In Maastricht wordt gewerkt aan een bijzonder tunnelproject: gestapelde tunnelbuizen, dwars door een stad, in een bodem vol kalksteen, met gebruik van de Observational Method. Geohydroloog Bjorn Vink en geotechnisch adviseur Jan van Dalen vinden het dan ook logisch dat opdrachtgever en opdrachtnemer zo veel mogelijk samen optrekken.

“De basis voor onze samenwerking is eigenlijk direct bij de start gelegd”, begint geoloog Bjorn Vink. Vink kan het weten, want hoewel hij officieel in dienst is van Grontmij, is hij al negen jaar verbonden aan Projectbureau A2 Maastricht, de opdrachtgever voor het project in Maastricht. “In het contract is uitgesproken dat we – opdrachtgever en opdrachtnemer – bij mogelijke problemen altijd gezamenlijk naar een oplossing zoeken. In de praktijk merk je dat zo’n basis helpt, je trekt meer samen op en helpt elkaar.”

De nadruk op samenwerking hangt volgens Vink samen met de complexiteit van het project. Jan van Dalen beaamt dat. Hij is als geotechnisch adviseur werkzaam bij aannemerscombinatie Avenue2. Van Dalen: “Natuurlijk heeft elk project zijn eigen complexiteit, maar dit is wel een uitzonderlijk geval. Je werkt hier bijvoorbeeld in kalksteen, daar hebben we in Nederland nog weinig ontwerpervaring mee. Als we dan kunnen samenwerken met de opdrachtgever die veel gebiedskennis heeft, komt dat het project alleen maar ten goede.”

Onder meer bij het grondonderzoek in het voortraject heeft Vink de aannemer met raad en daad bijgestaan. “Het bemonsteren van kalksteen is niet eenvoudig en de Duitse firma die hiervoor was ingeschakeld kwam er soms niet uit”, vertelt Vink. “Op basis van onze eigen ervaringen konden we de boormeesters adviseren waar ze op moesten letten. Ook help je elkaar met het doorgeven van kennisdragende contacten.” De Maastrichtse bodemlagen zijn moeilijk te beschrijven, maar geologie is cruciaal bij het bepalen van de bodemsterke. Via Vink kwam de aannemer sneller uit bij de juiste experts.

Meer dan tunnel

Vink vervolgt: “Na de gunning zijn op elk vakgebied mensen van ons en van Avenue2 met elkaar in conclaaf gegaan. Het project is ook een omgevingsproject; er zit een deel vastgoed in en door de komst van de tunnel kan het gebied aantrekkelijker worden ingericht, buurten kunnen weer met elkaar worden verbonden. Je hebt dus te maken met allerlei vakgebieden. We wilden de informatie en onderzoekservaring die in het voortraject door het projectbureau was verzameld, zo goed mogelijk beschikbaar stellen aan de opdrachtnemer. Zij kunnen dan een beter ontwerp maken en de risico’s beter inschatten.”

Holle ruimtes

Net als bij andere ondergrondse bouwprojecten zitten ook in dit geval de grootste risico’s in de bodem. De situatie in Maastricht wordt extra bemoeilijkt door mogelijke geologische breuken en karstverschijnselen (ondergrondse holle ruimtes). “Als je pech hebt, vormt zo’n karst een doorgang voor grondwater, wat gevaarlijk is bij een bouwput”, zegt Van Dalen. “Daarom hebben we in werkplannen nauwkeurig omschreven hoe men tijdens het graafproces karstverschijnselen kan herkennen. Ook zijn er al maatregelen bedacht. Zo moet er een emergency container klaarstaan met spullen om het gat af te dekken en te ballasten.”

Vink: “We hebben uiteraard vooraf geprobeerd om karstverschijnselen in het werkgebied in beeld te brengen, maar dat is om verschillende redenen praktisch onmogelijk. Toch verwachten we geen problemen, omdat we ook hierin samen optrekken. Een goed verloop van het project is een gemeenschappelijk belang. Doordat we dat inzien, stellen we elkaar direct op de hoogte als er iets is en denken we samen na over een oplossing.”

Plan B

Het actieplan bij karstverschijnselen is onderdeel van de Observational Method die bij het project wordt toegepast. Van Dalen: “Je dekt risico’s dan niet af door een extreem veilig ontwerp te maken, maar door tijdens de uitvoering uitgebreid te monitoren en daarop in te spelen: je bedenkt vooraf scenario’s voor onverwachte situaties. In Maastricht is deze methode ideaal, want de bodem zorgt hier voor veel onzekerheid. Normaal gesproken moet je dan óf ellenlang grondonderzoek doen óf een zeer conservatief ontwerp maken. Beide opties zijn dermate kostbaar dat de financiële haalbaarheid van een project onder druk komt te staan. Omwille van die druk ontwerprisico’s nemen is natuurlijk ongewenst, omdat dit kan leiden tot zeer hoge faalkosten. Met de Observational Method kun je zo’n situatie helpen voorkomen. Je neemt op tijd maatregelen, maar nooit overbodige maatregelen.”

Van Dalen benadrukt dat het gebruik van de Observational Method voor een groot deel te danken is aan de contractvorm. Zowel het ontwerp als de uitvoering van het project is neergelegd bij Avenue2; bij een traditioneel contract zouden deze zaken gescheiden zijn. “En dan durven partijen het al snel niet aan om een niet-dichtgetimmerd ontwerp af te leveren”, stelt Van Dalen.

Het is volgens Vink en Van Dalen nog te vroeg om te zeggen of de Observational Method in Maastricht een succes is. Maar een voorbeeld kan Vink wel geven, want er werd al een karst gevonden onder het landhoofd van een viaduct. Vink: “De karst kwam door een sondering in een relatief vroeg stadium aan het licht. Toen hebben we gezamenlijk nagedacht over een oplossing en na nader onderzoek is het gat gevuld. Dit was een aanpassing in het ontwerp, maar omdat het scenario al was voorzien, hebben we er nauwelijks hinder van ondervonden.”