"Als mensen twijfelen in hun navigatie, heeft de communicatie gefaald"

Hoe vindt een mens zijn weg? Met die vraag begon eind jaren negentig in Bremen een uitgebreid academisch onderzoek naar de manier waarop mensen zich oriënteren in hun omgeving. “We willen begrijpen hoe mensen hun cognitieve vaardigheden ontwikkelen en inzetten, en van daaruit – ook naar de toekomst toe – oplossingen bedenken om mensen in hun oriënteringsproces te ondersteunen.”

Wayfinding (‘je weg vinden’) wordt belangrijker naarmate het oriëntatiegedrag verandert onder invloed van de smartphone en de omgeving drukker en multifunctioneler is. Algemene (one-size-fits-all-)oplossingen worden meer en meer aangevuld met individueel gerichte hulpmiddelen zoals apps. Dat betekent ook dat het accent zal moeten verschuiven naar gebruikersgerichte oplossingen. Het Nederlands-Duiste bedrijf GuidingPeople wil fragmentatie voorkomen door een samenbindend platform te ontwikkelen, waarmee wayfinding-ondersteunende activiteiten centraal kunnen worden aangestuurd.

Directeur Harm Wondaal, hoofd Research & Development Falko Schmid en Lead developer en consultant Jurgen Beliën van GuidingPeople leggen uit waarom wayfinding veel meer is dan het plaatsen van borden en plattegronden. “Je weg vinden is een complex proces van navigeren in de omgeving. Tijdens dit proces vergaren mensen onbewust informatie over de omgeving en plannen ze hun route, waarbij steeds beslissingen genomen moeten worden op basis van bestaande interne kennis en externe aanwijzingen. In de ideale situatie moet het niet uitmaken welke middelen mensen willen gebruiken. De toekomst van wayfinding ligt niet in meer, grotere en creatievere aanwijzingen, maar in een omgeving die op een intuïtief niveau met mensen communiceert. Als mensen zonder problemen hun bestemming bereiken, zijn zij zich niet bewust van het complexe proces dat zich in hun brein heeft afgespeeld, waarbij verschillende kennis uit verschillende bronnen is gecombineerd.”

“De toekomst van wayfinding ligt niet in meer, grotere en creatievere aanwijzingen, maar in een omgeving die op een intuïtief niveau met mensen communiceert.”

“Wayfinding is een optelsom van achtergrondkennis over wat men kan verwachten bij een bepaalde omgeving (bv. ziekenhuis of station), de architectuur, de indeling van een gebouw, kaarten, borden, displays en apps. In het proces van wayfinding is oriëntatie de belangrijkste component. In bijzondere situaties is het weliswaar mogelijk van punt naar punt te navigeren, maar over het algemeen geldt dat je je route naar een volgend punt pas kunt bepalen, als je weet waar je je bevindt. Als mensen geen ‘sense of place’ hebben in een grotere ruimte, leidt dat tot onzekerheid.”

“Een beter begrip van hoe mensen hun omgeving ervaren, is noodzakelijk. De openbare ruimte krioelt van de impulsen, en daar is door de opmars van de smartphone een continue, zelf gegenereerde informatiestroom aan toegevoegd. Dat leidt tot informatieoverload. Mensen sluiten zich af van algemene boodschappen. Het wordt steeds moeilijker mensen gericht te bereiken. Dat is ook het geval in complexe omgevingen als stations, luchthavens en grote winkelcentra, waar mensen vaak moeite hebben hun weg te vinden. In ondergrondse ruimten is die complexiteit nog groter. Goede en betrouwbare informatievoorziening op bijvoorbeeld een smartphone kan mensen helpen zich te concentreren op hun specifieke informatiebehoefte op een bepaald moment.”

Lijnen en punten

Er is volgens de mensen van GuidingPeople geen algemeen geldend recept om een intuïtieve omgeving te creëren: “Ongeacht culturele invloeden zullen mensen instinctief reageren op bepaalde impulsen . Mensen bewegen intuïtief naar het licht, zullen een helling interpreteren als een vector en zullen een boom in een open veld interpreteren als een plek. Mensen oriënteren zich mede op basis van eerdere ervaringen. Die ervaringen zijn cultuurbepaald. In Koeweit is je mobiele nummer je adres. In Abu Dhabi zijn nog maar onlangs straatnamen ingevoerd. Dan heb je een ander vertrekpunt dan een Europeaan of Amerikaan. Er zijn veel studies gedaan naar de invloed van cultuurverschillen op de oriëntatievaardigheden van mensen. De conclusie is dat je bij die ervaringen moet aansluiten. Maar dat neemt niet weg dat elke stad of elk gebouw in feite bestaat uit lijnen die punten met elkaar verbinden. Dat betekent dat je kunt vertrekken vanuit eenzelfde datalaag, van waaruit je de vertaling maakt naar het assistentietype dat past bij de lokale specificaties.”

“Dat neemt niet weg dat elke stad of elk gebouw in feite bestaat uit lijnen die punten met elkaar verbinden.”

Ondergrondse uitdaging

“In een ondergrondse omgeving is oriëntatie op de plek waar je je bevindt, lastiger dan bovengronds. Mensen kennen de functie van een gebouw en hebben daar bepaalde verwachtingen bij. Op basis van wat je ziet, denk je vooraf na over wat je te wachten staat. Bij een bouwwerk in de ondergrond kan dat niet. Daar geldt dat er altijd gebrek aan oriëntatie is. Dat leidt tot verwarring en stress. Onderdelen van de benodigde informatie (daglicht, horizon, interpretatie van een gebouw voordat je er binnengaat, relatie met richtingen bovengronds) ontbreken. Ook bij terugkeer bovengronds ligt desoriëntatie op de loer, doordat je met een ander straatbeeld wordt geconfronteerd dan bij het betreden van de ondergrondse omgeving. De uitdaging ligt in het zo goed mogelijk faciliteren van bezoekers in hun oriëntatie binnen een ondergrondse omgeving.”

Wayfinding-assistentie in een ondergrondse omgeving

Harm Wondaal, Falko Schmid en Jurgen Beliën hebben specifiek voor ondergrondse omgevingen een aantal aandachtspunten op een rijtje gezet. Zij geven daarbij aan dat wayfinding idealiter in het ontwerpproces moet worden meegenomen én bewaakt in de periode tot het definitief ontwerp. Vaak raken goede uitgangspunten ondergesneeuwd door andere belangen en is achteraf dure ‘reparatie’ nodig.

  • De overgang van ondergrond naar bovengrond en vice versa moet zo soepel en duidelijk mogelijk zijn. Dat vergt een communicatiestrategie die is gebaseerd op wat mensen verwachten aan ‘de andere kant’. Het referentiekader dat geboden wordt, moet zowel algemene als lokale elementen bevatten. Het transitiemoment vergt extra aandacht. Oriëntatie binnen een ondergrondse omgeving is makkelijker dan oriëntatie bij het betreden of verlaten van die omgeving.
  • De relatie met de bovengrondse omgeving is belangrijk voor de oriëntatie. Weten waar je bent in relatie tot andere plekken in de omgeving, kan ondersteund worden met ‘augmentation’: het (realtime) tonen van de bovengrondse situatie door middel van displays of apps of het aanbrengen van virtuele ramen.
  • Oriëntatie binnen een ondergrondse omgeving kan worden ondersteund door uitzichtpunten aan te brengen die mensen in staat stellen de omgeving in samenhang in zich op te nemen. Waar de constructie dit overzicht onmogelijk maakt, kan techniek worden ingezet om obstakels onzichtbaar te maken.

“Stel mensen in staat om de omgeving in samenhang in zich op te nemen.”

 

  • Daglichttoetreding draagt in belangrijke mate bij aan het oriëntatieproces en de verbinding met de bovengrond. Het toepassen van hiervan moet zorgvuldig gebeuren en overeenkomen met de instinctieve impuls.
  • Een ondergrondse omgeving is ook een sociale omgeving, waarin mensen elkaar ontmoeten. Dit kun je ondersteunen door ontmoetingsplekken te markeren.
  • Technologie kan het oriëntatieproces op allerlei terreinen ondersteunen. Denk aan het gebruik van verlichting of geluid om mensen te begeleiden, of virtuele open plekken als oriëntatiepunten.
  • Aanwijzingen kunnen intuïtiever door uit te gaan van de gebruiker. In een stationsomgeving is de reiziger gebaat bij aanwijzingen die zijn gebaseerd op vragen als ‘Welke entree kan ik het best gebruiken?’ en ‘In welke wagon moet ik instappen om bij straat x uit te kunnen stappen?’