Van tasten in het duister tot heldere leidraad voor risicobeheersing

In Nederland is er weinig vastgelegd over arbeidsveiligheid bij tunnelwerkzaamheden. Het gesloten karakter van de tunnel brengt echter specifieke risico’s met zich mee. Door gebrek aan kennisdeling worden maatregelen voor dergelijke risico’s in de praktijk vaak opnieuw ‘uitgevonden’. Als reactie op de toenemende behoefte aan best practices ontwikkelt het COB-netwerk een leidraad voor een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) in tunnels. Projectleider Dennis Koene bespreekt en toetst de leidraad tijdens een bijeenkomst met Strukton over de renovatie van de Hubertustunnel.

Dennis Koene, zelfstandig veiligheidsdeskundige en manager integrale veiligheid bij de Blankenburgverbinding, is projectleider en initiatiefnemer van de RI&E-leidraad: “Het idee voor de leidraad ontstond tijdens het werken aan de RijnlandRoute. Daar kwam ik een behoorlijk aantal uitdagingen tegen die ieder een verband leken te hebben met het omsloten karakter van de tunnel. Hoewel je in iedere tunnel met dezelfde risico’s te maken hebt, bleek dat er weinig tot geen kennisdeling over plaatsvond. Er is veel ervaring binnen het veld, maar over best practices kon ik niets vinden. Niet in het bedrijf waarvoor ik werkte en ook niet op overkoepelend niveau. Bij de Blankenburgverbinding kwam ik dezelfde problematiek tegen: zaken die we in de praktijk altijd wel weer oplossen, maar vaak behoorlijk last-minute.”

‘Hoewel je in iedere tunnel met dezelfde risico’s te maken hebt, bleek dat er weinig tot geen kennisdeling over plaatsvond.’

“Ik legde de kwestie voor bij het COB,” vervolgt Koene, “en die vroegen mij of ik het zag zitten om meer informatie hierover op te halen bij andere participanten van het COB.” Dit resulteerde in 2023 in de oprichting van een projectgroep met twaalf deelnemers. De betrokken partijen vormen een combinatie van opdrachtgevers en opdrachtnemers, waaronder bijvoorbeeld Rijkswaterstaat en diverse grote aannemers. Het invloedsgebied van het COB omvat naast Nederland ook Vlaanderen; in de projectgroep vertegenwoordigd door onder andere opdrachtgever Lantis.

Het doel van de leidraad is het verhogen en delen van kennis over veilig werken in tunnels, bij zowel nieuwbouw als renovatie. De beoogde leidraad biedt een overzicht van de mogelijke arbeidsrisico’s en bijpassende beheersmaatregelen. Een belangrijk bijkomend doel vanuit het COB is om het gesprek over arbeidsveiligheid naar voren te halen, naar de voorbereidingsfase van het bouwen of renoveren, in plaats van kort voor of zelfs tijdens de uitvoering. Koene benadrukt dat de leidraad bedoeld is als zelfevaluatie of informele toetsing: “We weten hoeveel goede kennis er al is in het veld, dus deze leidraad is bedoeld om naast je eigen plannen te leggen en jezelf de vraag te stellen of je alle tunnelspecifieke risico’s in beeld hebt of niet. Het geeft richting in mogelijke beheersmaatregelen, maar het is geen wet, norm of eis. Echter, een grote achterban ziet het wel als de best practice in het werkveld.” De leidraad is straks vrij toegankelijk via het COB voor iedereen die daar interesse in heeft.

Van links naar rechts: Tom Boydens en Willem Apers van Lantis, Dennis Koene van het COB en Dennis Bossenbroek van Heijmans. (Foto: COB)

Activiteit-overstijgende risico’s

“Een belangrijke afbakening van de leidraad is dat deze over arbeidsrisico’s gaat die ‘activiteit-overstijgend’ zijn. Hiermee wordt bedoeld dat de risico’s en beheersmaatregelen niet zijn te linken aan een enkele activiteit, zoals het asfalteren van een tunnel of bepaalde boor- en slijpwerkzaamheden. Het invloedsgebied van de leidraad bevindt zich op een hoger risiconiveau: daar waar de eigenaar moeilijk aan te wijzen is, bijvoorbeeld omdat er twee activiteiten worden gecombineerd”, legt Koene uit. Onderwerpen waar de leidraad op ingaat zijn bijvoorbeeld aanrijdingsgevaar, ondermaatse luchtkwaliteit, communicatie, noodsituaties, brand, vergroot effectgebied van raakvlakrisico’s en werken in het donker.

De concept-leidraad bevindt zich momenteel in de eindfase: een ideaal moment om de inhoud te testen met de projectgroep van Strukton, die verantwoordelijk is voor de renovatie van de Hubertustunnel. “We zitten midden in de ontwerp-voorbereidingsfase. Mogelijk kunnen we elkaar aanvullen door onze plannen naast de leidraad te leggen en te kijken of alles getackeld is,” aldus projectmanager Coen van Ommen bij Strukton. Ook Patrick van Holten, technisch manager, en Rob Marijnissen, veiligheidsdeskundige, zijn aanwezig. Marijnissen is in een eerdere fase al betrokken geweest bij het opstellen van de leidraad en is benieuwd naar de eerste indruk van zijn collega’s.

Tijdens het doornemen van de leidraad is enkel het thema ‘vergroot effectgebied van raakvlakrisico’s’ niet direct helder. “Raakvlakrisico’s ontstaan wanneer twee activiteiten last hebben van elkaar, en waardoor een nieuw risico kan ontstaat,” legt Koene uit. “Denk aan een stellage die nodig is tijdens een booractiviteit waardoor de doorgang wordt verkleind voor een transportactiviteit naar een dieper gedeelte van de tunnel. Het ‘vergroot effectgebied’ van dergelijke risico’s ontstaat door het omsloten karakter van de tunnel: geluid klinkt verder, rook blijft langer hangen, et cetera.”

Hubertustunnel. (Foto: Jason Setzer)

Begin bij de bron

Hoofdstuk 2 van de leidraad is voor de snelle lezer en het meest praktisch: het beschrijft het karakter van elk risico en geeft een opsomming van de mogelijke beheersmaatregelen. De volgorde van de maatregelen heeft een zekere hiërarchie, maar de leidraad hoeft niet punt voor punt te worden toegepast. De opties dienen als voorzet voor het verplichte veiligheids- en gezondheidsplan dat de werkgever vanuit de Nederlandse wet verplicht is om op te stellen. Koene: “Hoe je het vervolgens wilt organiseren, is vormvrij: het gaat erom dát je het organiseert”.

Koene: “De maatregelen die we presenteren, sluiten aan bij de arbeidshygiënische strategie dan wel preventiehiërarchie, vakjargon voor ‘begin bij de bron’. Oftewel: neem de bron van het gevaar weg en als dat niet kan, werk dan maatregel na maatregel af tot aan de laatste categorie, namelijk die van de persoonlijke beschermingsmiddelen zoals werkkleding. Ons streven is om de maatregelen niet zo gedetailleerd weer te geven dat ze de opkomst van alternatieve werkvormen en innovaties in de weg zitten, maar ze moeten wel een goede richting geven.”

Vooral de risicothema’s ‘luchtkwaliteit’ en ‘noodsituaties’, waarbij de risico’s voornamelijk te maken hebben met communicatieproblemen, dienen met zorg te worden bestudeerd, benadrukt Koene. “Het beheersen van de luchtkwaliteit bij ondergronds bouwen is absoluut het moeilijkste”, beaamt Rob Marijnissen. Ter illustratie omschrijft Koene zijn ervaring tijdens de realisatie van de Maasdeltatunnel, onderdeel van de Blankenburgverbinding, waar gebruikgemaakt is van tijdelijke bouwventilatie gekoppeld aan een luchtslang. “In deze situatie was er nog geen sprake van een doorgaande verbinding van de tunnel, wat betekent dat de in- en uitgang dezelfde opening zijn en er geen natuurlijke ventilatie plaatsvindt. Via een luchtslang zorgden we ervoor dat verse lucht van buiten tot achter in de tunnel werd geblazen, waardoor de mogelijk vervuilde lucht uit de tunnel werd gestuwd.” Luchtkwaliteitsmetingen wezen uit dat er sprake was van een beheerste situatie.

‘Het beheersen van de luchtkwaliteit bij ondergronds bouwen is absoluut het moeilijkste.’

Ook vlucht- en alarmeringsmogelijkheden worden uitgebreid besproken tijdens de sessie: “Realiseer je dat alles wat je de tunnel inbrengt een mogelijk obstakel is in het geval dat de tunnel moet worden ontruimd,” stipt Koene aan. Er wordt ook besproken dat het belangrijk is om beheersmaatregelen aan te passen aan een specifieke activiteit. “Zorg ervoor dat je in samenwerking met de externe hulpdiensten een helder calamiteitenplan opstelt”, aldus Koene.

Hubertustunnel

Van Holten waardeert het feit dat het een leidraad betreft en geen bindende set regels: “Alle thema’s spelen bij de Hubertustunnel, met name de coördinatie-risico’s rondom communicatie en noodsituaties. Er zijn geen grote verrassingen, maar het hebben van een dergelijk overzicht helpt om de beheersmaatregelen completer te trechteren, juist nu de plannen nog redelijk open liggen.” De enige kritische noot tijdens de bijeenkomst wordt zorgvuldig geformuleerd door Van Ommen: “De leidraad lijkt zich grotendeels op nieuwbouw te richten. Bij renovatie is er potentieel sprake van een extra risico als je slechts de helft van de tunnel tot je beschikking hebt, omdat de andere helft in gebruik blijft. De aanwezigheid van een gebruikersgroep van (een deel van) de tunnel kan een extra risicogebied opleveren, wat bovendien een beperking van de mogelijke maatregelen met zich meebrengt.” Ook wordt de suggestie gedaan om elektrische veiligheid en mogelijk elektrocutiegevaar op te nemen in de leidraad.

Koene reageert positief op de suggesties en licht toe dat het merendeel van de betrokken deelnemers van de projectgroep, inclusief hijzelf, zich met nieuwbouw bezighoudt. De conceptversie van de leidraad wordt dan ook aangevuld met een aantal van de genoemde risico’s bij tunnelrenovatie. “Het is een levend document”, voegt Marijnissen toe. “We blijven onze bevindingen terugkoppelen aan het COB om de impact en effectiviteit van de leidraad te blijven verbeteren.”