Virtueel dienstbaar aan de fysieke stad

Rotterdam ontwikkelt een 3D-model als eerste stap naar een virtuele, digitale stad. “Hoe rijker de data, des te beter kunnen we de waarde van de stad in beeld brengen en diensten voor de stad ontwikkelen die we nu nog niet kunnen bedenken”, aldus Joris Goos, programmamanager bij de gemeente Rotterdam. “Er komt een tijd dat we een virtuele stad hebben die zo compleet is, dat die ons op allerlei terreinen helpt meer dienstbaar te zijn aan de echte stad.”

Joris Goos noemt het programma ‘één groot oriëntatieproces’. “We zijn al jaren bezig met allerlei digitale ontwikkelingen en kwamen tot de ontdekking dat we vaak hetzelfde vragen. In dit programma komen de gemene delers bij elkaar. Assetmanagement, maar ook BIM, GIS en systems engineering. Ieder in hun eigen recht vragen die methodes vaak om dezelfde informatie. Daar gaat het programma Digitaal Beheren en Bouwen over. We willen optimaal van elkaars gegevens gebruikmaken en onze methodes zodoende verbeteren en slimmer inzetten. We hebben ontdekt dat collega’s elkaar gemakkelijk vinden op dit gebied. Onderling is de conclusie: ‘Jij praat met andere woorden, maar wilt hetzelfde als ik’.”

Links Joris Goos, rechts Joost Martens.  (Foto: Vincent Basler)

“Met dit programma plaatsen we onze technische opgaven in breder verband en zoeken we meer naar een veranderkundige, vernieuwende aanpak. In ons Digitaal Experimenteer Centrum kunnen collega’s, bedrijven en bewoners met elkaar en in een veilige omgeving van alles uitproberen. Door informatie eerder te delen, kunnen ook marktpartijen zich beter op projecten voorbereiden, met als resultaat dat wij niet voor verrassingen komen te staan. Die aanpak legt ook de link naar de Omgevingswet, innovatiekracht en ontwikkelingen als die van Rotterdam als smart city.”

Een van de eerste projecten waarin ervaring werd opgedaan, is de rioolvernieuwing bij de Schiedamsevest in het centrum van Rotterdam. De projectinformatie is overgedragen aan de aannemer in een 3D-model met daarin alle objecten boven én onder de grond waarmee rekening gehouden moest worden. De aannemer moest zelf uit de aangeboden informatie het werk bepalen en uitvoeren. Joris Goos: “Dat project heeft heel veel informatie opgeleverd over wat nodig is om goed te kunnen samenwerken. Los van dat het project goed is verlopen, zijn wij in onze opzet geslaagd. We hebben inzicht gekregen in wat we te bieden hebben en wat we nog moeten doen om verder te verbeteren.”

Concreet en toekomstgericht
Het programma Digitaal Beheren en Bouwen is opgezet door de directies Stadsontwikkeling en Stadsbeheer. Samen met een tiental projectleiders en adviseurs heeft Joris Goos de opdracht gekregen een programmaplan te maken, waarin vooruit wordt gekeken en waarmee concrete toepassingen voor vandaag en morgen een lerende omgeving opleveren. Joris Goos: “We zoeken concrete projecten, vormen netwerken en stimuleren partners in de stad om in deze werkwijze mee te gaan. Er zijn op dit moment meer ideeën dan we willen en kunnen aanjagen. We concentreren ons op de projecten waar we energie in vinden. In deze fase is een voorwaarde vooraf dat we kunnen werken met mensen die met deze open manier van werken kunnen omgaan. Daar moet je aandacht voor hebben en vragen.”

“Er is eerder een convenant gesloten met circa twintig mkb-bedrijven, waarmee ruimte is gecreëerd om samen te ontwikkelen. Daar kunnen we met dit programma gebruik van maken”, vervolgt Joris Goos. “Daarbij is samenwerking overigens geen doel op zich. De maatschappelijke doelen, meer efficiency, minder hinder, kostenbesparing, zijn leidend. We nemen de markt mee in deze ontwikkeling en beperken ons op termijn niet tot de deelnemers aan het mkb-convenant. We willen ook kunnen opschalen. Marktpartijen die inschrijven op een project, nemen we mee en maken we wegwijs. Hoe meer IT-kennis er beschikbaar is, hoe makkelijker het wordt de coöperatieve werkwijze in de breedte te implementeren.”

“Samenwerking is geen doel op zich. De maatschappelijke doelen, meer efficiency, minder hinder, kostenbesparing, zijn leidend.”

Ondergrondse opbrengsten
In de 2.0-versie van het digitale stadsmodel, dat steeds rijker wordt, is ook de ondergrond meegenomen. Joost Martens, adviseur Beheer en Ondergrond bij de gemeente Rotterdam: “De combinatie van de binnen verschillende systemen beschikbare informatie levert allereerst inzicht op. Voor de ondergrond betekent dat bijvoorbeeld dat ruimte gereserveerd wordt voor de wortels van een boom of dat via de beheergegevens van een lichtmast ook de fundering van de lichtmast zichtbaar wordt in het model. Ook de ligging én diameter van de kabels en leidingen worden in 3D gevisualiseerd.”

Er wordt al volop onderzoek gedaan naar nieuwe toepassingen die het beheer van de stad kunnen verbeteren, vereenvoudigen of efficiënter kunnen maken. Joost Martens: “Met automatische vulgraaddetectie van ondergrondse afvalcontainers met behulp van sensoren, kunnen de inzamelroutes worden gestuurd. Hiermee zijn we nu aan het experimenteren. Een volgende stap kan zijn dat mensen worden geïnformeerd als een container vol is. Door vanuit de technische mogelijkheden terug te redeneren, ontdek je nieuwe gebruikersmogelijkheden. Combinatie van data kan in dit geval informatie geven over de meest ideale locaties voor ondergrondse afvalcontainers. Verder hebben we het 3D-stadsmodel nu gecombineerd met het algemene hoogtebestand en een simulatiemodel voor waterbeheer. Dat levert voorspellende waarde op voor wateroverlast. De data zijn inmiddels zo goed dat de modellen kloppen met de praktijk. Dat betekent dat we kunnen voorspellen onder welke omstandigheden een tunnel volloopt en welke maatregelen nodig zijn om dat te voorkomen.”