Salomon Kroonenberg

Als we discussiëren over de competenties die de ingenieur van de toekomst zou moeten hebben, hoort daar dan ook bij dat een ingenieur een ethische afweging moet kunnen maken? Is de functie van een ondergronds bouwwerk het waard de ondergrond te verstoren? Emeritus hoogleraar Salomon Kroonenberg twijfelt geen moment. De waarde van een ongeschonden ondergrond moet deel uitmaken van de afweging bovengronds/ondergronds.

Respect voor de wetenschappelijke waarde van de ondergrond. Dat is waar hij om vraagt. “Zoals we het Verdrag van Malta hebben voor het veiligstellen van archeologische vindplaatsen, zo zouden we een verdrag moeten hebben voor het geologisch erfgoed. Een Verdrag van Delft, waarin staat dat bij ingrepen in de ondergrond het geologisch erfgoed en de ondergrondse ecosystemen moeten worden geïnventariseerd, en waardevolle elementen waar mogelijk gespaard.”

‘Ik pleit simpelweg voor interesse van de ingenieur voor de grond waarin hij aan het graven is.’

In zijn populairwetenschappelijk boek Waarom de hel naar zwavel stinkt pleit Kroonenberg voor meer kennis van en begrip voor de ondergrond. “Zo leren we dat we de ondergrond niet langer moeten zien als een black box om tunnels in te graven, als een supermarkt voor grondstoffen, als een tapijt om afval onder te vegen, of als laatste rustplaats voor de doden, maar veeleer als een onvervangbaar archief, en als een levend eco systeem waarvan we nog maar nauwelijks de rijkdom hebben kunnen peilen.” De rol van de ingenieur in de verstoring van de ondergrond zit de gepensioneerde Delftse hoogleraar duidelijk niet lekker.

In zijn uittreerede in maart 2010 doet hij verslag van een bezoek aan de toekomstige parkeergarage onder het Rokin, waar hij het beroemde basisveen met eigen ogen kon aanschouwen. Het basisveen dat in zoveel geologische studies een rol speelt, waaronder die van dr. Saskia Jelgersma, die met haar proefschrift uit 1961 een belangrijke basis legde voor onderzoek naar de zeespiegelstijging. Salomon Kroonenberg: “En als een flits schoot door mij heen: wat zonde dat die verdomde ingenieurs dit unieke stukje geschiedenis van de Nederlandse ondergrond straks volspuiten met beton, en dat niemand dat ooit meer zal kunnen zien. (..) Want eigenlijk hebben we een enorm stuk archief over de ondergrond weggegraven.”

‘Er moet toch iemand zijn die doorzichtig beton kan bedenken? Daar heb je toch ingenieurs voor?’

Grasplantages

Kroonenberg chargeert graag om zijn punt duidelijk te maken. “Waarom willen we zo nodig de A4 in een tunnel? Om het landschap te beschermen. Dat is al verpest. De bovengrond bestaat uit grasplantages, terwijl de bodem daar nog maagdelijk is. Laat dat ongerept!” Minstens zo gloedvol is zijn pleidooi voor het zichtbaar maken van de ondergrond in ondergrondse projecten. Zo pleitte hij voor een doorzichtige scheidingswand bij Spoorzone Delft, zodat voorbijgangers de opbouw van de oorspronkelijke ondergrond kunnen zien. “Ik heb dat voorstel gedaan, maar ik ga er verder niet achteraan lopen. De ondergrond heeft maatschappelijke waarde. Dat is wat ik wil laten zien. Daarbij loop ik het applaus niet achterna. Er wordt nu over nagedacht. Dat is een begin. Er moet toch iemand zijn die doorzichtig beton kan bedenken? Daar heb je toch ingenieurs voor? Bedenk maar eens wat. Want als de ondergrond eenmaal is afgedekt, is hij verpest.”

“Ik zoek geen activisten. Ik pleit simpelweg voor interesse van de ingenieur voor de grond waarin hij aan Ikhet graven is. Wie de aarde bewerkt, moet weten waar hij aan werkt. En als je vervolgens snapt hoe die aarde in elkaar zit, zijn ook de risico’s van wat je doet, minder groot. In dat licht is het verbazingwekkend dat er nog steeds gewerkt wordt met 3D-beelden op basis van boringen. Waarom doet men dat niet – net als de oliegeologen – met seismische metingen? Je kunt gewoon virtueel door een olieveld heenlopen. Waarom kunnen civiel ingenieurs nog niet virtueel door de laagpakketten heenlopen waar hun tunnel straks doorheen moet? Het is onbegrijpelijk dat in de ingenieursgeologie de meeste gegevens nog steeds afkomstig zijn van puntwaarnemingen, waarbij men maar moet raden wat er tussen twee boorgaten in ligt. Ingenieurs lopen wat dat betreft vreselijk achter. Het ontbreken van een goede 3D-visualisering van de geofysica van de ondiepe ondergrond is volgens mij een van de oorzaken van de problemen met de Haagse tramtunnel, de Keulse metro en de Vijzelgracht.”