Lokale tunnel bediend vanuit verkeerscentrale Rijkswaterstaat

Pal naast de A2 Leidsche Rijntunnel ligt de Utrechtse Stadsbaantunnel. Deze gemeentelijke tunnel voor lokaal verkeer werd het eerste jaar na opening lokaal bediend. Inmiddels is de tunnel aangesloten op de verkeerscentrale Midden-Nederland van Rijkswaterstaat. De omzetting was een uitdagend project.

“In 2013 raakte ik bij het project Stadsbaantunnel betrokken”, vertelt Sieb van der Weide, gemandateerd tunnelbeheerder en coördinator ondergrondse infrastructuur van de gemeente Utrecht. “De tunnel was toen al in aanbouw. Het ontwerp voorzag erin dat de tunnel vanuit het lokale bediengebouw boven de zuidelijke tunnelmond door gemeentelijk personeel bediend zou worden. Ik plaatste vraagtekens bij deze keuze, omdat het mij logischer leek de bediening bij de verkeerscentrale van Rijkswaterstaat onder te brengen die al de aangrenzende A2 Leidsche Rijntunnel bediende. Bovendien hadden we als gemeente geen ervaring met tunnels onder Warvw-regime. De Stadsbaantunnel is onze eerste tunnel en naar verwachting komen er de komende jaren ook geen nieuwe tunnels bij.”

“Er bleek eerder ook al over de optie van externe bediening te zijn nagedacht. Zo had het gemeentelijke Bureau Negen Tien – dat verantwoordelijk was voor alle ruimtelijke opgaven in de wijken Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern, de wijken negen en tien, en dus ook voor de bouw van de tunnel – geprobeerd om de bediening via Rijkswaterstaat te organiseren. Ook had het lijntjes uitgezet naar de gemeenten Den Haag en Amsterdam en de verkeerscentrale van de Waterwolftunnel. Allemaal zonder het gewenste resultaat. Toen ik het onderwerp eind 2013 op de agenda zette, werd mijn idee positief ontvangen. Aanpassing van het ontwerp tijdens de bouw werd echter door de bouwer en Bureau Negen Tien als ongewenst bestempeld. Dat leidde tot het compromis om de tunnel conform het ontwerp te bouwen en vervolgens, na de opening, te kijken hoe hij op de verkeerscentrale Midden-Nederland van Rijkswaterstaat kon worden aangesloten. Verder werd besloten om de tunnel al direct vanaf de opening door medewerkers van Rijkswaterstaat te laten bedienen vanuit het lokale bediengebouw. In mei 2015 sloten de gemeente Utrecht en Rijkswaterstaat daartoe een convenant waarin deze punten en de samenwerking rond de bediening en bewaking van de tunnel werden vastgelegd.”

Verkenning

“Natuurlijk was dit geen optimale start”, zegt Jasper Kimstra, die met zijn bedrijf Kimpro namens de gemeente Utrecht en Rijkswaterstaat verantwoordelijk was voor het projectmanagement van het technische deel van de omzetting. “Het ontwerp van de tunnel was volledig gericht op lokale bediening en niet op aansluiting op de verkeerscentrale van Rijkswaterstaat. Daardoor moesten we twee complexe technische systemen koppelen die niet op elkaar waren afgestemd. Gelukkig was de gemeente bij het ontwerp wel grotendeels uitgegaan van de Landelijke Tunnelstandaard, waardoor toch tal van onderdelen aansloten op de ontwerpsystematiek van Rijkswaterstaat.”

Links de ‘pergola’ van de zuidelijke ingang van de Stadsbaantunnel met het lokale bediengebouw, rechts het noordelijke bediengebouw van de A2-tunnel. (Foto: Xxx)

“Nadat het convenant was gesloten, is vrij snel een projectteam opgetuigd”, vult Reinier van der Klooster van Rijkswaterstaat Centrale Informatievoorziening aan. Door Rijkswaterstaat Midden-Nederland was Van der Klooster gevraagd als projectmanager mee te werken aan het project. “We zijn begonnen met een verkenning: welke onderdelen zijn al goed en welke technische en organisatorische maatregelen zijn nodig om de tunnel goed te kunnen bedienen? Vervolgens hebben we een functioneel ontwerp gemaakt. Wat hebben we nodig in de centrale als we ervan uitgaan dat zowel de Stadsbaantunnel als de Leidsche Rijntunnel vanaf elk van de acht werkplekken in de verkeerscentrale moet kunnen worden bediend? Hoeveel beeldschermen hebben we dan bijvoorbeeld nodig en hoeveel audiokanalen?”

Aanpassen netwerk

Kimstra: “Bij het vaststellen van de noodzakelijke technische aanpassingen hebben we de technische aansluitvoorwaarden van de verkeerscentrale – het zogeheten universeel koppelvlak verkeerscentrale – de bedieningssystematiek van Rijkswaterstaat en de bijbehorende set van systemen als uitgangspunt genomen. Denk aan de indeling van videoschermen en de manier waarop het bedieningssysteem werkt. We vinden het namelijk belangrijk dat de verkeersleiders in de centrale zowel de Leidsche Rijntunnel als de Stadsbaantunnel intuïtief kunnen bedienen. Tegelijkertijd moeten de verkeersleiders ook in het lokale bediengebouw uit de voeten kunnen, omdat dat als terugvaloptie dient als de centrale uitvalt. Om die reden hebben we daar bijvoorbeeld een aantal joysticks vervangen die net iets anders werkten dan die in de centrale. Verder hebben we in de centrale een aantal werkplekken aangepast omdat die de HD-kwaliteit van de camerabeelden uit de Stadsbaantunnel niet snel genoeg konden verwerken.”

Volgens Kimstra was de grootste en meest ingrijpende maatregel het aanpassen van het netwerk in de tunnel: “We moesten het datanetwerk passend maken op het netwerk van Rijkswaterstaat. Concreet betekende dit dat we alles moesten omnummeren en andere IP-adressen moesten geven. Uiteindelijk ging het om meer dan driehonderd installatieonderdelen. Dat was veel werk en vergde veel controles. Zo bleven we op een gegeven moment foutmeldingen krijgen. Na lang zoeken bleek de firewall dit probleem te veroorzaken.”

“We bleven op een gegeven moment foutmeldingen krijgen. Na lang zoeken bleek de firewall dit probleem te veroorzaken.”

Van der Klooster: “Dit soort voorbeelden laat mooi het verschil zien tussen ICT en een vakgebied als civiele techniek. Als de betondekking in een tunnel ergens een centimeter meer of minder is, is dat meestal niet direct een probleem. In ons vakgebied gaat het om eentjes en nulletjes en als ergens een nulletje wordt doorgegeven terwijl het een eentje moet zijn, gaan direct alle alarmbellen rinkelen.”

‘Pak van mijn hart’

Op 15 december 2016, vrijwel exact een jaar na de opening van de Stadsbaantunnel, was de centrale bediening een feit. Terugkijkend op het project is Van der Weide zeer tevreden: “Door de omzetting hebben we een forse efficiencyverbetering gerealiseerd. De ploeg voor de lokale bediening bestond uit vijftien mensen, terwijl met het onderbrengen van de bediening bij de verkeerscentrale Midden-Nederland daar slechts 2,3 formatieplaatsen voor nodig zijn. De verkeersleiders kunnen de bediening van de Stadsbaantunnel namelijk vrij eenvoudig meenemen bij hun andere werkzaamheden. Een ander belangrijk pluspunt is dat de hulpdiensten blij zijn met de gecombineerde bediening van de Stadsbaantunnel en de Leidsche Rijntunnel, omdat deze de veiligheid van beide tunnels vergroot. Ze vinden het prettig om bij calamiteiten in een van de tunnels vanuit dezelfde centrale te worden aangestuurd en maken bij een calamiteit in de Leidsche Rijntunnel graag gebruik van de calamiteitendoorsteek van de Stadsbaantunnel.”

Ook Kimstra en Van der Klooster kijken met een positief gevoel terug. Van der Klooster noemt de constructieve manier waarop de gemeente en Rijkswaterstaat hebben samengewerkt en Kimstra prijst de manier waarop alle leveranciers in een situatie met verschillende opdrachtgevers hun werk gezamenlijk hebben gedaan. Maar Van der Klooster heeft ’m ook nog wel even geknepen. Hij doelt daarbij op het laatste deel van het project, het testtraject: “Op 4 december hebben we de lokale bediening buiten werking gesteld en de tunnel tijdelijk gesloten. Vervolgens hadden we tien dagen om de nieuwe lokale én centrale bediening op te bouwen en te testen. Dat was heel krap, en achteraf vraag ik me af of we ons niet te veel onder druk hebben laten zetten met de planning.” Ook Van der Weide vond deze periode erg spannend: “Toen het bericht kwam dat de tunnel weer open was en het ook ‘deed’, was dat een pak van mijn hart.”