'Verbindingen van A naar B worden meer bekeken vanuit gebiedsontwikkeling'

Rijkswaterstaat verandert. De missie is verbreed. Er staat onder andere: ‘We beheren en ontwikkelen de rijkswegen, -vaarwegen en -wateren en zetten in op een duurzame leefomgeving’. Dat laatste betekent onder meer dat projecten integraler worden aangevlogen. Edwin van der Wel: “Het betrekken van de leefomgeving bij projecten betekent dat we breder kijken naar maatschappelijke waardecreatie.”

“Het streven naar een duurzame leefomgeving maakt onderdeel uit van de missie”, constateert Van der Wel. “Je zag al eerder dat de focus op de drie netwerken – hoofdwegen, hoofdvaarwegen en hoofdwatersystemen – werd verbreed naar de betekenis van die netwerken voor de omgeving. De oprichting van een directie Leefomgeving binnen Rijkswaterstaat in 2013 heeft dat proces versneld. Verbindingen van A naar B worden meer bekeken vanuit het perspectief van gebiedsontwikkeling.”

De huidige missie luidt:

“Rijkswaterstaat is de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. We beheren en ontwikkelen de rijkswegen, -vaarwegen en wateren en zetten in op een duurzame leefomgeving. Samen met anderen werken we aan een land dat beschermd is tegen overstromingen. Waar voldoende groen is, en voldoende en schoon water. En waar je vlot en veilig van A naar B kunt. Samen werken aan een veilig, leefbaar en bereikbaar Nederland. Dat is Rijkswaterstaat.”

Anders werken

“Uitgangspunt is dat alles wat we doen, meerwaarde oplevert voor het gebied waarin we werken. Dat zien we terug in een integrale aanpak, meer samenwerking en de toegenomen bereidheid om van elkaar te leren. De inbreng van Rijkswaterstaat ligt vooral op een andere manier van werken. Bij een project als A13/A16 zie je dat deels al terug. We hebben actief de omgeving opgezocht en hebben samen met buurten en wijken gekeken naar duurzame oplossingen. Het tunnelidee voor dat tracé is uit de omgevingssessies voortgekomen.”

“De nadruk op het meer samen met belangengroepen en burgers ontwikkelen, heeft overigens ook een heel praktische reden. Het bereikbaarheidsfonds dat wordt gevoed met aardgasbaten, houdt in 2028 op te bestaan. Dat lijkt nog ver weg, maar rekening houdend met de doorlooptijd van grote infrastructurele projecten, is dat al ‘overmorgen’. Dus ook vanuit die invalshoek zullen we veel meer met elkaar in gesprek moeten over maatschappelijke meerwaarde.”

“Rijkswaterstaat is de afgelopen jaren een opener organisatie geworden. Meer gericht op samenwerken en samen ontwikkelen. Dat hoeven we intern overigens niet hard te roepen, want het leeft bij de mensen, en de publieke zaak zit bij Rijkswaterstaat-medewerkers in de genen. Het lastige zit in het in de praktijk brengen van brede samenwerking. Het is een leerproces, waarbij we ook andere partijen nodig hebben om dat proces te begeleiden. Platform31 zit van oudsher in die hoek en het COB heeft met de evaluatie van de Sluiskiltunnel laten zien dat het een netwerk is dat het leren goed kan organiseren, kennis kan ontwikkelen en beschikbaar maken.”

Waarde van de ondergrond

Bij alle projecten heeft Rijkswaterstaat met de ondergrond te maken. Geldt de ondergrond met alles wat daarin reeds plaatsvindt, als een randvoorwaarde, of wordt de ondergrond specifiek gezien als kans om meer maatschappelijke waarde te creëren? Edwin van der Wel: “Het is allebei en meer. Te vaak zien we nog dat bodem en ondergrond als randvoorwaarde zijn veronachtzaamd. Tegelijk wordt maatschappelijk een steeds groter beroep gedaan op de ondergrond en wordt het steeds drukker met kabels, leidingen, gaswinning, geothermie, warmte-koudeopslag (WKO) en de drinkwatervoorziening. Voor de Rijkswaterstaat-netwerken en projecten gaat het niet sec om de ondergrond. Maar we hebben natuurlijk wel met de ondergrond te maken omdat die deel uitmaakt van het systeem waarin we werken. Belangrijk is dat je vroegtijdig rekenschap geeft van wat er allemaal speelt, ook in de ondergrond.”

“Als Bodem+ staan we daarnaast voor een duurzame omgang met de bodem en de ondergrond. Het begrip ‘natuurlijk kapitaal’ als randvoorwaarde voor een circulaire economie, zoals dat nu vanuit het beleid naar voren komt, geeft daaraan nieuwe invulling. Gebruik van bodem en ondergrond kan meerwaarde leveren, maar vraagt ook zorg en investering. Of je dat allemaal in geld kunt uitdrukken is de vraag. Je bent er niet met een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA). Kun je door de ondergrond te gebruiken duurzame waarde toevoegen?”

Van der Wel noemt het onderzoek van zijn afdeling naar warmtenetten in Nederland als voorbeeld. “Het ministerie van IenM heeft ons gevraagd te onderzoeken hoe warmtenetten in de steeds drukkere ondergrond kunnen worden ingepast. We willen daarin als EZ, IenM, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en Rijkswaterstaat samen kunnen optrekken. Als het gaat om energie, heeft het ministerie van Economische Zaken het primaat. Maar de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke ondergrondse inpassing ligt bij IenM. Dat begint met het in kaart brengen van algemene kennis die binnen de BV Nederland beschikbaar is, nieuwe kennis ontwikkelen en al die kennis vervolgens ontsluiten. Het resultaat dat van ons gevraagd wordt, is een aanpak waarmee partijen verder kunnen.”

Directie Leefomgeving

Kennis- en uitvoeringstaken op het gebied van milieu en leefomgeving worden sinds 2013 uitgevoerd door de directie Leefomgeving van Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat-medewerkers van de voormalige Waterdienst, afdeling Bodem en Ondergrond én medewerkers van voorheen AgentschapNL, vormen binnen deze directie nu samen Bodem+. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) is de belangrijkste opdrachtgever. Daarbij adviseert en ondersteunt de dienst gemeenten en provincies en is hij belast met de uitvoering van een aantal regelingen die betrekking hebben op bodemsanering en bodembescherming..