'Met elkaar maken we de onzekerheidsmarge steeds kleiner'
“Datagedreven werken is een absolute noodzaak bij de uitdagingen die we in de ondergrond hebben”, zegt Henk Scholten, directeur Innovatie bij Geodan en gasthoogleraar Spatial informatics aan de VU Amsterdam. Hij werkt samen met zijn team onder leiding van Brian de Vogel aan een digital twin voor de Nederlandse ondergrond. “Heel Nederland erin krijgen, is nog een hele uitdaging”, zegt Edwin van Rooijen, directeur van GOconnectIT en Geodan.
“We werken bij Geodan al heel lang met een 3D-omgeving”, aldus Scholten. “We proberen partijen te verbinden met behulp van techniek en data. We zijn nu zover dat we goede 3D-modellen van de ondergrond kunnen maken. Point cloud data, gecombineerd met de basisregistraties en nieuwe technieken, ondersteund door enorme rekenkracht, maken het mogelijk heel Nederland te visualiseren en analyseren. Binnen ons open Geodan-platform kunnen we heel snel heel veel gegevens verwerken en live beschikbaar stellen. We hebben hiervoor onder andere methoden en technieken uit de gamewereld gebruikt. Met behulp van wat wij ‘tiling’ noemen, beschikt de gebruiker over steeds meer detailinformatie naarmate hij verder inzoomt op de kaart. We gaan uit van de gebruiker. De eerste de beste gamer verwacht niet anders.”
‘We gaan uit van de gebruiker. De eerste de beste gamer verwacht niet anders’
Brian de Vogel, technisch dataconsultant bij Geodan: “We doen alles op basis van open data, open standaarden en open source. Inzicht leveren door data te combineren gebeurt al veel in 2D, maar in 3D behoren we met onze toepassingen wereldwijd tot de koplopers.” Het gaat in de kern om inzicht bieden door middel van visualisatie, waardoor situaties beter geanalyseerd worden en opdrachtgevers projecten beter kunnen beheersen en effectiever kunnen uitvoeren. De versterking van de Lekdijk in het kader van het hoogwaterprogramma is een project waarbij de 3D-visualisatie – ook voor de ondergrond – succesvol is gebruikt.
3D-dataroom
Scholten: “Daarbij waren aannemers, ministeries, kennisinstituten en waterschappen betrokken. Zij deelden hun data in wat we toen nog een 3D-dataroom noemden, maar wat in feite al een digital twin van dat project was.” De Vogel: “Alle gegevens waarvan we wisten dat ze beschikbaar waren, hebben we erin gezet, waaronder bijvoorbeeld ook gegevens over oude afzettingen. Gedigitaliseerde historische kaarten bleken een belangrijke bron van informatie, net als resultaten van eerder onderzoek door studenten aan de Universiteit Utrecht. We konden de gecombineerde data gevisualiseerd in 3D aan de aannemers beschikbaar stellen.”
Scholten: “Waar voorheen bij dijkversterking al snel gekozen werd voor hoger, breder en robuuster, kon in dit project een onderbouwde afweging worden gemaakt op basis van de beschikbare data. Dat betekent overigens niet dat vooraf alles bekend was. Wat blijft, is dat je moet leren omgaan met onzekerheden. Maar feit is ook dat we de onzekerheidsmarge met elkaar steeds kleiner maken en – ook belangrijk voor een goede afweging – durven zeggen dat we niet alles weten.”
De datagedreven aanpak van het Lekdijkversterkingsprogramma zal naar de vaste overtuiging van Scholten in steeds meer projecten worden gekozen. “Denk aan het beperken van graafschades. Met een datagedreven aanpak kun je niet alles voorkomen, maar wel aangeven waar nader onderzoek nodig is. De aannemer kan gerichter op pad.”
Hergebruik leidingen
Er zijn steeds meer voorbeelden waarbij 3D-weergave van gecombineerde data onmisbaar is in de besluitvorming. Een actuele ondergrondse toepassing is het gebruik bij het project ‘Hergebruik en ontmanteling olie- en gasinfrastructuur’ van de Basisregistratie ondergrond (BRO). Het onderzoek naar de mogelijkheden om de bestaande leidingen onder de Noordzee te hergebruiken voor het transport van waterstof is actueel, omdat boorplatforms worden gesloten en er tegelijkertijd wordt nagedacht over het op zee omzetten van windenergie in waterstof en onderzeese opslag van CO2.
Deze zomer is het project genomineerd voor de Computable Awards 2021 in de categorie Overheidsprojecten. In de toelichting schrijft Computable: “Het project van de BRO is opgeleverd in de vorm van een digitaal bladerboek (StoryMap) rondom 3D- en 2D-kaarten, digital twins, afbeeldingen en video’s. Dit verhaal laat zien hoe 3D kan worden ingezet als hulpmiddel bij beeldvorming en hoe het bijdraagt aan het overbrengen van informatie en kennis rondom complexe thema’s en ondergronds ruimtegebruik.”
‘Inzicht in de ondergrondse infra is in Nederland vergeleken met andere landen toonaangevend goed geregeld.’
Er wordt dus al veel (ondergrondse) data gecombineerd in projecten. Er is nu momentum voor een digital twin van de ondergrond. De energietransitie, klimaatadaptatie en de woningbouwopgaven zijn daarvoor belangrijke drijvers: het besef groeit dat de ondergrond daarbij een belangrijke rol speelt. Inzicht in het bestaande gebruik van de ondergrond – en daarmee de beschikbare ruimte – is randvoorwaardelijk voor bovengrondse opgaven.
Tegelijkertijd is in Nederland veel data beschikbaar. Nu zijn die vaak nog versnipperd. Het combineren van verschillende databestanden maakt het mogelijk de informatie beter te benutten. Van Rooijen: “Inzicht in de ondergrondse infra is in Nederland vergeleken met andere landen toonaangevend goed geregeld. Noodzakelijk inzicht wordt gerealiseerd door middel van de BRO en de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (WIBON). Voor de digital twin van de ondergrond worden alle basisregistraties gecombineerd met informatie uit de WIBON. Naast open data bestaat de mogelijkheid om (KLIC-)data van netbeheerders, aannemers, grondroerders, etc. te integreren. De digital twin kan gebruikt worden voor zowel de vervangingsopgave (kosten-baten) als voor risico’s (graafschade en faalkosten voorkomen). Met dat laatste sluiten we aan op de werkzaamheden die we nu al voor veel aannemers doen.”
Digitalisering
De digital twin van de ondergrond kan zo nauwkeurig zijn als de data die eronder liggen. Het is een groeimodel, waarbij de mate van digitalisering van de sector en openbare data mede bepalend zijn voor de snelheid. Van Rooijen is voorzichtig optimistisch: “We werken voor grondroerders en netbeheerders. De komst van KLIC heeft ertoe geleid dat veel aannemers hun processen zijn gaan digitaliseren tot op de graaflocatie. Dat was stap één. Maar we zijn er nog niet. Met diezelfde ondergrondse data kun je inzichtelijk maken waar ruimte zit bij vervanging of aanleg van ondergrondse infrastructuur. Daarvoor combineren we ook bijvoorbeeld data over niet-gesprongen explosieven, data over vervuilde grond en bomenregisters van gemeenten.”
‘Met elkaar maken we de onzekerheidsmarge steeds kleiner’
De komende jaren zullen stapsgewijs steeds meer databronnen worden toegevoegd, met als doel het werken in de ondergrond steeds veiliger en efficiënter te maken. Van Rooijen: “Niet alle data die we zouden willen gebruiken zijn ook voor alle toepassingen beschikbaar. Denk aan KLIC-meldingen die we wel mogen gebruiken als klanten die zelf hebben opgevraagd, maar niet in een open systeem. Daar hebben we nog wel een weg te gaan, omdat aannemers elkaar vaak als concurrenten zien en data niet willen delen. Pas als die discussie is beslecht, ontstaat een situatie waarbij aannemers van elkaars data kunnen profiteren. Ik denk dat we binnen enkele jaren de data van elke klus beschikbaar hebben, volledig in 3D. Dat betekent dat we dan zover zijn dat uitdagingen in de ondergrond vooraf bekend zijn en dat we ook al een stuk verder zijn met de beschikbaarheid van live data. De techniek zal daarbij niet het probleem zijn. Het zal even duren voor iedereen ook over de juiste apparatuur op de graaflocatie beschikt, maar over vijf jaar verwacht ik dat alle grondroerders werken met vernieuwde apparatuur, slimme apps en goede gps-positionering. Het wordt dan ook gemakkelijker om bijvoorbeeld afwijkende liggingen van kabels en leidingen te melden, waarmee een opschoningmechanisme op gang komt en de kwaliteit van de data steeds verder toeneemt.”