30 jaar mijlpalen in de ondergrond

Boren in slappe bodem. Daar ging het om bij de start van het Centrum voor Ondergronds bouwen (COB) in 1995. Dertig jaar later is de scope van het COB veel breder. Op 31 maart 2025, de dertigste verjaardag van het COB, vatte COB-directeur Karin de Haas drie decennia COB samen in een beknopte terugblik. Zij beschreef de ontwikkelingen aan de hand van een aantal mijlpalen. Met als rode draad de unieke werkwijze die deze mijlpalen mogelijk maakte.

Een duidelijke ambitie 

Ondergronds bouwen was zeker niet nieuw in 1995. De eerste Nederlandse tunnel – de Maastunnel in Rotterdam – was al meer dan een halve eeuw oud toen het COB werd opgericht. Met de Noordtunnel was in 1992 al de vijftiende afgezonken tunnel gerealiseerd. Daar zat op dat moment niet de uitdaging. Die zat wel in het bouwen van tunnels in stedelijk gebied. De bouw van de Oostlijn van de Amsterdamse metro en de Willemsspoortunnel in Rotterdam hadden laten zien dat het gebruik van de openbouwkuipmethode erg veel overlast opleverde. Boren zou bovengronds veel minder hinder geven. Met het vooruitzicht van uitbreiding van het metronetwerk in Rotterdam en de aanleg van de Noord/Zuidlijn in Amsterdam, was Nederland klaar voor een nieuwe ondergrondse stap. Er werd een duidelijke ambitie uitgesproken: we willen leren boren in slappe bodem.

Doorbraak

Een studiereis naar Japan zorgde voor een doorbraak in het realiseren van die ambitie. Daar werden geboorde tunnels gerealiseerd in slappe bodem met een hoge grondwaterstand, vergelijkbaar met de situatie in Nederland. Wat in Japan kon, moest ook hier mogelijk zijn. Op initiatief van Rijkswaterstaat werd de Stuurgroep ondergrondse vervoersinfrastructuur (SOVI) opgericht met als uitgangspunt dat ‘kennisontwikkeling voor ondergronds bouwen een zaak moest worden van samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen’. Daaruit volgde in 1993 ‘het impulsprogramma Kennisinfrastructuur ondergronds bouwen’. Er was duidelijk overeenstemming over de richting waarin ondergronds bouwen in Nederland zich zou moeten ontwikkelen. Een financiële injectie vanuit de aardgasbaten maakte een meerjarenonderzoeksprogramma mogelijk. Het COB werd opgericht om dat uit te voeren. 

Minister van Verkeer en Waterstaat, Annemarie Jorritsma, beschreef het belang van het programma in het boek 40 jaar passie voor ondergronds bouwen als volgt: “Het is ontzettend jammer dat als je weet dat de aanleg van boortunnels aan de orde gaat komen, daar alleen buitenlandse partijen voor beschikbaar zijn. Het is raar als je geen Nederlandse kennis hebt. We zijn als overheid ‘launching customer’ geworden om die kennis op gang te brengen.”

Jubileumcongres 2025 (Foto: Vincent Basler)

“Het COB ontwikkelde zich tot hét kennisinstituut voor vragen die betrekking hebben op ondergronds bouwen en ondergronds ruimtegebruik. Het COB, de meer dan honderd participanten en honderden actief betrokken experts vormen samen hét relevante netwerk als het om de ondergrond gaat.”

Tweede Heinenoordtunnel

Vier jaar na de start van het programma werd de eerste geboorde tunnel geopend: de Tweede Heinenoordtunnel, een fietstunnel om er een beetje in te komen. Het bleek een belangrijk studieobject. De samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen zorgde voor een steile leercurve en een enorme versnelling. In 2003 waren we al in staat om onder de Westerschelde een tunnel te boren van 6.600 meter lang en 60 meter onder NAP. De Nederlandse tunnelsector leerde van project naar project. Zo werden bij de aanleg van tunnels voor de Betuweroute (gereed 2005) al proeven gedaan met het oog op de bouw van de Noord/Zuidlijn (gereed 2018). In vijftien jaar tijd kreeg de Nederlandse tunnelsector het boren onder de knie. De financiering uit de aardgasbaten liep af en de rol van het COB leek uitgespeeld. Of toch niet?

Nog niet uitgeleerd

Ook na afronding van het boorprogramma bleef het COB relevant. We moeten terug in de tijd om dat te verklaren. We komen uit bij Jan Stuip, destijds directeur van de CUR, de organisatie waar het meerjarenonderzoeksprogramma werd ondergebracht en de oprichting van het COB werd voorbereid. Hij benoemde in 1995 al dat het samen puzzelen aan gezamenlijke opgaven de kracht van het netwerk is. Die verworvenheden wilde de sector niet verloren laten gaan. Ter gelegenheid van het COB-jubileum werd een serie podcasts opgenomen, waarin ook Jan Stuip aan het woord komt. Hij verwoordt de kracht van de COB-aanpak als volgt: “Je hebt mensen met drie gemeenschappelijke eigenschappen. Je moet iets kennen, je moet iets weten, dus heb je collectieve intelligentie nodig. Je moet ook iets met je hart doen, want het sociale aspect is belangrijk. En je moet ook iets met je buik doen, met je gevoel. Je kent dat wel. Als iets niet goed voelt, dan voel je dat in je buik. Die eigenschappen moeten alle mensen die hier werken hebben. Mis je er één, dan gaat het verkeerd.” Jan Stuip omschrijft het DNA van het COB zoals we dat vandaag de dag nog steeds kennen. We zien dat DNA anno 2025 terug in de honderden professionals die zich binnen het COB inzetten voor gezamenlijke kennisontwikkeling. De potentiële betekenis daarvan voor het brede vakgebied ondergronds bouwen werd na afloop van het boorprogramma breed erkend. Het was tijd voor een nieuwe, verdiepende stap.

De sector gemobiliseerd

In 2010 werd onder het motto ‘Participeren is een werkwoord’ de hele sector gemobiliseerd om de ondergrondvragen van dat moment te inventariseren. Het leidde tot negen werkgroepen met negen zogeheten kartrekkers. Daar komen we bekende namen tegen. Zo was Arie Bras, directeur van de Kiltunnel, in 2010 kartrekker voor de werkgroep Tunnelrenovatie en assetmanagement die volgens hem moest leiden tot een Leidraad Tunnelrenovatie. Hans de Wit van Tunnel Engineering Consultancy (TEC) riep in dat jaar op om te gaan werken aan een Richtlijn Tunnelbouw. En we zien meer onderzoeksvragen terug die ook in 2025 nog steeds actueel zijn.

Terugkijkend zijn tijdens het COB-congres in 2010 al de contouren geschetst voor wat we nu als het Tunnelprogramma kennen. De vragen uit 2010 resulteerden in een branchebrede verkenning van opgaven. De kennisbehoefte werd in 2016 vastgelegd in de Langetermijnvisie op tunnels. Het werkprogramma dat daaruit volgde werd het eerste Tunnelprogramma. Een tweede tunnelprogramma volgde en inmiddels is het Tunnelprogramma voor de periode 2026-2031 in voorbereiding.

Verbreding naar kabels en leidingen

Het gezamenlijk puzzelen, de collectieve intelligentie en zeker ook de kenmerkende COB-aanpak met veel ruimte voor creativiteit, werden in de tijd ook elders opgemerkt. De kabel- en leidingenwereld diende zich aan. Verstedelijking, renovatie van bestaande netwerken, energietransitie en klimaatadaptatie vormden toen al een verontrustende cocktail die zou resulteren in de reusachtige opgave waar we inmiddels middenin zitten.

In navolging van de Langetermijnvisie op tunnels werd voor ondergrondse kabels en Leidingen een soortgelijke verkenning gedaan. De opgave voor de ondergrondse infra is in 2019 met het hele netwerk beschreven in ‘Common ground voor ondergrondse infra’. Ook voor de ondergrondse infrastructuur gaat het om gezamenlijke vragen, die we ook weer gezamenlijk willen beantwoorden. De verkenning leidde tot actie en tot praktische projecten. Het COB hielp om bruggetjes te bouwen, ogenschijnlijk tegengestelde belangen aan één tafel te brengen én mensen en organisaties te verbinden. Samenwerking met Stichting Mijn Aansluiting en het Gemeentelijk Platform Kabels en Leiden (GPKL) leidde tot de Kennisarena. Weer een mijlpaal! Inmiddels is binnen die samenwerking een visie voor 2030 tot stand gebracht die de opmaat is voor verdere verbreding van de verbindende rol van het COB. Analoog aan de aanpak bij tunnels is gekozen voor een programmatische aanpak. Met het aanhaken van het Fonds Fysieke Leefomgeving als financier van collectieve kennis per 2026, is de stap gemaakt naar structurele programmafinanciering. Deze laatste mijlpaal betekent een boost voor de uitvoering van de Visie 2030 van de Kennisarena.

Na dertig jaar

Het nieuwe tunnelprogramma loopt tot en met 2031 en de Kennisarena heeft een horizon tot 2030. Het COB heeft de komende jaren een volle agenda. Er is veel bereikt, maar er zijn ook nog heel veel resterende kennisvragen. De ervaring leert dat er nieuwe zullen opdoemen, want de roep om de ondergrond te gebruiken voor allerlei functies blijft groeien. Boven- en ondergrond raken steeds meer verweven en daarmee ook de vraag naar een integrale visie en aanpak. In haar jubileumtoespraak gaf Karin de Haas al aan dat hierover vragen aan het COB-netwerk gesteld zullen worden: “We willen – nee, we móeten – integraler naar boven- en ondergrond kijken. Het zijn geen gescheiden werelden. Dat was al nooit zo, maar we kunnen ons ook niet meer veroorloven te doen alsof.”