Ontwerpstudie biedt de vrijheid om te dromen

Zeven teams gaan de komende maanden in het kader van de ontwerpstudie Stad x Ruimte aan de slag met inrichtingsvraagstukken van zes gemeenten in Nederland en Vlaanderen. Voor Rotterdam gaan zelfs twee teams aan de slag. ‘Beleidsluw’ is het kernwoord bij een neutrale, veilige, toekomstverkennende aanpak die het mogelijk moet maken om verschillende disciplines integraal te laten samenwerken.

“De ontwerpstudie helpt het inzicht te vergroten in wat er op ons afkomt en wat daarvan de consequenties kunnen zijn”, aldus Hans de Boer van het projectteam. In de ontwerpstudie Stad x Ruimte worden concrete, door gemeenten aangedragen cases onderzocht. Het gaat om verdichte stedelijke locaties, waar een ruimtelijke opgave ligt die mogelijk opgelost kan worden door ondergrond, bovengrond en gebouwen te beschouwen als een samenhangend systeem; één driedimensionale ruimte. Deze aanpak moet leiden tot nieuwe inzichten die bijdragen aan ruimte- en waardecreatie in de vorm van een aantrekkelijke en toekomstbestendige leefomgeving. In het projectplan zijn de doelen van Stad x Ruimte in detail beschreven.

Tobben en spartelen

“Wat we in de ontwerpstudie doen, kun je vergelijken met zwemmen op het droge”, zegt Hans de Boer. “We oefenen voor iets waar we nog geen diploma voor hebben. We hebben te maken met allerlei transities. Die lopen over vele schijven: mobiliteit, energie, circulariteit, klimaat, digitalisering. Die transities staan centraal in de studie. We gaan iets doen wat tien, twintig, dertig jaar kan duren. Met toekomstbeelden proberen we grip te krijgen op die uitdaging. Met de enorme opgaven die we hebben, kunnen we ruimtelijke ontwikkelingen niet meer in het landschap plaatsen zoals we voorheen hebben gedaan. Dat zou leiden tot allerlei problemen voor de natuur en tot grote investeringen voor verschillende infrastructuren. Mede als gevolg daarvan is een kanteling ontstaan om uitbreiding in steden, en dan ook nog liefst binnen de ring of randweg, te realiseren. Gemeenten tobben en spartelen met deze opgave en hebben vaak niet de expertise om die te lijf te gaan. De ontwerpstudie helpt inzichten te vergroten. Met verbeeldingskracht helpen we bij het zoeken in de mist van wat de toekomst brengt.”

In de door Hans de Boer genoemde transities worden verschillende systemen geraakt. Maar in de gebruikelijke benadering is binnen organisaties één sector aan één transitie gekoppeld. De ontwerpstudie-aanpak moet daar verandering in brengen.

“Binnen Stad x Ruimte maken we gebruik van eerdere ontwerpstudie-ervaringen”, aldus Hans de Boer. “De nadruk ligt op studie. In een project als dit is er geen vooraf uitgewerkt programma van eisen. Dat geeft vrijheid om je onderzoeksdoelen te bepalen. Voor Stad x Ruimte ging de studie in eerste aanleg om meer te leren over hoe mensen ondergronds verblijf ervaren en welke architectonische aspecten daarbij spelen. We hebben de doelstelling opgerekt, omdat we zagen dat het in samenhang beschouwen van verschillend ondergronds ruimtegebruik een oplossing door uitruil van functies mogelijk maakt.”

Erkend instrument

De eerdere ervaringen maken dat het fenomeen ontwerpstudie in Nederland bekender is dan in Vlaanderen. Shana Debrock, een van de Vlaamse leden van het projectteam: “In Vlaanderen is het nieuw, maar we zien wel dat het fenomeen de laatste jaren voet aan wal krijgt binnen beleid en praktijk. Het is goed dat met dit project het werken vanuit ontwerpperspectief ook in Vlaanderen verder doorsijpelt.” Projectteamlid Marleen Duflos: “Gedurende het proces van de ontwerpstudie leer je van elkaar. Dat geeft meerwaarde en dan zie je ook dat teams elkaar gaan versterken. In Vlaanderen zijn we dat tot nu toe minder gewend dan in Nederland. Maar we merken dat de meerwaarde van het leerproces de Vlaamse ontwerpers ook wel aanspreekt en aanspoort om mee te stappen in het proces.”

Hans de Boer: “Het ontwerpend onderzoeken is in Nederland meer gemeengoed. We zien dat de ministeries van BZK en IenW en het College van Rijksadviseurs ermee werken. Het is zo langzamerhand een erkend instrument. Bij BZK loopt zelfs een programma waarvoor vijf miljoen euro beschikbaar is om opgaven vanuit een ontwerpperspectief aan te vliegen.”

Van sectoraal naar integraal

Gijsbert Schuur, platformcoördinator bij het COB en voorzitter van het projectteam: “Deze aanpak helpt om organisaties integraler te laten werken. Dat geldt in Nederland en in Vlaanderen. Alle gemeenten hebben aparte afdelingen. Met de ontwerpstudie kunnen we meer opgaven tegelijkertijd bij de kop pakken. Door gemeenten daar in de breedte bij te betrekken en te zorgen voor verbinding tussen afdelingen, maken we dat mogelijk.”

Hans de Boer: “Belangrijk is dat je een gezamenlijk vertrekpunt hebt en dat je op neutrale grond, beleidsluw, over opgaven kunt nadenken. We creëren een veilige omgeving.” Marleen Duflos: “Het gaat erom dat je de vrijheid hebt om een beetje te kunnen dromen. Je neemt als ontwerper natuurlijk een aantal randvoorwaarden mee, maar het is belangrijk om los te komen van het bestaand beleid. Een ontwerpstudie biedt verruiming om inderdaad te kunnen dromen. Die manier van werken is aangenaam. Het betekent overigens wel dat we de ruimte die we met deze aanpak hebben veroverd, moeten bewaken. Voor de kwaliteit van de uitkomst is het belangrijk dat we de ontwikkelvrijheid die de ontwerpstudie biedt, kunnen vasthouden.”

‘In een ontwerpstudie-aanpak zie je dat verschillen overbrugbaar zijn.’

Thomas Dillon, vanuit Vereniging Deltametropool lid van het projectteam, was eerder ook betrokken bij de vervolgstudie van Stad van de toekomst: “We merken heel erg dat de wil er is om het anders te doen. Tegelijkertijd vergt de overstap naar een integrale aanpak veel inspanning. De waarde van een ontwerpstudie als Stad x Ruimte ligt erin dat het daadwerkelijk iets oplevert. Het geeft zicht op wat mogelijk is. In de sectorale aanpak zie je nog weleens dat afdelingen vanuit hun eigen belangen tegenover elkaar komen te staan, maar in een ontwerpstudie-aanpak zie je dat verschillen overbrugbaar zijn. Dat betekent in de praktijk dat niet de inhoud het lastigste is, maar het inrichten van het proces.”

Stap-voor-stapopbouw

“Het idee voor het project Stad x Ruimte in de vorm van een ontwerpstudie begon met een voorstel van Marc Verheijen van de gemeente Rotterdam”, vertelt Gijsbert Schuur over het ontstaan van Stad x Ruimte. “Vanuit het platform Waardevol ondergronds bouwen van het COB hebben we het stapje voor stapje op poten gezet. In de loop van 2020 is Vlaanderen aangesloten op initiatief van Fransje Hooimeijer van de TU Delft, die al eerder met Shana Debrock in een project had gewerkt. Vanaf begin februari is ook Thomas Dillon vanuit Vereniging Deltametropool bij het project betrokken.”

Zes steden

Zes steden, drie uit Nederland en drie uit Vlaanderen, hebben zich aangemeld voor de ontwerpstudie. De cases van Leuven, Mechelen, Oostende, Amsterdam, Maastricht en Rotterdam zijn terug te vinden op de website van het COB (www.cob.nl/ontwerpstudie). In Nederland en Vlaanderen is de werving van casussen van gemeenten op verschillende manieren verlopen. Marleen Duflos: “We hebben de vraag in Vlaanderen eerst breed uitgezet, ondersteund met artikelen in vakbladen. We hebben informatiesessies met gemeenten georganiseerd. Verder hebben we mensen die we al kenden binnen een aantal gemeentelijke projecten, persoonlijk benaderd. Dat waren mensen die al bekend waren met het principe van ontwerpstudies. In de praktijk blijken de casussen ook uit die hoek te komen.” Gijsbert Schuur: “In Nederland kwamen de aanmeldingen allemaal uit de eigen netwerken. Daar was voldoende animo, waardoor we geen open oproep hebben hoeven doen. In de praktijk bleek overigens wel dat potentiële projecten afvielen doordat ze al te ver in ontwikkeling waren en niet meer beleidsluw konden worden opgepakt.”

Reacties

Het projectteam is blij met de aanmelding van vijftien teams. Bij de bespreking van de aanmeldingen gaf de gemeente Rotterdam aan nog een extra team te willen ‘adopteren’ gezien het sterke veld en de grote belangstelling voor de Rotterdamse case. Hierdoor zullen in totaal zevens teams voor zes cases aan de slag gaan.

Tot op de laatste inschrijfdag was het spannend hoeveel teams zich voor de beschikbare cases zouden aanmelden. Shana Debrock: “We merkten aan de reacties tijdens de informatiebijeenkomst in maart dat zowel gemeenten als ontwerpers aanvoelen dat het hier om een redelijk innovatief traject gaat en dat het een ambitieus en prestigieus project is. Tegelijkertijd merken we dat het beleidsluw werken aanspreekt en dat de geboden vrijheid wordt geapprecieerd. Vijftien aanmeldingen is een mooie score voor een eerste internationale samenwerking.”

De verdeling van deelnemers over Nederland en Vlaanderen is ongeveer fifty-fifty. Dat gegeven stelt de projectgroep tevreden. Shana Debrock: “Ook de samenstelling van de verschillende teams spreekt aan. Er is echt sprake van een smeltkroes van disciplines.” Thomas Dillon: “We wilden graag teams met een mengeling van architecten, ingenieurs, stedenbouwkundigen en inhoudelijk specialisten. Dat zien we in alle teams terug. Op dat punt zijn we al geslaagd in de opzet.”

Langetermijneffect

Stad x Ruimte loopt tot het najaar van 2021 en wordt afgesloten met een openbaar toegankelijke publicatie. Het projectteam hoopt dat de effecten ervan na-ijlen. Hans de Boer is daar positief over: “Vanuit de eerdere ontwerpstudies zien we dat elementen van de aanpak doordruppelen in gemeentelijke organisaties. Waar dat gebeurt, wordt de ontwerpstudie-aanpak ook als referentie genoemd. Met de ontwerpstudie realiseren we een tijdelijke parallelle structuur. Maar je ziet ook dat men deze na afloop makkelijk weer loslaat en terugkeert naar de bestaande structuren. Ik heb de hoop dat men op basis van de resultaten bestuurlijk besluit tot een andere vorm van organiseren. En dat het inzicht ontstaat dat, afhankelijk van het type opgave, de ene opgave zich leent voor de traditionele aanpak en de andere voor een ontwerpstudie.”

‘Ik heb de hoop dat men op basis van de resultaten bestuurlijk besluit tot een andere vorm van organiseren.’

Thomas Dillon legt uit dat de gekozen aanpak er bewust op gericht is een olievlekwerking tot stand te brengen. In de praktijk merkt hij dat dat ook werkt. Thomas Dillon: “Na de ontwerpstudie Stad van de toekomst, die gericht was op grote steden, zijn we verdergegaan met kleinere steden. Veel bevindingen uit de eerdere ontwerpstudie blijken ook daar toepasbaar. De aanpak biedt veel inspiratie en biedt ook voor die gemeenten mogelijkheden om voorbij de traditionele sectorale aanpak en de plattegrond te denken en integraal en juist ook vanuit de doorsnede te gaan ontwerpen. Stad x Ruimte brengt nu een perspectief waarbij de ondergrond veel meer op de voorgrond komt”

Tevreden

De projectteamleden zijn, kijkende naar het sterke veld van deelnemende teams, hoopvol gestemd over de uitkomsten van Stad x Ruimte. Thomas Dillon: “Ik ben tevreden als we hiermee kunnen laten zien dat een andere manier van werken mogelijk is. En dat je met inzet van ontwerpkracht complexe opgaven breder kunt aanpakken.” Marleen Duflos voegt daaraan toe: “Ik hoop dat we mensen inspireren tot een andere manier van werken en dat alle gemeenten deze manier van werken gaan beschouwen als een oplossing voor ruimtelijke opgaven”

“Ik hoop dat een vliegwiel op gang komt”, zegt Hans de Boer. “Ik zou blij zijn als projecten als de Citydeal openbare ruimte kunnen meeliften. Verder hoop ik op beleidsimpact, zodanig dat de ontwerpstudie-aanpak doorwerkt in de eigen agenda’s van de betrokken gemeenten en dat stadsprojecten een andere status krijgen, zoals dat bij de ontwerpstudie Stad van de toekomst voor Rotterdam Alexandrium gelukt is.” Gijsbert Schuur is tevreden als gemeenten achteraf aangeven dat Stad x Ruimte echt iets heeft opgeleverd voor de langere termijn en een impuls blijkt om integraler te gaan werken. “Verder hoop ik dat partijen dit superinteressant vinden en er binnen het COB-platform Waardevol ondergronds ruimtegebruik mee verder willen”, besluit Gijsbert.