Het Diner 2013

Een lichte en kleurrijke ruimte, aan het water en omringd door bossen; de locatie heeft zeker bijgedragen aan het welslagen van het Diner van de Ondergronds 2013. De grootste succesfactoren waren echter de boeiende presentaties en enthousiaste gasten.

Het Diner van de Ondergrond 2013 vond plaats in het Koetshuis van gastheer AT Osborne in Baarn. Bijna veertig genodigden namen daar rond vijf uur ‘s middags plaats om te luisteren naar presentaties, lekker te eten en met elkaar te discussiëren. Michel Henssen van AT Osborne leidde de avond in goede banen.

Nieuwe plannen

Peter Dijk, directielid van AT Osborne en projectdirecteur van de Noord/Zuidlijn, opende de avond. Hij hield een pleidooi voor het benutten van kennis en ervaring, want ‘pas dan wordt het vakgebied naar een hoger plan getild en verminderen we de faalkosten’. Dijk: “Als Noord/Zuidlijn gaan we om deze reden onze kennis over het boren in stedelijk gebied niet binnen Amsterdam houden, maar breed uitdragen. We doet dat in samenwerking met het COB, want zij beschikken over een groot en relevant netwerk, en zijn sterk in het borgen en ontsluiten van kennis.”

Na het welkomtswoord ging COB-directeur Merten Hinsenveld verder in op de nieuwe kennisagenda van het COB. “Op het Diner van vorig jaar vroegen we om uw visie op de bijdrage van ondergronds ruimtegebruik aan de langetermijnopgaven van Nederland en de rol van het COB daarin. We hebben de ideeën nader onderzocht en ook onszelf onder de loep genomen: wat zijn onze kernwaarden, wat maakt ons uniek? Op deze manier zijn we bij een strategie en kennisagenda gekomen die aansluiten bij de wensen van onze participanten.”
>> Lees meer over de kennisagenda
>> Lees de strategie in het cahier Werk in uitvoering (PDF)

Hinsenveld riep vervolgens Piet Besselink (Royal HaskoningDHV) naar voren. Sinds 20 maart jl. is Besselink de nieuwe bestuursvoorzitter van het COB. Hij nam de functie over van Jan de Jong (Mobilis). “Jan heeft veel voor het COB betekend. En hoewel hij stopt als voorzitter van het bestuur, is hij gelukkig niet verloren voor de sector”, meent Besselink. Over het COB vervolgt hij: “Ondergronds bouwen heeft een groot maatschappelijk belang. Bovendien staat Nederland op dit gebied internationaal hoog aangeschreven. Om dat vast te houden, moeten we zijn allen de schouders eronder blijven zetten, want anders krijgen we er later spijt van. Het COB vervult hierbij een essentiële functie, omdat het een plek is om projectoverstijgend kennis te ontwikkelen.”
>> Lees meer in het dubbelinterview met Jan de Jong en Piet Besselink in de Onderbouwing van juni 2013

Tunnelveiligheid

Na alle introducties was het woord aan Hans Gispen van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Zijn presentatie ging over de ontwikkelingen in wet- en regelgeving voor tunnelveiligheid.Gispen: “Er is de laatste jaren veel te doen rondom tunnelveiligheid. De problemen openbaren zich vaak in een laat stadium, wanneer de tunnel niet open mag omdat de veiligheid niet op orde zou zijn. Een verschil in opvatting lijkt hieraan ten grondslag te liggen: ingenieurs kijken naar de techniek, die erop is gericht de kans op een incident zo klein mogelijk te maken, terwijl hulpdiensten kijken naar de situatie als een incident al heeft plaatsgevonden. Dan krijg je verschillende antwoorden op de vraag ‘is de tunnel veilig?’. De wet- en regelgeving gaf ook geen uitsluitsel.”

Gispen vertelt dat een evaluatie van het ministerie drie verbeterpunten heeft opgeleverd. “De eerste is ‘definieer een eenduidig veiligheidsniveau’. Dat hebben we geregeld door een wettelijke norm vast te leggen en een standaarduitrusting voor te schrijven. Daarnaast is er voortaan één methodiek om de veiligheidsinrichting te bepalen, de zogeheten kwalitatieve risicoanalyse (QRA). Scenarioanalyses worden alleen opgesteld voor het gebruik van de voorzieningen. Al deze zaken dragen ook bij aan het tweede verbeterpunt, het stroomlijnen van het besluitvormingsproces. Voortaan hoe je alleen te toetsen of er wordt voldaan aan de norm, dus het afgeven van een openstellingsvergunning wordt bijna een formaliteit. De adviesfunctie voor tunnelbeheerders komt te liggen bij de veiligheidsbeambte, waardoor de Commissie Tunnelveiligheid kan worden opgeheven.”

Als derde verbeterpunt noemt Gispen het investeren in de kennisdeling. Er komt een apart kennisplatform waar straks alle informatie omtrent tunnelveiligheid te vinden is. Naar verwachting wordt dit platform ondergebracht bij het COB. Het werk zal volgens Gispen voornamelijk bestaan uit doorverwijzen: “Het kennisplatform beantwoordt zelf de generieke, ‘eenvoudige’ kennisvragen en verwijst in andere gevallen door naar specialisten. Projectspecifieke vragen moeten door de markt of door de veiligheidsbeambte beantwoord worden”. Het kennisplatform is vooral bedoeld voor niet-rijkswegstunnels en gemeentelijke spoortunnels. Als alles goed gaat, zouden het platform en de nieuwe wetgeving per 1 juli 2013 in werking moeten treden.

Kennis van de Noord/Zuidlijn

Hoite Detmar, directeur omgeving en reizigers bij Dienst Metro Amsterdam, sprak over de ‘erfenis’ van de Noord/Zuidlijn. “Tussen aanhalingstekens, want het project is nog in volle gang”, aldus Detmar. “Het boren is echter achter de rug en dat is voor ons de aanleiding te starten met een nieuw kennisprogramma, waarbij we samenwerken met het COB.”
>> Lees meer in de Onderbouwing van juni 2013

In zijn presentatie stelde Detmar: “Er is altijd meer kennis buiten je organisatie dan erbinnen”. Het publiek was het daar erg mee eens. Men was ook enthousiast over de nadruk die de Noord/Zuidlijn legt op interactie. Op de nieuwe kenniswebsite nodigt de Noord/Zuidlijn voornamelijk deskundigen uit om mee te praten. Volgens het publiek kunnen we soms nog een stap verder gaan. “Denk aan ‘crowd thinking’: leg een probleem neer en kijk wat voor oplossingen er binnenkomen”.

Afwegingskader: de zeven inzichten

Bert van Eekelen (Arcadis) praatte ons bij over het afwegingskader ondergronds/bovengronds. “Het COB kreeg van Rijkswaterstaat de opdracht een afwegingskader te maken waarmee de afweging bij projecten met ondergrondse alternatieven verbeterd kan worden. Na uitgebreid onderzoek zijn we uitgekomen bij zeven inzichten”, zegt Van Eekelen. “Ik zal u nu meenemen langs de achterliggende gedachten.”

Van Eekelen: “Het bijzondere bij de afweging ondergronds/bovengronds is dat de verschillen zo groot zijn: of het een ondergrondse of bovengrondse oplossing wordt, maakt veel uit voor de betrokkenen. Er is dan ook vaak veel emotie mee gemoeid. Daarnaast is de afweging complex omdat er meerdere bestuurlijke partijen een rol spelen, met zowel grote belangen bij de infrastructuur als belangen bij de ruimtelijke ontwikkeling. Het lijkt vaak dat afweging en besluitvorming in gezamenlijkheid plaatsvindt, maar elke partij maakt de afweging op zijn eigen manier en op zijn eigen moment.” Volgens Van Eekelen hoeft dat geen probleem te zijn: “Consensus is niet vereist. Als bestuurders elkaar maar vinden in de onderlinge verdeling van kosten en risico’s en elkaar de waarden gunnen die gerealiseerd kunnen worden. Om een rationele afweging te maken, moet je zoeken naar verenigbare belangen en niet naar gezamenlijke.”

(Foto: Chiel Epskamp)

“Waarde en kwaliteit zijn belangrijke factoren bij de afweging ondergronds/bovengronds. Ondergrondse alternatieven zijn zinvol om mee te nemen wanneer er sprake is van een meerwaarde. Voor een goede afweging moet je vanuit die toegevoegde waarde naar de kosten en risico’s kijken. Daar hebben we bij het afwegingskader extra aandacht aan besteed.”

Later dit jaar zullen de zeven inzichten worden gepresenteerd in een laagdrempelig boekje met veel voorbeelden. “Het kader biedt geen kant-en-klare methodiek die kan worden doorlopen. De insteek wordt ‘wat kom je allemaal tegen bij de afweging ondergronds/bovengronds?’. De zeven inzichten, aangevuld met tips en inspiratie, laten zien onder welke voorwaarden binnen een project een optimaal resultaat kan worden bereikt.”

COB-Academy

De laatste presentatie werd gegeven door COB-coördinator Richard van Ravesteijn. Hij introduceerde de COB-Academy, een nieuw concept om de kennis die binnen het COB is en nog wordt ontwikkeld, beter toegepast te krijgen in de praktijk. “Tot nu toe worden de meeste projecten afgesloten met een rapport. De kennis komt terecht op de kennisbank en wordt ontsloten via de website, de Onderbouwing en congressen. We krijgen echter steeds vaker de vraag of we niet méér kunnen doen. Het blijkt soms lastig om de lessen uit een rapport daadwerkelijk in praktijk toe te passen. Dat was voor ons reden om de COB-Academy te initiëren.”

Van Ravesteijn legt uit dat het idee nog heel pril is: hoe de Academy eruit komt te zien – welke vorm de activiteiten zullen hebben – is bijvoorbeeld nog niet duidelijk. “We hebben het soms over cursussen, maar eigenlijk klopt dat niet. De activiteiten worden kleinschalig, laagdrempelig en interactief. Denk bijvoorbeeld aan workshops, een aantal avondcolleges of excursies. De vorm zal waarschijnlijk afhangen van het onderwerp”, aldus Van Ravesteijn. Veel onderwerpen liggen in feite al vast, want vooralsnog is de Academy bedoeld om reeds ontwikkelde kennis over het voetlicht te brengen. “De ervaringen die werkgroepleden hebben opgedaan tijdens een project, breng je niet altijd over via een rapport. Een activiteit binnen de COB-Academy kan er dus simpelweg uit bestaan dat de werkgroepleden dieper ingaan op wat ze precies hebben gedaan.”

Tijdens de vragensessie blijkt dat de zaal nog niet geheel overtuigd is. Veel van de aanwezige organisaties hebben zelf al een opleidingsinstituut en ook PAO geeft cursussen op het gebied van ondergronds bouwen. Van Ravesteijn: “Een belangrijk kenmerk is dat het vooral gaat om binnen het COB ontwikkelde kennis. Maar zoals gezegd, we moeten het concept nog verder ontwikkelen. We nodigen iedereen van harte uit om met ons mee te denken.”