Verticaal kabels-en-leidingensysteem (VKLS) de grond in

“‘Rommelruimte’,” zegt Ivo Beerens, afdelingsmanager Stadingenieurs bij de gemeente Leiden, “is een belangrijk ingrediënt om tot innovatie te komen.” Coalitevorming (‘je kunt het niet alleen’) en mensen met passie en doorzettingsvermogen zijn nodig om binnen die rommelruimte tot resultaat te komen, zo blijkt in een gesprek over het Verticaal kabels-en-leidingensysteem (VKLS), waarvan deze zomer de praktijkproef van start ging.

VKLS-bedenker Pieter van Leeuwen, regisseur Bodem en ondergrond Jos van Wersch en teamcoördinator Milieu, bodem en energietransitie Martijn Spaan kijken samen met Ivo Beerens met vertrouwen naar de uitkomsten van de proefperiode van twee jaar waarin het VKLS wordt getest. In het VKLS worden kabels en leidingen verticaal geordend in een rek in plaats van ze horizontaal naast elkaar te plaatsen. Daarmee wordt ruimte gecreëerd voor de optelsom van wensen en ontwikkelingen die beslag leggen op de ondergrondse ruimte. In Leiden is 75% van de straten daar te krap voor. Een probleem dat niet alleen in Leiden tot een gevoel van urgentie leidt, maar in vrijwel alle Nederlandse binnensteden. Het ‘living lab’, een simulatie van een kabeltracé van vijftig meter, wordt dan ook met belangstelling gevolgd. Het VKLS heeft potentie om landelijk bij te dragen aan een oplossing voor de drukte onder de ondergrond. Het beschouwen van de omgeving waarbinnen zo’n innovatie tot stand kan komen, is net zo belangrijk als de innovatie zelf.

Praktische bruikbaarheid

De praktijkproef duurt twee jaar. Gedurende het eerste jaar wordt onderzoek gedaan naar de praktische bruikbaarheid van het VKLS. Alle handelingen die tijdens de levensduur van kabels en leidingen zouden plaatsvinden – zoals het maken van verbindingen, reparaties, en het toevoegen van nieuwe kabels en leidingen in het systeem – worden in de proef uitgevoerd. Het systeem (de rekken en de kabels en leidingen) wordt met behulp van sensoren continu gemonitord op mogelijke zettingen en verplaatsingen. De eisen die hieraan ten grondslag liggen, zijn opgesteld in overleg met alle betrokken partijen. Na een jaar wordt alle verzamelde data geanalyseerd. Bij positief resultaat volgt de tweede fase waarbij de kabels en leidingen in het VKLS ook daadwerkelijk in gebruik zijn.

Bumpy ride

Het verhaal van het VKLS en het living lab dat dit jaar tot stand kwam, begon al in 2019. Het COB organiseerde samen met stichting De Bouwcampus een bijeenkomst onder de titel ‘Vol onder maaiveld’, waar ruim honderd deelnemers met elkaar oplossingen bedachten voor de ruimteproblematiek in de ondergrond. Achttien ideeën werden vervolgens gepitcht, waarvan er na een stemronde zeven overbleven. “Het VKLS werd het meest gekozen”, herinnert Pieter zich. “Toen werd duidelijk dat we er echt iets mee zouden moeten gaan doen. Ik heb het idee ingebracht tijdens het dienstenoverleg met de netbeheerders in Leiden en ook daar werd geïnteresseerd positief gereageerd. ‘Dat kan toch niet waar zijn, het is toch geen rocket science’, dacht ik toen nog, maar het werd steeds serieuzer.” Vanaf dat moment begon een ‘bumpy ride’ met ups en downs. De positieve reacties moesten worden omgezet in daadwerkelijke steun. Jos van Wersch: “Er kwamen veel kritische vragen vanuit de netbeheerders, maar ook zij zagen de uitdagingen die we hebben in de ondergrond en toonden zich geïnteresseerd.”

Urgentie en legitimiteit

De binnen de eigen organisatie gevoelde urgentie, in combinatie met de positieve reacties uit de sector, waren voor de gemeente Leiden voldoende om ruimte te geven voor verdere stappen. Ivo Beerens: ”Met het projectplan dat daarna volgde, konden we laten zien wat we zouden kunnen doen met het geld dat er nog niet was.” Jos van Wersch: “De vrijheid die er was binnen de organisatie hebben we benut om geld dat beschikbaar was voor bodemaangelegenheden te gebruiken om dat projectplan te maken.”

Pieter van Leeuwen: “Tegelijkertijd zagen we dat het project op verschillende niveaus binnen de organisatie werd omarmd. Dat gaf de legitimiteit om door te gaan.” Een periode van vertrouwen houden en volhouden was aangebroken. Samen met netbeheerders en veertien betrokken gemeenten werd voldoende geld bijeen gebracht om het project verder te brengen. Maar al snel bleek dat de uitvoeringskosten te krap waren begroot en dat ook de door de netbeheerders gewenste wetenschappelijke begeleiding extra financiële middelen zou vergen. Pieter en Jos hielden vol, vonden diverse partners bereid extra bij te dragen en slechtten allerlei organisatorische hobbels die de uitvoering van het living lab nog in de weg stonden.

Succesfactoren

“Achteraf kun je stellen dat het enthousiasme van Pieter en Jos een belangrijke succesfactor is geweest”, vat Ivo Beersen samen. “Er was wat ‘rommelruimte’ nodig. Die kwam er doordat iedereen ervan doordrongen is dat de volle ondergrond erg problematisch is en de urgentie voelde om daar iets aan te doen. Dat is dan overigens geen garantie voor succes. We geven vaker rommelruimte. Het lukt zeker niet altijd, maar het is wel waar innovatie begint. Er zijn altijd ideeën en initiatieven die je niet op voorhand kunt begroten. Dan moet je de reguliere manier van werken op basis van duidelijke plannen even durven loslaten. Een tweede succesfactor is coalitievorming. Je kunt het niet alleen. Je moet de samenwerking zoeken. En de laatste is: volhouden. Soms zit het tegen en moet je toch door.” Jos van Wersch: “Zoek binnen en buiten je organisatie naar mensen met wie je kunt sparren als het even tegenzit.”

‘Er zijn altijd ideeën en initiatieven die je niet op voorhand kunt begroten. Dan moet je de reguliere manier van werken op basis van duidelijke plannen even durven loslaten.’

“Ieder pakt z’n eigen rommelruimte”, is de ervaring van Martijn Spaan. “Bijvoorbeeld door over een bepaald onderwerp te sparren buiten de eigen organisatie. Pieter en Jos hebben dat gedaan en zijn heel creatief tot een nieuw product gekomen. Voor anderen draagt het bij aan hun eigen professionele ontwikkeling. Zeker als er noodzaak is, zoals het gegeven dat 75% van de straten in Leiden te krap is voor de ondergrondse uitdagingen die er liggen, pakken mensen die ruimte zelf wel op.” Jos van Wersch geeft aan dat de cultuur van samenwerken binnen de gemeente Leiden een belangrijk aspect is. “Ik kwam hier vier jaar geleden binnen. Regie op bodem en ondergrond was een nieuw onderwerp. Vanaf het eerste moment heb ik samenwerking gezien en heb nooit ervaren dat er muren werden opgeworpen.”

Wenkend perspectief

Er wordt uiteraard al nagedacht over wat mogelijk is als het living lab positief wordt afgesloten. Het VKLS zou relatief eenvoudig kunnen worden toegepast in bijvoorbeeld nieuwe woonwijken. Maar ook grootschalige rioolvervanging, waarbij de straat van gevel tot gevel opengaat, biedt mogelijkheden. “We komen in een nieuwe fase, waarbij we als gemeente moeten nadenken over onze rol in het vervolg”, zegt Ivo Beerens. “Wordt het VKLS landelijk toegepast, of blijft het iets Leids? En de coalitievorming die nodig is om tot toepassing te komen, is dat een overheidstaak? Daar moeten we over nadenken. We hebben tot taak te investeren in het maatschappelijk belang. Daarin past het uitdragen van de oplossing die we hier ontwikkelen. Daarover vertellen, draagt bovendien bij aan het werkplezier van de mensen die ermee bezig zijn.” Het op die manier delen van kennis en ervaring, werkt ook andersom, blijkt uit de woorden van Martijn Spaan. “Het is geven en nemen door het hele land heen. Zo zijn wij vanuit Leiden onlangs in Groningen geweest om te leren van hun ervaringen met warmtenetten. Ik ervaar heel veel van dat soort samenwerkingen met andere gemeenten.”