Biedt BOEI straks houvast voor alle Nederlandse gemeenten?

Acht gemeenten in de regio’s Haaglanden en Bollenstreek effenen het kabels- en leidingenpad voor de BV Nederland. In het project BOEI is een proces met bijbehorende praktische instrumenten in ontwikkeling waarbij kabels en leidingen vanaf de initiatiefase tot en met de uitvoering in projecten kunnen worden meegewogen. Na een intensieve voorbereidingsperiode starten nog dit jaar de eerste tests.

“Eind maart zijn de producten gereedgekomen voor de testfase, zodat we de komende tijd data kunnen genereren die moeten leiden tot het voorkomen en beperken van onnodige kosten aan ondergrondse kabel- en leidingeninfrastructuur”, vertelt Jarko van Bloois van Legal Infra. Samen met Peter de Visser van de gemeente Zoetermeer blikt hij terug op de totstandkoming van de systematiek, legt hij uit hoe het samenwerkingsproces is ingericht en kijkt hij vooruit naar de potentiële betekenis van het ontwikkelde samenwerkingsprotocol en het beleidskader ondergrondse infra (BOEI) voor de betrokken gemeenten – en wellicht later voor heel Nederland.

Stroeve start

‘Transparant en voorspelbaar’ zijn de sleutelwoorden ten aanzien van BOEI. Dat is een voorwaarde om partijen die in praktijk vaak tegenover elkaar staan, nader tot elkaar te brengen. Bovendien is er door de invoering van de marktwerking een speelveld ontstaan waarin lasten (problemen) kunnen worden doorgeschoven naar andere partijen in de keten en er vaak sprake is van tegengestelde belangen en verhoudingen. Met het vaststellen van een verordening (Algemene verordening ondergrondse infrastructuren, AVOI) is door de gemeenten ingespeeld op de vraag naar meer regie en uniformering van beleid. Hierbij zijn losse overeenkomsten – met een vaak voor de netbeheerder positiever vergoedingsregime – opgezegd. De netbeheerders zagen hierdoor hun grip verdwijnen maar ook een prikkel om belangen met elkaar te delen. De filosofie achter BOEI, gericht op maatschappelijke waarde en de prikkel om samen te werken, bieden ook netbeheerders voldoende comfort om deel te nemen in de pilotprojecten.

Gezamenlijk belang

Jarko: “De ontwikkeling van BOEI past bij de roep vanuit gemeenten om meer regie te krijgen op ontwikkelingen in de ondergrond.” Peter: “In een groeigemeente als Zoetermeer, waar we voorheen uitbreidden in open gebied en nu steeds vaker binnenstedelijk moeten opereren, voelden we de urgentie. Opgaven komen bij elkaar. Ik zie dat bijvoorbeeld in Almere en Rotterdam, waar men net als bij ons in Zoetermeer een grote vervangingsvraag heeft. Dat betekent dat je nauwkeuriger moet plannen en dat er meer beslag wordt gelegd op de ondergrond. Er moest iets gebeuren.”

“Daarvoor moet je een goed programma moet opzetten en daar heb je andere partijen bij nodig. Samenwerking met netbeheerders op operationeel vlak liep altijd wel, maar nu is meer nodig. Je wilt problemen voorkomen en daarvoor moet je weten hoe het zit in de ondergrond. Tel bij de binnenstedelijke vervangingsopgave de energietransitie en maatregelen voor klimaatadaptatie op, en je komt tot de conclusie dat overal dezelfde beweging ontstaat naar samenwerking vroeg in het proces. Daarvoor heb je deze afspraken nodig, maar ook elkaar. Doordat de onderlinge contacten intensiever worden, leer je elkaar en elkaars belangen ook steeds beter kennen. Dat helpt.”

Stap voor stap

Begin 2019 was er voldoende vertrouwen om fundamentele vragen aan de orde te stellen en tot afspraken te komen. Eind 2019 lag er een zogeheten uitgangspuntenmemo waarin de verschillende belangen, en hoe daarmee om te gaan, zijn vastgelegd door de gemeenten. Aan dat memo lagen vier fundamentele vragen ten grondslag:

  • Hoe weeg je als gemeente de ondergrondse infra mee in je plannen en welke factoren spelen hierbij een rol?
  • Hoe weeg je het private belang van ontwikkelaars bij het bepalen waar verlegkosten van kabels en leidingen terechtkomen?
  • Welke maatregelen dient de gemeente te treffen als de impact op een kabel of leiding groot is?
  • Welk effect heeft dit alles op de nadeelcompensatieregeling?

Het zijn de spanningsvelden die transparant zijn gemaakt. Hoewel de uitkomsten niet volledig in overeenstemming zijn met de gedachte die de netbeheerders erbij hebben, leveren de transparantie en vroegtijdige (h)erkenning al veel winst op.

Voorkomen van impact op de ondergrond

Omdat de bestuurlijke processen en producten hun werk vooral goed kunnen doen als de samenwerking tussen de gemeenten en netbeheerders verschuift van operationeel naar tactisch en strategisch, wordt ook gewerkt aan een samenwerkingsprotocol. Jarko: “De afspraken daarin lijken op de uitvoeringsprotocollen die er al zijn, maar worden aan de voorkant voorzien van meer strategisch overleg dat is gericht op het voorkomen van impact op de ondergrond.” Die impact wordt zichtbaar gemaakt aan de hand van het model dat de komende periode ook in de pilotprojecten gebruikt zal worden.

Het model – een projectdossier op basis van quickscan, impactmeting en maatregelen – leidt ertoe dat belangen op een breed gedragen uniforme manier worden gewogen. (Beeld: Legal Infra)

“Het model is een informatietrechter”, legt Jarko uit. “De eerste stap omvat een quickscan waarmee je in de initiatiefase per project inzichtelijk maakt wat de globale verwachte impact op de ondergrond is. Daarin neem je ook mee wat er in de omgeving gebeurt, maak je mogelijke financiële implicaties inzichtelijk en onderzoek je of je werk met werk kunt maken. De uitkomst van de quickscan gaat naar de verantwoordelijken binnen de gemeente. In de volgende fase, waarin de haalbaarheid van een project wordt onderzocht door middel van de impactanalyse, kun je transparant maken wat de mogelijke gevolgen zijn voor de verschillende betrokken partijen. We hebben een methode ontwikkeld die het mogelijk maakt een verzwaringsfactor mee te geven aan de impact van een kabel of leiding, variërend van normaal tot zwaarwegend. Daaruit volgt in eerste instantie een verzwaard regime bij grotere impact (naarmate de impact groter is worden er meer maatregelen voorgeschreven in de ontwerpfase om de impact te voorkomen). Hieruit volgt een maatregelenplan voor de uitvoering. Het bijbehorende dashboard is zo ingericht dat de potentiële besparingen op het gebied van kabels en leidingen vooraf inzichtelijk zijn. Dat geeft een extra stimulans om met deze methode te werken. Overigens wil ik ook nog onderzoeken wat de besparingen zouden zijn geweest bij projecten waar nog op de traditionele wijze is gewerkt. Hoe pijnlijker de uitkomsten, des te meer mensen getriggerd zullen zijn om het anders te gaan doen.”

Waar zit de pijn?

Het projectdossier op basis van quickscan, impactmeting en maatregelen leidt ertoe dat alle belangen, van gemeenten én netbeheerders, op een uniforme manier worden gewogen. De transparantie die uit dit proces volgt, leidt ertoe dat alle betrokken partijen in een vroeg stadium inzicht hebben in alle belangen en overwegingen en invloed hebben op een rechtvaardige verdeling van lusten en lasten. Of zoals Jarko het zegt: “Je maakt inzichtelijk waar en bij wie de pijn zit. Het is aan de gemeente om die pijn mee te wegen in de ontwerpfase en deze vervolgens zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, en uiteindelijk ook transparant te motiveren waarom resterende pijnpunten niet vermeden konden worden. Zo kom je tot gedragen oplossingen waarin respect zit voor de besluiten die nodig waren om daar te komen.”

‘Zo kom je tot gedragen oplossingen waarin respect zit voor de besluiten die nodig waren om daar te komen.’

Testfase

De komende periode worden de criteria opgesteld voor de testprojecten. “Die gaan nog dit jaar van start”, zegt Jarko. “We willen in ieder geval een aantal verschillende projecten selecteren, zodat we breed ervaring op kunnen doen. De testprojecten monitoren we vanuit BOEI en we laten ook mensen van buiten meekijken.”

Toepassing van BOEI in testprojecten mag naar verwachting geen probleem zijn. Het beleidskader en de bijbehorende instrumenten zijn zodanig ontwikkeld dat elke gemeente ermee kan werken. Uitgangspunt is dat niet elke gemeente beschikt over expertise op het gebied van ondergrond en kabels en leidingen. Jarko: “Gemeenten hebben jaarlijks honderden projecten waarbij ondergrondse kabels en leidingen een rol spelen. Daarom hebben we gezegd dat het opstellen van een quickscan bijvoorbeeld maximaal een dag mag kosten. De uitkomst van de quickscan geeft met groen, oranje of rood meteen de spanning aan die er op het project zit, zodat de organisatie effectief kan prioriteren.”

Peter: “We rollen dit in eerste instantie uit binnen de acht betrokken gemeenten. Daarna kunnen we verbreden naar de Metropoolregio Rotterdam/Den Haag en de Leidse regio. Bij het opschalen willen we ervoor zorgen dat er voldoende flexibiliteit is om nieuwe ontwikkelingen en inzichten in te bedden. Daarna kunnen we het landelijk inbrengen. Het zou mooi zijn als wat wij nu met BOEI doen, uiteindelijk in een CROW-richtlijn terechtkomt. Ik ben ervan overtuigd dat als wij kunnen laten zien dat het echt werkt in de praktijk, andere gemeenten het over zullen nemen. Overal waar ik kom, vraag ik aandacht voor dit proces en de reacties zijn positief.”