gaan bedienen, hiervoor aantoonbaar moeten zijn opgeleid”, vertelt Diderick Oerlemans van Covalent. “Om aan deze eis te voldoen, leren verkeersleiders meestal op basis van een kopie van de software die voor de tunnel is ontwikkeld, hoe ze alle installaties moeten bedienen en wat ze moeten doen bij calamiteiten. Het lastige is dat deze software vaak pas op een laat moment, vlak voor de geplande openstelling, gereed is en dan ook nog getest moet worden. Daardoor is er weinig tijd beschikbaar voor het opleiden. Als je dan weet dat de verkeersleiders in ploegendiensten werken en niet eenvoudig in een opleidingstraject kunnen worden ingeroosterd, snap je dat hierdoor de planning onder druk kan komen te staan.”

Een oplossing voor dit probleem is volgens Oerlemans het tijdig ontwikkelen van een trainingssysteem waarmee je de bediening van de tunneltechnische installaties nabootst. Je hoeft dan niet met de opleiding te wachten totdat de tunnelsoftware klaar is, maar kunt al beginnen zodra het ontwerp voor alle installaties gereed is. In opdracht van aannemerscombinatie A4all heeft Covalent voor Rijkswaterstaat een dergelijk trainingssysteem ontwikkeld. Oerlemans: “In de meeste contracten voor tunnels is opgenomen dat de opdrachtnemer een systeem moet leveren, waarmee Rijkswaterstaat als tunnelbeheerder zijn OTO-programma – dat staat voor opleiden, trainen en oefenen – kan uitvoeren.”

Sandra van der Linden, die bij de Projectorganisatie A4 Delft-Schiedam van Rijkswaterstaat zit, vult aan: “Ook in het contract met A4all was een systeem voor OTO opgenomen. Dit systeem was echter primair bedoeld voor het ontwerpen en testen van het bedienings- en besturingssysteem en zou daardoor pas op een laat moment beschikbaar zijn voor het OTO-programma. Daarom hebben we een aanvullende opdracht gegeven om trainingssoftware te ontwikkelen. Uiteindelijk heeft A4all hiervoor Covalent als onderaannemer ingehuurd.” Oerlemans: “Toen A4all ons vroeg, hebben we direct aangegeven dat het voor ons belangrijk was dat de Projectorganisatie A4 Delft-Schiedam van Rijkswaterstaat en de landelijke dienst Rijkswaterstaat Verkeer- en Watermanagement onze aanbieding zou accepteren. A4all kon zich hierin vinden en wij hebben vervolgens aan Rijkswaterstaat gevraagd welke eisen zij stelden aan de trainingssoftware.”

Rijkswaterstaat legt met A4all 7 kilometer nieuwe snelweg aan van Delft tot aan het Kethelplein. Van de 7 kilometer wordt 2,6 kilometer van de nieuwe weg half verdiept aangelegd (vanaf Delft). Hierna volgt 1,4 kilometer verdiepte weg tot aan de bebouwing bij Vlaardingen en Schiedam. Daar verdwijnt de snelweg in een landtunnel van 2 kilometer. Hierna kruist de A4 het knooppunt Kethelplein om vervolgens aan te sluiten op de bestaande A4 naar de Beneluxtunnel en de A20. (Beeld: Rijkswaterstaat/A4all)

Eisen en wensen

“Samen met Mark Goudzwaard, adviseur tunnelveiligheid bij de regionale dienst Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid die de A4-tunnel straks gaat beheren, en Roel Benthem van Verkeer- en Watermanagement ben ik gaan bespreken wat we wilden”, vertelt Van der Linden. “Al vrij snel waren we eruit dat we een systeem wilden waarmee we (coördinerend) wegverkeersleiders kunnen leren hoe ze alle tunneltechnische installaties moeten bedienen, en waarmee we de leerdoelen op het gebied van bediening kunnen afdekken, zoals die zijn geformuleerd in de leidraad OTO uit de Landelijke Tunnelstandaard.”

Goudzwaard: “Voor ons stond verder voorop dat de graphical user interface, het bedieningsscherm, conform de Tunnelstandaard moest zijn. Ook wilden we dat het systeem gelijktijdig door meerdere personen gebruikt kan worden en dat het web-based is, zodat we voor trainings- en opleidingsactiviteiten niet aan een specifieke locatie gebonden zijn.” Daarnaast is gevraagd een trainersomgeving aan het systeem toe te voegen. Hiermee kunnen trainers detectiesignalen opwekken waarop de trainee moet reageren. Denk hierbij aan het activeren van detectielussen en het openen van hulppostkasten of vluchtdeuren.

Landelijke Tunnelstandaard

“De trainingssoftware was natuurlijk primair voor de A4-tunnel bedoeld”, stelt Benthem, “maar vanaf het begin wilden we de mogelijkheid hebben om de software te kunnen omvormen tot een generiek trainingsinstrument. Met een dergelijk instrument hoeven we namelijk niet voor elk volgend tunnelproject iets nieuws te laten ontwikkelen. En aangezien de A4-tunnel voor circa vijfentachtig tot negentig procent overeenkomt met een ‘standaardtunnel’, bood dit project goede kansen om de basis voor een generiek instrument te ontwikkelen.”

Door het meenemen van de wensen van Rijkswaterstaat is het gesimuleerde gedrag van de ‘Knoppentrainer A4DS’, zoals het systeem heet, gelijk aan dat van een tunnel die gebouwd is volgens de Tunnelstandaard. Het bedieningsscherm is ook volledig conform de standaard vormgegeven. Verder heeft Covalent voor een softwarearchitectuur met drie lagen gekozen, die het mogelijk maakt de Knoppentrainer A4DS met relatief weinig inspanningen geschikt te maken voor een andere tunnel.

Scrum

Tijdens de ontwikkeling van de trainingssoftware heeft Covalent gewerkt met de zogeheten scrummethodiek. “Normaal gebruiken we ‘scrummen’ om de specificaties stapsgewijs te verhelderen”, legt Oerlemans uit. “Dit keer hebben we de methodiek op een iets andere manier toegepast, namelijk om samen met alle betrokken – de projectorganisatie, de dienst Verkeer- en Watermanagement, inclusief de wegverkeersleiders, en de Landelijk Tunnelregisseur (LTR) – te testen of de deelproducten aan hun wensen voldeden. Dat heeft uitstekend gewerkt. Tot onze verrassing gingen de discussies tijdens de scrumsessies veel meer over de Tunnelstandaard dan over de deelproducten die wij hadden opgeleverd. Zo was er geregeld discussie tussen de wegverkeersleiders en een vertegenwoordiger van de LTR. In de standaard staat bijvoorbeeld dat elk stoplicht handmatig op rood, groen en geel moet worden gezet. Bij de wegverkeersleiders leidde dat tot verbaasde reacties aangezien ze dat in de praktijk nooit doen en ook niet zouden willen. Doordat we alle partijen bij elkaar zaten, kon dit direct worden besproken.”

Roel Benthem kijkt ook tevreden terug op de scrumaanpak: “Door de trainers en (coördinerend) wegverkeersleiders vanaf het begin te betrekken bij de ontwikkeling van de Knoppentrainer is het ook hun project geworden en is het draagvlak voor het instrument groot. En doordat het ontwikkelen van de software is losgekoppeld van de realisatie van de A4-tunnel, hebben we ook veel meer tijd en ruimte om onze mensen op te leiden en te trainen. Niet alleen is het probleem verholpen dat we pas op het allerlaatste moment daarmee kunnen beginnen, ook zitten testen en opleiden elkaar niet meer in de weg. Zo waren er bij tunnelprojecten tot nu toe vaak maar twee computers beschikbaar die de aannemer wilde gebruiken voor het testen van de software en tunneltechnische installaties, terwijl wij onze mensen moesten opleiden.”

Enthousiast

Covalent heeft de Knoppentrainer A4DS volgens planning en budget opgeleverd en inmiddels is het OTO-programma volop aan de gang. Volgens Benthem zijn zowel de wegverkeersleiders van de verkeerscentrale Zuidwest-Nederland in Rhoon, als de trainers van Rijkswaterstaat, enthousiast en hebben ze weinig op- en aanmerkingen op het instrument. Op grond van deze ervaringen bekijkt de dienst Verkeer- en Watermanagement of de Knoppentrainer landelijk kan worden geïmplementeerd als generiek trainingsinstrument voor alle nieuwe tunnelprojecten. Benthem: “Doordat het een web-based instrument is, kan iedereen ermee trainen en oefenen. Natuurlijk heeft iedere tunnel zijn specifieke kenmerken. Om daarmee te leren omgaan, moet de Knoppentrainer A4DS voor elke tunnel worden aangepast. Met Covalent willen we daarover afspraken maken. Verder gaan we kijken of we bij lopende contracten kunnen regelen dat opdrachtnemers de Knoppentrainer A4DS als basis gebruiken en zelf ervoor zorgen dat de specifieke kenmerken van de betreffende tunnel worden ingebouwd.”

Parkeergarage Houtwal

Om in de binnenstad voldoende parkeergelegenheid te creëren zonder dat dit ten koste gaat van de leefbaarheid van het centrum, heeft de gemeente Harderwijk een nieuwe parkeergarage laten bouwen aan de Houtwal.

De garage is rond, heeft een diameter van 60 meter en biedt plaats aan 450 voertuigen. In het midden heeft hij een groot glazen dak, dat ervoor zorgt dat tot onderin – ruim 21 meter beneden het maaiveld – daglicht valt. De parkeerlagen hebben de vorm van een spiraal en liggen rond de lichtschacht die een doorsnede heeft van 12 meter. Op weg naar beneden komen bezoekers nergens een pilaar tegen. Voor het verlaten van de garage is een aparte rijbaan gemaakt rond de lichtschacht, die automobilisten zonder obstakels naar de uitgang voert.

Automobilisten rijden als in een kurkentrekker naar beneden. (Beeld: Gemeente Harderwijk)

Diepwanden

De garage is aanbesteed als design-and-constructcontract, en ontworpen en gebouwd door bouwcombinatie Houtwal. Voor de bouw zijn diepwanden gemaakt tot een diepte van 24,5 meter, waarbij elk paneel ongeveer 8 meter breed is en 1,2 meter dik. Een rubberen slab tussen de diepwanden zorgt voor een goede waterdichte afsluiting.

Nadat de ring van diepwanden gereed was, is het grootste deel van de grond hydraulisch ontgraven om overlast voor de omgeving door vrachtwagens te voorkomen. Het natte zand is opgezogen en via een persleiding naar een depot verpompt. De leidingen hiervoor zijn tijdelijk in het gemeentelijke riool aangebracht.

Tijdens graafwerkzaamheden zijn resten van een oude stadspoort ontdekt. Deze zijn gerestaureerd en staan tentoongesteld op de onderste verdieping van de parkeergarage.

Onderwaterbeton

De onderste vloer van de garage bestaat uit onderwaterbeton. Om opdrijven van deze vloer te voorkomen zijn ruim 400 GEWI-ankers aangebracht met een lengte van 34 meter. De paalpunten van deze ankers zitten 53 meter onder het maaiveld.

Voorafgaand aan het storten van het onderwaterbeton is een wapeningslaag van een meter dik aangebracht, die ervoor zorgt dat de vloer niet opbolt. Na uitharding van het onderwaterbeton bleek de aansluiting tussen de vloer en wanden nog niet volledig waterdicht. Daarom hebben duikers gaten door het beton geboord en met injectielansen een expanderende tweecomponentenhars geïnjecteerd tussen de vloer en de wanden. Toen de lekkage was verholpen, heeft de bouwcombinatie het water uit de bouwput gepompt en is begonnen met de afbouw.

Eerst is bovenop het onderwaterbeton een constructieve vloer gemaakt van 75 centimeter dik. Vervolgens zijn de middenkoker en de trappenhuizen gebouwd. Vanuit de trappenhuizen zijn de kolommen gesteld waarop de prefab betonnen parkeerdekken steunen. Het betreft acht betonnen kolommen voor de middenring en zestien voor de buitenring. Het niet-glazen deel van het dak bestaat uit ruim vijftig betonnen dakliggers met een gewicht van elk zestien ton. Het dak is voorzien van gras en het glas is beloopbaar om het gebied een parkachtige uitstraling te geven.

Sprinkler-installatie

De parkeergarage is voorzien van energiezuinige, dimbare led-verlichting. In totaal gaat het om 650 led-armaturen die vier standen hebben: 30, 25, 20 en 15 Watt. Verder is de garage uitgerust met een sprinklerinstallatie. Bij brand gaan de sprinklers nabij het vuur direct sproeien, zodat een brand geen kans heeft zich verder te ontwikkelen. Daardoor blijft de temperatuur bij een brand laag en blijft de bouwkundige constructie gespaard. Een ventilatiesysteem zorgt voor de afvoer van rook.

Interactief met bodeminformatie

Wie de haalbaarheid en opbrengst van een nieuwe aardwarmte-installatie wil weten, moet nu een heel rijtje informatiebronnen raadplegen. In veel gevallen is één blik in de BodemTool straks voldoende. De onlineapplicatie die in opdracht van SKB is gemaakt, combineert bodem- en omgevingsinformatie uit verschillende bronnen, maakt er een 3D-kaart van en laat zien wat de effecten van een maatregel zijn

SKB, voluit Stichting Kennisontwikkeling en Kennisoverdracht Bodem, beschikt over een schat aan informatie over de bodem. Via de website Soilpedia wordt een deel daarvan ontsloten, maar veel diepgaande achtergrondinformatie wordt nooit door de lezers bereikt. Een consortium bestaande uit Ambient/RO2 en StrateGis kreeg daarom de opdracht een slim systeem te ontwikkelen dat bodeminformatie op een geïntegreerde en gebruiksvriendelijke manier toegankelijk maakt. En zo ontstond de BodemTool.

David van den Burg, partner bij Ambient/RO2: “De BodemTool is inmiddels veel méér dan een toegangspoort naar kennis van SKB. Informatie over de ondergrond staat op allerlei verschillende plekken. Het Kadaster beheert bijvoorbeeld gegevens over de bebouwde omgeving, het DINOLoket bevat data over grondlagen, gemeenten hebben informatie over kabels en leidingen, en SKB heeft achtergrondinformatie over WKO-installaties. Dat heeft natuurlijk zijn redenen, maar een eindgebruiker wil deze informatie gebundeld bekijken. De BodemTool biedt deze mogelijkheid.”

Interactief

De gebruiker begint met het kiezen van een gebied. Momenteel zijn er voor Rotterdam Centrum en Leidschendam de meeste data beschikbaar, maar de gebruiker is vrij om zelf een gebied binnen Nederland te selecteren. Vervolgens verschijnen er een 3D-kaart en een toolbox. Met de visualisatiegereedschappen kun je informatie zichtbaar en onzichtbaar maken: wel of geen bebouwing, wel of geen kabels en leidingen, wel of geen bodemverontreiniging, etc. Ook bestemmingsplannen staan erin, evenals drinkwatergebieden, archeologie en ondergrondse bouwwerken.

Screenshot van de BodemTool. (Beeld: Ambient/RO2)

“De BodemTool bevat voor iedere locatie in ieder geval informatie uit het Kadaster, het DINOLoket, de Basisregistratie adressen en gebouwen (BAG) en . De gebruiker krijgt zo inzicht in de stand van zaken, zowel fysiek als beleidsmatig”, vertelt Van den Burg.

Tot zover lijkt de BodemTool op de Atlas Leefomgeving, een website die milieu- en gezondheidsinformatie geïntegreerd aanbiedt. Het grote verschil is de interactiviteit. Waar de gebruiker bij de Atlas alleen informatie kan uitlezen, kan de BodemTool ook reageren op input van de gebruiker. Van den Burg: “Je kunt in de BodemTool maatregelen nemen en kijken wat het effect daarvan is. Wanneer je bijvoorbeeld een waterberging of parkeergarage een gebied in sleept, geeft het systeem aan in hoeverre er conflicten ontstaan en welke impact de maatregel heeft. Er wordt gekeken naar effecten binnen de vijf P’s: people, planet, profit, project en public. Je ziet dus wat de maatregel oplevert qua geld, maar ook wat de consequenties zijn voor de bewoners en het milieu. Uiteindelijk zal dit een belangrijke functionaliteit worden, want als een gemeente bijvoorbeeld een windmolen wil plaatsen, dan kost een haalbaarheidsonderzoek nu veel tijd en geld. Met de BodemTool zou je binnen een dag een vrij goed beeld hebben van geschikte locaties, de knelpunten en de kosten en baten van een dergelijke maatregel. Hiervoor werken we echter nog aan de gebruiksvriendelijkheid.”

“De meeste gebruikers zijn nu goed in staat om met de tool een gebied te onderzoeken. Je merkt daarbij verschil tussen doelgroepen: beleidsmedewerkers ruimtelijke ordening vinden de informatie bijvoorbeeld nuttig en compleet, maar vrij complex, terwijl bodemspecialisten zeggen dat het systeem niet gedetailleerd genoeg is. Naar ons idee hebben we het dus precies goed gedaan,” meent Van den Burg, “maar het kan natuurlijk altijd beter.”

Denkwerk
De BodemTool bestaat grofweg uit twee delen: de interface waarin de gebruiker werkt (de website) en een systeem achter de schermen dat alle gegevens aan elkaar knoopt en er zinnige informatie van maakt. Van den Burg: “Hiervoor worden bestaande modellen gebruikt, waarin we de kennis van SKB hebben verweven. Ook TNO heeft meegewerkt. Zij hebben binnen hun concept Urban Strategy rekenmodellen ontwikkeld om de gevolgen van planologische ingrepen inzichtelijk te maken.”

In het kader rechtsboven is te zien wat de consequenties zijn van het installeren van een hoge temperatuuropslag op deze locatie. (Beeld: Ambient/RO2)

“In Dordrecht is de tool toegepast in een praktijkproject. De gemeente is daar op zoek naar een optimaal tracé voor een mogelijke spoortunnel. Met behulp van de BodemTool kon de gemeente snel zien wat er op verschillende locaties mogelijk is en welke effecten ondergronds bouwen daar zou hebben. Het tracé dat je zo bepaalt, moet je natuurlijk nog nader onderzoeken, maar je hebt vast een goede indicatie”, aldus Van den Burg.

Wenkend perspectief

Omdat de tool nog in ontwikkeling is, zijn SKB en de makers tot nu toe terughoudend geweest met promotie. Er worden kleine bijeenkomsten georganiseerd voor de beoogde gebruikers om te vertellen wat er allemaal mee kan. “Ook vragen we waar nog behoefte aan is, zodat we daar in volgende versies op in kunnen spelen”, zegt Van den Burg. Ondertussen kan iedereen de BodemTool bekijken en gebruiken via www.bodemtool.nl.

Van den Burg ziet de applicatie nu vooral als een ‘wenkend perspectief’: “De basis van het systeem is er: de data zitten erin, er is een methodiek om meer data toe te voegen en er zijn modellen die gegevens aan elkaar koppelen en als informatie ontsluiten. We zijn in principe in staat om binnen een halve dag de relevante data van een nieuwe bronhouder (zoals gemeente, waterschap, provincie) in te lezen en correct te integreren. Ook kun je al spelen met maatregelen. De tool is daardoor al heel bruikbaar in een verkennende fase van een project; het maakt de communicatie gemakkelijker. Maar uiteindelijk zou de tool gebruikt kunnen worden bij het opstellen van (ondergrondse) structuurvisies of het (her)inrichten van een gebied. Dat zie ik over een aantal jaar gebeuren.”

Ruimte voor duurzaamheid

Het waarmaken van de ambitie om in de Rotterdamsebaan de meest duurzame tunnel van Nederland te maken, vraagt om nieuwe invalshoeken, kruisbestuiving en inspiratie. Duurzaam ontwerper en ondernemer Daan Roosegaarde en vijftien dwarsdenkende jongeren van NXT Generation gaven het voorbeeld.

Daan Roosegaarde en de jongeren zorgden met hun verhalen voor inspiratie tijdens de kickoffbijeenkomst van het expertteam dat de duurzaamheidsdoelen voor de Rotterdamsebaan gaat benoemen en er EMVI-criteria voor opstelt. “Zoek naar creëerplekken waar verschillende disciplines samenwerken en waar je de ruimte krijgt om foutjes te maken. Dan doe je opeens dingen die je nooit alleen had kunnen bereiken”, aldus Roosegaarde. Aan de hand van een aantal voorbeelden liet hij de experts en andere aanwezigen zien hoe verwondering en ‘anders kijken’ tot onverwachte inzichten en oplossingen kan leiden. Beroemd is zijn idee voor glow in the dark-belijning op snelwegen, waarin hij veiligheid en besparing op energiekosten voor verlichting combineert. In het voetgangersgedeelte van de Maastunnel in Rotterdam stond het tijdelijke kunstwerk Dune 4.1. De honderden ledlampjes reageerden op het geluid en de beweging van passanten. Dit had veel effect op de beleving; de tunnel werd zelfs een gewilde locatie voor trouwreportages.

Daan Roosegaarde tijdens de kickoffbijeenkomst. (Foto: COB)

Ook NXT Generation zorgde voor inspiratie. Het team doet mee aan de FIRST LEGO League, een wedstrijd die jongeren tussen de negen en vijftien jaar uitdaagt om de maatschappelijke rol van techniek en technologie te onderzoeken. Hiervoor bedachten ze een ondergronds tunnelsysteem om een stadje tegen tornado’s te beschermen. Voor de Rotterdamsebaan hebben ze een aantal aanbevelingen opgesteld onder het motto ‘Duurzaam moet je niet doen, maar duurzaam moet je zijn’. Bedrijven die bij de bouw van de tunnel betrokken zijn, moeten bijvoorbeeld laten zien dat ze zelf ook duurzaam zijn. Verder moet er van tevoren nagedacht worden over toekomstig hergebruik: waar ga je de tunnel voor gebruiken als er niet zo veel verkeer meer is?

Dit was de Onderbreking Verbinden

Bekijk een ander koffietafelboek: