Roermond, Roertunnel

De Roertunnel is een tunnel in de rijksweg A73. Hij is bijna 2,5 kilometer lang en kruist enkele woonwijken van Roermond en het riviertje de Roer. De tunnel is grotendeels een landtunnel. Alleen bij de kruising met de Roer gaat hij even de diepte. Daar bereikt hij met –12 meter het diepste punt.

Veiligheidstesten in de Roertunnel. (Foto: Flickr/Bert Kaufmann)

De Roertunnel heeft twee tunnelbuizen die van elkaar zijn gescheiden door een middentunnelkanaal. Elke tunnelbuis heeft twee rijbanen zonder vluchtstrook. De tunnel is uitgerust met drie dienstgebouwen. In de tunnel geldt een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur. De Roertunnel en de Swalmentunnel, die eveneens onderdeel is van de A73, zijn de enige tunnels in Nederland die zijn uitgerust met een watermistsysteem. Dit systeem blust een brand niet, maar zorgt ervoor dat een brand beheersbaar blijft.

Vier bouwmethoden

De Roertunnel is als design-en-constructcontract aanbesteed. De bouw is in 2004 gestart. Voor de aanleg van de tunnel heeft de aannemerscombinatie vier verschillende bouwmethoden toegepast, grotendeels afhankelijk van de diepteligging en de grondwaterstand.

Folietechniek en combiwanden

Voor de zuidelijke toerit zijn er twee methoden gebruikt. Voor de eerste 250 meter van deze toerit is de aannemer vanwege de hoge grondwaterstand uitgegaan van de zogeheten folietechniek. Eerst is een 80 meter brede bouwput gegraven tot een diepte van 15 meter onder het grondwaterniveau. Over de bodem is een halve meter schoon zand gespoten als basis voor de 1,3 millimeter dikke folie. De folie, met een oppervlakte van 19.000 m2, is afgezonken: nadat het over de bouwput was gelegd, is het water eronder weggepompt en op de folie geloosd. Om opdrijven te voorkomen, is bovenop de folie weer een laag zand aangebracht. Vervolgens is de bouwput leeggepompt en is het zandpakket afgewerkt, zodat de wegconstructie kon worden aangebracht. De resterende 170 meter van de toerit, die de Roer kruist, is uitgevoerd met een combiwanden, onderwaterbeton en daarop een constructievloer.

Afzinktechniek

Het volgende stuk tunnel ligt in het Roerdal. Voor de bouw van dit deel is met damwanden een zinksleuf gemaakt. In dit gegraven ‘bouwkanaal’ zijn vier tunnelelementen afgezonken van elk 150 meter lang en 27 meter breed. Elk element woog 28.500 ton en was voorzien van herbruikbare kopschotten. De elementen zijn gebouwd in een tijdelijk bouwdok. Dit bouwdok lag in het tunneltracé tegen de rand van Roermond en was gemaakt met damwanden die in een dikke leemlaag stonden. Het was ongeveer 300 meter lang en 15 meter diep. Als er twee elementen gereed waren, werd de bouwput vol water gezet, waarna de drijvende tunnelelementen naar hun afzinklocatie werden versleept.

Open bouwput

Na het tracé door het Roerdal loopt de tunnel vlak onder het maaiveld ruim 1,2 kilometer door de Roermondse wijken Kitskensberg en De Kemp. Voor dit deel heeft de aannemer gekozen voor een open bouwput. In de open ontgraving heeft hij met een mobiele bekisting de betonnen tunnelelementen gebouwd. Dit gebeurde volgens een driewekenschema, waarbij eerst de vloeren, daarna de tussenwanden en als laatste de zijwanden en het dak werden gestort. De ruwbouw van dit deel van de tunnel was halverwege 2006 klaar. Nadat de tunnel ook hier was afgewerkt, is hij afgedekt met een laag grond.

Openstelling vertraagd

Volgens de planning zouden de Roer- en Swalmentunnels op 1 januari 2008 opengaan. Deze datum werd niet gehaald doordat het installeren van de vereiste veiligheidsvoorzieningen meer tijd kostte dan gepland. Rijkswaterstaat wilde in eerste instantie de opening uitstellen tot september, maar de gemeente Roermond ging hier niet mee akkoord. Als compromis gingen de Roer- en Swalmentunnels op 18 februari 2008 beperkt open: alleen op werkdagen een rijbaan per rijrichting, met een maximumsnelheid van 70 kilometer per uur. Dat bood de aannemer de mogelijkheid de resterende installaties aan te brengen.

Ondanks deze beperkte openstelling moest de tunnel vele malen dicht vanwege technische problemen en problemen met de bediening en besturing van alle tunneltechnische installaties. Denk aan verkeerslichten die spontaan op rood sprongen, slagbomen die zonder reden naar beneden gingen en storingen van camerasystemen.

In deze periode waren er niet alleen veel storingen, maar verliepen ook de samenwerking en communicatie tussen opdrachtgever en -nemer slecht. Hans Ruijter (die later bekend werd als eerste landelijke tunnelregisseur) werd aangesteld als bemiddelaar om de boel weer vlot te trekken. Dat lukte hem en na een volledige sluiting van drie maanden ging de tunnel op 1 december 2009 definitief open.

Landelijke Tunnelstandaard

Tijdens het oplossen van de problemen bij de Roertunnel constateerde Ruijter en zijn team dat de kans groot was dat bij volgende tunnelprojecten, zoals de Leidsche Rijntunnel bij Utrecht en de Ketheltunnel in de A4 tussen Delft en Schiedam, vergelijkbare problemen zouden optreden, zoals moeizame discussies over de vereiste veiligheidsvoorzieningen. Daarom is toen besloten om te gaan werken aan een pakket veiligheidsvoorzieningen dat voor alle rijkswegtunnels vereist zou worden, inclusief afspraken over taken en verantwoordelijkheden en beschikbaarheidseisen. Dat heeft geresulteerd in de totstandkoming van de Landelijke Tunnelstandaard.