Standaardisatie detectievraagstukken

Uit het COB-onderzoek van vorig jaar kwam naar voren dat verbeteringen in het gebruik van innovatieve detectietechnieken (bv. grondradar en radiodetectie) wenselijk en mogelijk zijn. Daar wordt nu gehoor aan gegeven door de detectiebedrijven, in samenwerking met gemeente Utrecht.

In 2011 werd – in navolging van een verkennend onderzoek – een praktijktest gehouden, waarin niet de techniek zelf, maar de toepassing centraal stond. De praktijkproef wees uit dat er een aanzienlijk aantal kabels en leidingen gevonden kan worden, echter wel met een grote variatie tussen de detectiebedrijven onderling. Bedrijven werden daarom aanbevolen te werken aan standaardisatie; opdrachtgevers werden gevraagd hen daarin te ondersteunen.

Naar aanleiding van het rapport formuleerde branchevereniging GeoBusiness Nederland vier speerpunten:

  • Het opstellen van een definitie (wat is opsporen van kabels en leidingen) en ‘best practices’
  • Een uniform aanbestedingsdocument voor het opsporen van kabels en leidingen
  • Een uniforme levering van resultaten
  • Het initiĆ«ren van opleidingen en certificeringen

In een praktijkproject van gemeente Utrecht wordt nu gewerkt aan speerpunt twee en drie.

Workshop

Het project (O40) is begin februari 2012 van start gegaan met een eerste workshop, waarin gemeente Utrecht de casus uiteenzette aan de deelnemende detectiebedrijven. Ook discussieerden de partijen over de mogelijke aanpak van de casus door detectiebedrijven, de verwachtingen van de gemeente en belangrijke aandachtspunten.

Vervolg

De gemeente Utrecht had tijdens de workshop veel input gekregen om volgende stappen te maken en heeft besloten hier zelfstandig, zonder het netwerk van het COB mee verder te gaan.

Binnen het COB loopt inmiddels het initiatief Toepasbaarheid PAS 128, waarin het COB samen met een aantal partijen gaat onderzoeken of deze internationale richtlijn ook in Nederland toegepast kan worden en wat hierbij zowel de na- als voordelen kunnen zijn.