Meerlaagse regie om ondergrond sterk te positioneren

“De impact van de ondergrond op ontwikkelingen in de stad was een blinde vlek”, vertelt beleidsadviseur Alex Schipperheijn over de noodzaak om een visie op de ondergrond te ontwikkelen voor de gemeente Den Haag. Het college van burgemeester en wethouders heeft die visie onlangs goedgekeurd. Samen met zijn collega’s Hugo van der Wiel (Ingenieursbureau) en Bart Schrijver (Geo-informatie) vertelt Alex hoe de uitgangspunten van de visie steeds verder doordringen binnen alle geledingen van de gemeentelijke organisatie.

Grondwater in Den Haag. (Bron: gemeente Den Haag)

In de ‘Visie op de ondergrond’ draait het om het weerbaarder maken van de stad tegen de effecten van klimaatverandering en het duurzaam benutten van de kwaliteit van de bodem. “Door het beschermen van de bodem maken wij het mogelijk de kwaliteiten die de bodem biedt optimaal te benutten en voorkomen wij dat schade afgewenteld wordt op toekomstige generaties stadsbewoners”, aldus het visiedocument. De aanleiding voor de visie is de ruimtedruk die de komende decennia alleen nog maar zal toenemen. “De ambities voor een duurzame en klimaatbestendige stad vertalen zich in nieuwe energievoorzieningen, verzwaringen en uitbreiding van de ondergrondse infrastructuren. [..] Om conflicten te voorkomen en keuzes te kunnen maken, is het nodig om de uitdagingen voor de ondergrond tijdig in beeld te brengen.”

Met behulp van een afwegingskader wil de gemeente al in het eerste stadium van ontwikkelingen het belang van duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van de ondergrond inbrengen. Daarmee wordt voorkomen dat moeilijk te beheren situaties ontstaan of dat de ondergrond onbedoeld wordt aangetast. Met het ontwikkelen van instrumenten zoals een ondergrondplan, een stoplichtenkaart en een proefsleuvendatabase wordt de regierol van de gemeente verstevigd.

Goede ontvangst

Het visiedocument landt in vruchtbare aarde, zo blijkt uit de interne reacties. Alex Schipperheijn: “Men ziet dat de visie helpt bij het realiseren van verschillende doelen. Het document biedt een basis om uitdagingen zoals de energietransitie beter voor elkaar te krijgen.” Hugo van der Wiel: “We zien nu al dat het visiedocument tot meer bewustwording leidt. Het wordt steeds helderder wat wel en niet kan. De uitgangspunten van de Omgevingswet en het nieuwe principe van ‘water- en bodemsturend’ geven dat al aan. In het visiedocument laten we het nu ook concreet zien.” Bart Schrijver: “Met behulp van verschillende kaartlagen kunnen we steeds beter inzichtelijk maken wat er al in de ondergrond gebeurt. Voor sommige potentiële kaartlagen is nog niet alle achterliggende ruimtelijke data beschikbaar in 2D/3D of bevat de data onzekerheden. Zo kunnen we bijvoorbeeld nog niet de ondergrondse footprint van een bushokje laten zien. Maar we brengen wel steeds meer losse informatiedocumenten binnen het GIS-domein samen.”

Data verzamelen

‘Meer inzicht’ was dan ook de primaire opgave bij de totstandkoming van het visiedocument. Alex Schipperheijn: “Het is een kwestie van steeds weer bij elkaar komen, inzichten delen, ook andere dataleveranciers dan gemeentelijke afdelingen betrekken en onderling planningen delen. Zo kom je stap voor stap tot integrale programmering binnen stedelijk beheer. Ten aanzien van de ondergrond wil je net iets meer weten dan op dit moment beschikbaar is. Daarom werken we bijvoorbeeld aan een proefsleuvendatabase. Met de data die voortkomt uit het graven van proefsleuven kunnen we onze modellen verrijken. Ook in het beter kunnen herkennen van kabels en leidingen zetten we stappen.”

‘Ten aanzien van de ondergrond wil je net iets meer weten dan op dit moment beschikbaar is.’

“De data die beschikbaar is, is niet altijd direct toepasbaar”, vult Bart Schrijver aan. “Maar we werken aan steeds verdergaande standaardisatie van data, zodat we vanuit eenzelfde gedeelde waarheid kunnen werken aan onze opgaven. In de praktijk werken we onder andere met innovatiesprints, waarin we samen met andere belanghebbenden producten in 2D en 3D ontwikkelen.” “Al die kennis vormt een mooi hulpmiddel”, vindt Hugo van der Wiel. “Met de kaarten erbij gaat de problematiek voor iedereen leven. Het helpt om de ondergrond integraal te benaderen. We maken in de initiatieffase zichtbaar waar ‘clashes’ zitten. Iedere betrokkenen heeft z’n eigen puzzelstukje. Vanuit onze regiefunctie maken we koppelkansen zichtbaar en helpen we de integrale blik te verbeteren. Terugkoppeling van onze inzichten leidt soms tot paniek, maar anderen vinden het juist fijn dat zij in een vroeg stadium betrokken worden.”

Organisatie

Begin dit jaar is een ‘regieteam ondergrond’ opgericht waarin alle strategische, tactische en uitvoeringslijntjes vanuit de Visie op de ondergrond samenkomen. “Daar zitten verschillende gemeentelijke afdelingen aan tafel”, licht Alex toe. “Er komt bijvoorbeeld aan de orde welke oplossingen we willen aandragen. We brengen toekomstige ruimteclaims in beeld, bijvoorbeeld waar het gaat om het oplossen van de netcongestie. Zo is er een nieuw 150 kV-tracé in voorbereiding dat dwars door de stad tot allerlei ruimteclaims leidt. We maken inzichtelijk waar dat mogelijk tot problemen leidt en waar juist nog ruimte beschikbaar is.”

Werkzaamheden aan de Lange Poten. (Foto: gemeente Den Haag)

“We hebben een ‘complexiteitskaart’ (zie kader onderaan) ontwikkeld”, vertelt Hugo van der Wiel. “Op basis van de beschikbare ruimte in de ondergrond is per gebied bepaald hoe complex het toevoegen van extra voorzieningen in het straatprofiel is. Gezien de huidige drukte in de ondergrond is duidelijk geworden dat in grote delen van de stad extra inzet op ordening en afweging van functies noodzakelijk is. Hiervoor is in de visie een afwegingskader opgenomen. We wegen aan de hand van acht criteria wat het belang en de impact zijn van voorgenomen ontwikkeling op de ondergrond en waar in het proces deze aan de orde komen. Door dit zo te doen, maken wij inzichtelijk welke noodzakelijke keuzes gemaakt moeten worden voor een succesvolle realisatie. In dit proces zoomen we steeds verder in van stedelijk niveau naar knelpunten op straatniveau. Voor het straatniveau hebben wij een stoplichtenkaart ontwikkeld.”

‘Het is dus een uitgelezen moment om mensen te betrekken en tot een integrale benadering te komen.’

Als voorbeeld van zo’n clashdetectie met behulp van de stoplichtenkaart noemt Hugo de ontwikkeling van Laakhaven. “In de initiatieffase van het buitenruimteplan voor dat gebied kwamen we tot de conclusie dat er heel veel kabels en leidingen verlegd zouden moeten worden. Dat kost niet alleen veel geld, maar roept ook de vraag op waar de te verleggen kabels en leidingen dan naartoe zouden moeten. Met behulp van de kaarten konden we slim puzzelen en alternatieven aandragen. Het mooie van zo’n proces is dat iedereen er wat van vindt. Het is dus een uitgelezen moment om mensen te betrekken en tot een integrale benadering te komen.” “Het resultaat is dat we nu een strook hebben gereserveerd voor ondergrondse infra. Verder hebben we benoemd welk type boom of struik passend is om de nodige vergroening van het gebied mogelijk te maken”, vult Alex aan.

Omgevingsvisie

De inzichten die het regieteam werkendeweg opdoet, worden ook gebruikt voor het hoofdstuk over de ondergrond in de Omgevingsvisie van de gemeente. Daarmee is de basis op orde en ontstaat de beleidsmatige paraplu die doorvertaald kan worden in omgevingsplannen. In de praktijk krijgt het regieteam een steeds meer sturende rol. Adviezen zijn vaker bindend. “We hebben een plek aan tafel veroverd”, concludeert Alex. “Daarmee zijn we steeds effectiever in de uitwerking. Zo werken we nu aan een ondergrondse paragraaf voor het Handboek openbare ruimte, waarin we bijvoorbeeld de WKO-problematiek adresseren. Voor de gewenste proefsleuvendatabase ontwikkelen we een format om dat wat we vinden, meteen goed te kunnen verwerken in onze digitale spiegelstad, het GIS-systeem waarin alle ruimtelijke informatie samenkomt.” “En aanvullend kijken we naar andere data-inwinningstechnieken, waaronder scantechnieken”, zegt Bart Schrijver.

“We schaken op verschillende borden”, vat Alex Schipperheijn samen. “Wij brengen de strategie naar de uitvoering. Het regieteam is het tactische deel van de organisatie, het centrale deel van de zandloper waarin alles samenkomt.”

Complexiteitskaart

De kaart laat zien welke gebieden hoog, gemiddeld en laag complex zijn. In de rode gebieden is de ruimte in het straatprofiel beperkt. De inpassing van nieuwe functies vraagt hier grote aanpassingen en is waarschijnlijk zeer kostenverhogend. In deze gebieden zijn innovatieve (ruimtebesparende) oplossingen en/of keuzes tussen functies nodig.

De oranje en gele gebieden zijn gemiddeld tot hoog complex. In de oranje gebieden bevinden zich relatief veel wegen met een groot ruimtetekort. Het inpassen van nieuwe functies vraagt hier zeer waarschijnlijk om herinrichting met optimalisaties onder sterke regie van de gemeente. In de gele gebieden wisselen de wegen met voldoende ruimte en ruimtetekort elkaar af. Het inpassen van nieuwe functies vraagt daar om herinrichting met optimalisaties. De gele gebieden vragen om regie en buurtgerichte planning.

De groene gebieden hebben een beperkte complexiteit. Dit zijn vooral gebieden met veel groen en ruim opgezette naoorlogse wijken. Ruimte voor verzwaring van het netwerk en het toevoegen van nieuwe functies is in hoge mate aanwezig. Uitgangspunt is dat groene gebieden niet gebruikt worden voor het toevoegen van nieuwe infrastructuur. Binnen deze gebieden vragen alleen lokale knelpunten om regie.