F200 – Praktijkonderzoek Sophiaspoortunnel
https://www.cob.nl/document/praktijkonderzoek-f200-sophiaspoortunnel/
Auteur: Ir. F.J.M. Hoefsloot
Uitgever: COB
Uitgave: 31 maart 2003 | Geüpload op: 1 mei 2016
In het kader van het Praktijkopnderzoek Sophtaspoortunnet, deelcornmlssie F220 "Deformaties en Boortechnologie" , zijn berekeningen uitgevoerd met een 40- grout...>>
Samenvatting
In het kader van het Praktijkonderzoek Sophiaspoortunnet, deelcommissie F220 “Deformaties en Boortechnologie” , zijn berekeningen uitgevoerd met een 40- groutdrukmodel ter bepaling van de deformaties in de ondergrond ten gevolge van het boren van de tunnel. In deze EEM-berekeningen wordt een geavanceerd grondmodel (HS-model) toegepast. De invoerparameters voor dit grondmodel volgen uit de resultaten van het veldonderzoek en specialistisch laboratoriumonderzoek.
De proeven zijn uitgevoerd met de Fugro Conus-Pressiometer, waarmee zowel pressiometerproeven kunnen worden uitgevoerd als de conusweerstand, plaatselijke wrijvingsweerstand, waterspanning en de helling kan worden gemeten. Deze conus bestaat uit een standaard Piezo-conus waarboven een cilindrisch rubber membraan is aangebracht over een hoogte van ca. 0,44 m. De afstand tussen de onderkant van de conus en het midden van het membraan bedraagt ongeveer 0,67 m. Door interpretatie van de sondeergrafiek kan een nauwkeurige selectie plaatsvinden van de diepte waarop de pressiometerproef moet worden uitgevoerd. Alvorens met testen aan te vangen wordt een calibratie over het volledige drukbereik uitgevoerd ter vaststelling van de karakteristieke systeemstijfheid onder atmosferische druk. Deze karakteristieke waarde wordt in de resultaten van de pressiometertesten verdisconteerd.