Zilveren jubileum voor Museonder

Laat bezoekers zich verwonderen over de wereld onder de grond: het basisidee voor het ondergrondse museum Museonder, dat onderdeel is van het bezoekerscentrum op De Hoge Veluwe. In 1993 opende het museum zijn deuren. Samen met architect Cor van Hillo, die het museum ontwierp, en Peter Eleveld, voormalig hoofd van het bezoekerscentrum, blikken we terug.

“De eerste plannen voor een ondergronds museum stammen uit 1983”, vertelt Eleveld. “Op een avond brainstormen directeur Cees Stefels, adjunct-directeur Bert Snijders en pr-medewerker Wim Alings van het bezoekerscentrum op De Hoge Veluwe – dat op dat moment ruim tien jaar bestaat – hoe ze het park voor de toekomst aantrekkelijk kunnen houden, vooral voor de jongere generaties. Snijders komt met het plan om bezoekers te laten zien wat er zoal in de ondergrond van de Veluwe gebeurt. Een van zijn ideeën is om kinderen via een nagebouwde dassenburcht naar een ondergrondse ruimte te laten kruipen.”

Het idee voor een ondergronds museum wordt een paar jaar later concreet. De faculteit Bouwkunde van de toenmalige Technische Hogeschool Eindhoven schrijft een prijsvraag uit voor haar studenten. De opdracht is een ondergronds natuurmuseum te ontwerpen dat vooral gericht is op kinderen. Een van de voorwaarden is dat er boomwortels en andere vormen van ondergronds leven getoond werden. Negentien studenten sturen een ontwerp in en op 1 december 1986 hoort vijfdejaars student Cor van Hillo dat hij heeft gewonnen.

Hoogtevrees

“Die zomer had ik in Zwitserland schilderijen gezien van de Russische kunstenaar El Lissitzky”, vertelt Van Hillo. “Ruimtelijke composities met veel diepte. Die inspireerden mij om in mijn ontwerp ook nadrukkelijk diepte te tonen met hellingbanen, vloerdoorsnijdingen en het wortelstelsel van een ruim honderddertig jaar oude boom onder een lichtkoepel. Verder koos ik voor een schuin liggende boom langs een hellingbaan die de bezoeker vanuit het bezoekerscentrum begeleidt naar de ondergrondse ruimten. Je daalt als het ware van de top van de boom af naar de wortels.”

‘Het fijne was dat er veel vertrouwen was. Zo kregen we grotendeels de vrije hand en konden we allerlei wilde plannen uittesten.’

Nadat was besloten om het museum daadwerkelijk te bouwen, is Van Hillo samen met Arno van Berge Henegouwen, tentoonstellingsmaker van het Haagse onderwijsmuseum Museon, de plannen verder gaan uitwerken. “Het fijne was dat er veel vertrouwen was. Zo kregen we grotendeels de vrije hand en konden we allerlei wilde plannen uittesten. We hadden bijvoorbeeld het idee om naast het museum een grote uitkijktoren te maken. De gedachte was dat we bezoekers vanaf die toren de geomorfologische processen konden tonen die het omliggende landschap hebben gevormd. Om te kijken of dat zou werken, huurden we een hoogwerker. Dat werd geen succes en niet alleen omdat ik hoogtevrees heb. In het bakje zagen we dat alle boomtoppen op ongeveer hetzelfde niveau zaten en er nauwelijks reliëf te zien was. Geen toren dus.”

Steenuiltje

Van Hillo vervolgt: “Toen de bouw al bezig was, kregen we ineens het idee om in de vloer kleine kijkdoosjes te maken, waarin we verrassende ondergrondse verschijnselen zouden kunnen laten zien. Aangezien dat idee ontstond op de dag dat het beton zou worden gestort, hebben we nog snel een paar uitsparingen gemaakt. Als je nu door het gaatje van een van die kijkdoosjes tuurt, kijkt een steenuiltje je aan. Deze kleine uil gebruikt soms namelijk een oud konijnenhol als broedplek.”

Eleveld vult aan: “Die kijkdoosjes zorgden tijdens de feestelijke opening door prins Claus nog even voor opschudding. De gezondheid van de prins was toen al niet zo goed meer en toen hij ineens op zijn buik lag, schrokken verschillende mensen behoorlijk. Ze wisten niet dat hij gewoon nieuwsgierig was en in een kijkdoosje wilde kijken.”

In het Museonder dalen de bezoekers af in de ondergrond. (Foto: Het Nationale Park De Hoge Veluwe)

Verwonderen

Het Museonder heeft drie lagen en behandelt op elke laag een ander deel van de ondergrond. Op de bovenste wordt het planten- en dierenleven in de eerste meter van de bodem getoond. De volgende laag gaat in op de geologie en paleontologie, en de onderste laag op hydrologie. Verder biedt deze laatste laag een blik op ‘het middelpunt van de aarde’.

Van Hillo: “Ons uitgangspunt was steeds dat we bezoekers wilden verwonderen, door ze boeiende aspecten van de omringende natuur te laten zien en ervaren. Daarbij stond voor ons voorop dat het geen standaard bezoekerscentrum moest worden. Daarom hebben we bijvoorbeeld een bewegende vloer gemaakt om het gevoel van een aardbeving na te bootsen.”

Eleveld: “Vanaf het begin werd het museum erg gewaardeerd en eigenlijk is dat nooit veranderd. Natuurlijk hebben we in de afgelopen vijfentwintig jaar onderdelen vernieuwd en verbeterd, maar in grote lijnen is de oorspronkelijke opzet niet veranderd. Het staat nog altijd ten dienste van Het Nationale Park De Hoge Veluwe en toont wat er in de ondergrond allemaal te zien is. Ook het interieur is grotendeels nog hetzelfde. Van Hillo heeft daar wel een verklaring voor: ”Architecten gaan in hun ontwerp uit van een levensduur van minimaal vijftig jaar. Als de vormgeving toentertijd door interieurbouwers was gedaan, was de inrichting vast al een aantal keer gewijzigd.”

Het Museonder is onderdeel van het bezoekerscentrum in het park. (Foto: Google Streetview)