Graafschade: de weerbarstigheid van de praktijk

De daling van het aantal graafschades stagneert. In het speerpuntenprogramma 2014-2018 van het KLO is afgesproken dat er in 2018 minder dan 25.000 (circa 4%) graafschades zijn. Deze doelstelling is met de stijging van het absolute aantal graafschades in 2016 onder druk komen te staan. René Frinks (Heijmans) en Robert-Jan Looijmans (Agentschap Telecom) spannen zich, ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, in om veilig en schadevrij graven te bevorderen.

De oprichting van het Kabel- en Leidingoverleg (KLO) in 2006, de invoering van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) in 2008 (in 2017 herzien en overgegaan in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken, WIBON) en de publicatie van de richtlijn CROW 250 in 2008 (in 2017 vervangen door CROW 500) hebben gezorgd voor meer bewustzijn. Bij een groeiend aantal graafbewegingen daalde het aantal schades van 8% in 2013 naar 6% in 2015. Maar in 2016 heeft de procentuele daling zich niet verder doorgezet. Er is behoefte aan een volgende stap.

Statistieken uit de publicatie Feiten en cijfers over schade door graafwerkzaamheden tonen de recente ontwikkelingen. (Beeld: Agentschap Telecom)

Met de richtlijn CROW 500 hebben de ketenpartijen vastgesteld wie welke verantwoordelijkheid draagt en welke procedures in verschillende fasen van een grondroerproces gevolgd moeten worden. Het feit dat die afspraken nog niet overal zijn doorgedrongen tot de mensen die in de praktijk ‘aan de knoppen zitten’, zien Robert-Jan Looijmans en René Frinks als voornaamste uitdaging om het aantal graafschades verder terug te dringen. Het is voor hen aanleiding om te zoeken naar mogelijkheden om samenwerking op dit gebied te versterken.

René Frinks: “CROW 500 is een uiting van de wil om er samen uit te komen. Maar samenwerken is een veelkoppig monster. Over de manier waarop we samenwerking in de dagelijkse praktijk moeten vormgeven, moeten we met de hele keten nadenken. We hopen daarbij de denkkracht van het hele COB-netwerk te benutten. Het zou fijn zijn als we hier met z’n allen onze tanden in kunnen zetten. We hebben immers allemaal belang bij een probleemloos graafproces.”

Iedereen wint

De te behalen winst reikt volgens Looijmans en Frinks verder dan graafschadebeperking. Betere afstemming moet ook leiden tot meer efficiency, lagere kosten, verhoogde veiligheid en minder hinder. Regelmatig overleg tussen opdrachtgevers, netbeheerders en grondroerders leidt ertoe dat uitvoeringsproblemen eerder gesignaleerd worden. Dat moet vervolgens leiden tot de ontwikkeling en implementatie van gezamenlijke oplossingen. Omdat elke partij daar beter van wordt – en alle betrokkenen dit onderschrijven –, zou dit moeten leiden tot een proces van vanzelfsprekende, continue verbetering. Toch is de praktijk soms weerbarstig. Uit gesprekken met allerlei mensen uit de keten blijkt dat de kennis van de CROW 500 niet overal is geland en er nog steeds verschillen zitten tussen ‘weten wat goed is’ en ‘doen wat goed is’.

Robert-Jan Looijmans: “De regelgeving gaat ervan uit dat niemand gebaat is bij graafschade. Er is een natuurlijke prikkel om ervan af te komen. In het proces daarnaartoe zijn wij als Agentschap Telecom de katalysator. We willen dat de markt het oppikt en dat het niet nodig is om boetes uit te delen. Vanuit die optiek is het logisch dat wij samen met marktpartijen willen uitzoeken wat er speelt in de praktijk en snappen waar en waarom het toch nog misgaat.”

We hebben ontdekt dat de kennis over een graafschadebeperkende aanpak vaak nog niet aanwezig is bij de mensen die in de praktijk bepalend zijn.

Het belang van Heijmans als aannemer ligt ten eerste in het voorkomen van ongevallen en daarnaast in het voorkomen van extra kosten, vertraging van projecten en imagoschade. René Frinks is nauw betrokken bij het graafschadepreventieteam van Heijmans. René Frinks: “We hebben ontdekt dat de kennis over een graafschadebeperkende aanpak vaak nog niet aanwezig is bij de mensen die in de praktijk bepalend zijn. Dat is geen bewuste onwil, maar leidt er wel toe dat de bestaande praktijk – ‘zo doen we het al jaren’ – kan blijven voortbestaan. Verder zien we dat niet altijd duidelijk is wie welke rol heeft op welk moment. Zo kan het bijvoorbeeld bij een verlegging onduidelijk zijn wie nu eigenlijk de opdrachtgever is. Om graafschade te voorkomen, hebben we soms andere mensen nodig dan degenen met wie we tot nu toe in gesprek zijn geweest.”

“René en ik concluderen dat we ook andere competenties nodig hebben in de keten”, vult Robert-Jan aan. “Niet alleen techneuten en juristen, maar ook mensen die de psychologie achter dit soort implementatieprocessen begrijpen. Het is niet alleen een kwestie van niet weten, maar soms ook een kwestie van niet kunnen of niet willen. Overigens ben ik van mening dat het niet zo complex is dat er niet morgen al gestart kan worden met goed opdrachtgeverschap. Gewoon beginnen leidt al tot winst.”

Audits

De verwachting is dat Agentschap Telecom meer en beter inzicht krijgt in de beweegredenen van betrokken partijen als dit jaar de eerste audits in het kader van de WIBON plaatsvinden. Het idee is dat de inspecteurs van Agentschap Telecom aan de hand van die audits beter begrijpen wat opdrachtgevers doen om tot zorgvuldige opdrachtverlening voor graafwerkzaamheden te komen en dat ze ontdekken waar die opdrachtgevers tegenaan lopen. Met die kennis kan het Agentschap eerder en nauwkeuriger sturen en actief bijdragen aan de preventie.

René Frinks: “Daarnaast zullen we als keten beter in kaart moeten brengen wat de kosten en andere consequenties van graafschade zijn. Het belang van de opdrachtgever zit in doorlooptijd- en hinderbeperking, de grondroerder kijkt naar geld en veiligheid, en de netwerkbeheerder is primair geïnteresseerd in beschikbaarheid van zijn netwerken. Die belangen zul je al aan de voorkant in de aanbesteding moeten meenemen. Nu zit er nog een knip in de bij opdrachtgevers en uitvoerders beschikbare kennis, waardoor dat niet gebeurt.” Robert-Jan Looijmans: “We zien vaak dat opdrachtgevers onvoldoende kennis hebben van door de grondroerder uit te voeren werkzaamheden. Dat is mede het gevolg van het feit dat de grondroerder problemen in de praktijk oplost. Dat is als het ware een tweede natuur. Daardoor heeft de opdrachtgever ten onrechte het idee dat de grondroerder ook in alle gevallen de partij is die het probleem moet oplossen. Maar de CROW 500 zegt dat de opdrachtgever alle informatie die beschikbaar is, ook beschikbaar moet stellen. Kortom, de opdrachtgever moet dus meer informatie verzamelen voordat hij tot opdrachtgeven kan overgaan.”

Urgentie

Op basis van de WIBON kan de overheid betere samenwerking gaan afdwingen. Zover is het volgens Robert-Jan Looijmans zeker nog niet. “Tot 2020 moet de graafketen zich bewijzen. Pas dan dient de vraag zich aan of de keten de verantwoordelijkheid aankan of dat we aanvullende dwangmiddelen moeten gaan gebruiken. Overigens ga ik niet uit van dat laatste. Ik denk dat we het gaan redden met z’n allen.” René Frinks: “We mogen het idee dat we het in de driehoek van opdrachtgever, netbeheerder en grondroerder moeten oplossen, niet loslaten. Als je dat doet, ga je aanmodderen.”