De sleutel zit in de ondergrond

Tot 20 maart jl. was Mobilis-directielid Jan de Jong bestuursvoorzitter bij het COB. Piet Besselink, raad van bestuurslid van Royal HaskoningDHV, heeft de functie overgenomen. Want: “Als we ons niet meer inspannen voor kennisontwikkeling, gaan de Chinezen straks alle tunnels bouwen.”

Noch Jan de Jong, noch Piet Besselink had zijn bestuursvoorzitterschap bewust gepland. Jan de Jong werd acht jaar terug gevraagd door toenmalig voorzitter Henk Oud, die De Jong binnenhaalde als de jonge, enthousiaste ondernemer die het COB een nieuwe impuls zou geven. “Het COB kwam op dat moment in een transitieperiode”, vertelt De Jong. “Ik kreeg de opdracht om me samen met vier anderen te buigen over de toekomst van het COB. We stelden vast dat er een aantal veranderingen nodig waren. Het COB was een vrij gesloten club, vooral gericht op de grote spelers in het veld, met veel bureaucratie. Terwijl de kennis die wordt ontwikkeld, nuttig en nodig is voor het hele land, en daarbuiten. De kennis moest meer gaan stromen, ook kleine partijen moesten toegang krijgen. Bovendien liep op dat moment het traject ‘de markt, tenzij’, wat betekende dat geld vanuit Rijkswaterstaat minder vanzelfsprekend werd.”

Nadat verschillende veranderingen waren doorgevoerd, bleef De Jong aan als voorzitter. De Jong: “Ik heb – net als Piet – altijd het belang van het COB ingezien. Dus als je wordt gevraagd om voorzitter te worden, dan doe je dat.” Zo ervoer Piet Besselink zijn stap van de raad van advies naar bestuursvoorzitter ook als een logische. “Als je de sector vooruit wilt helpen, moet je niet wegduiken, maar het voortouw durven nemen”, stelt Besselink. “Ondergronds bouwen is een belangrijk vakgebied voor Nederland. Het kan een grote maatschappelijke impact hebben en het heeft vele exportmogelijkheden. De formule van het COB vind ik in dat opzicht van groot belang: dat je allemaal een stuk verantwoordelijkheid neemt voor de kennisinfrastructuur. Als je dat niet doet, kan het snel wegvallen.”

Richting

“Het is een bestuur op afstand en dat hoort ook zo. De directeur en zijn team runnen het COB en het bestuur houdt toezicht”, zegt De Jong. Besselink beaamt dit: “Het bestuur is eindverantwoordelijk, het moet erop toezien dat het geld van de participanten op de juiste manier wordt gebruikt. Daarnaast hebben bestuursleden een ambassadeursfunctie. Ze zijn actief in netwerken waar ze het belang van het COB kunnen behartigen. Het bestuur is ook een uithangbord.”

Anderzijds is het de taak van het bestuur om mee te denken over de toekomst en de veranderingen. De Jong geeft aan dat je ontwikkelingen nooit aan één partij kunt toeschrijven, maar het bestuur heeft zich bijvoorbeeld sterk gemaakt voor het aanstellen van het COB als kennisdrager voor de nieuwe tunnelveiligheidswetgeving. Voor Besselink zijn belangrijke speerpunten het verspreiden en toegepast krijgen van bestaande kennis. “We vinden nog steeds te vaak het wiel uit. De kennis die we ontwikkelen, moet gedragen worden door participanten en haar weg vinden naar de praktijk. Er is verbreding nodig; we moeten nieuwe participanten laten aanhaken en hen bekend maken met de kennis die op de plank ligt.”

Volgens De Jong is de verbreding al in gang gezet: “Vroeger lag de nadruk op ondergronds bouwen, nu meer op ondergronds ruimtegebruik. De kennisthema’s hebben een breder karakter gekregen, denk aan veiligheid, beleving, ruimtelijke ordening. Deze onderwerpen komen nu evenwichtiger in de programma’s terug. De opgave is om dit nog een stap verder te brengen.”

Volgens Besselink moeten we ons daarbij vooral toeleggen op het leren van projecten. “Het is zaak om kennis die wordt opgedaan bij projecten vast te houden. Dat de Noord/Zuidlijn aansluiting zoekt bij het COB en zich gaat inspannen hun ervaringen te borgen en te delen, vind ik dan ook goed nieuws. Kennis moet niet bij individuen blijven hangen. Dat vereist natuurlijk wel dat onze participanten daar actief aan mee willen doen. Maar het COB heeft de fundamentele taak om een kennisinfrastructuur mogelijk te maken en op peil te houden. Iedereen moet geven en nemen, daar moeten we voor zorgen. Als bestuur houden we deze balans ook in de gaten.”

De Jong: ““Mede vanwege de Noord/Zuidlijn is het COB in 1995 opgericht. Men wist dat de Noord/Zuidlijn zou komen en dat het waarschijnlijk een boortunnel moest worden, maar we hadden nog weinig ervaring met die techniek. De Tweede Heinenoordtunnel is toen aangewezen als proefproject: de tunnel hoefde helemaal niet geboord te worden, maar de risico’s waren daar relatief klein. Aan de noordelijke oever heeft het adviesbureau Noord/Zuidlijn een proefpalenproject uitgevoerd om te onderzoeken wat de invloed van het boren van de tunnel is op nabijgelegen paalfunderingen.” (Foto: Beeldbank RWS/Frans Marks)

Internationaal

Besselink: “Op het Diner van de Ondergrond vertelde ik over de tunnelopdracht in Brazilië die Royal HaskoningDHV onlangs heeft gekregen. We hebben die klant vooraf naar de Noord/Zuidlijn gehaald om te laten zien ‘hoe we dat doen in Nederland’. Dat vind ik exemplarisch voor hoe we in dit vakgebied met elkaar omgaan. Je hebt de hele keten van onderzoek, ontwerp, uitvoering, beheer en onderhoud nodig, we kunnen daar geen schakel in missen. En voor Nederland is het COB als het ware de bakermat; dat is voor mij genoeg reden om me hiermee bezig te houden. Als we dat allemaal niet meer zouden doen, dan stopt de export gewoon. Dan gaan de Chinezen die tunnels bouwen.”

“We hebben van begin af aan gesteld dat het COB ook een internationale component moet hebben”, vertelt De Jong. “Ga bijvoorbeeld op excursie om kennis van ontwikkelingen in het buitenland op te doen. Wat is daarvan nuttig voor Nederland en wat niet? Je haalt wat en je brengt wat. De Nederlandse markt is bijna verzadigd, dus export wordt belangrijker, maar in dit vakgebied doe je niets zonder kennis. Als je die kennis niet onderhoudt, kom je op achterstand.”

Prioriteit

De komende tijd wil Besselink zich vooral inzetten voor het laten aansluiten van nieuwe participanten. “Ik kijk dan met name naar regionale samenwerkingsverbanden en gemeenten. De grote gemeentelijke ingenieursbureaus zijn al participant, maar ik denk dat het fair is om het meer in netwerkverband te doen, zodat ook kleine gemeenten kunnen aanhaken. We zijn dan beter in staat de problemen in stedelijk gebied te adresseren.”

De Jong: “Ondergronds bouwen wordt voor steden op termijn altijd waardevergroting. Je kunt hiermee een gebied ontsluiten en beter benutten met behoud van historische waarde. Dat is toch de opgave: je wilt het karakteristieke van een stad in stand houden, maar ook moderne voorzieningen. Daarvoor zit de sleutel in de ondergrond.”

“Er zal soms wat overtuigingskracht nodig zijn om gemeenten te betrekken, aangezien zij vaak kampen met begrotingsproblemen. Maar als je op korte termijn alleen maar blijft krimpen, loop je over vijf tot tien jaar tegen problemen aan. Het gaat om die hefboomwerking: een kleine investering nu verdien je later twee- of driedubbel terug. Ik wil deze boodschap wel overbrengen en mijn hand uitsteken”, besluit Besselink.