Ondergrondse inrichting
Achtergrondinfo modellen
Trillingsemissie nabij de Groene Hart Tunnel
https://www.cob.nl/document/trillingsemissie-nabij-de-groene-hart-tunnel/
Auteur: C.M. Steenhuis, M.J.L. van Prooijen, W.M.G. Courage
Uitgever: Project Organisatie HSL Zuid-Infra
Uitgave: 20 april 1998 | GeĆ¼pload op: 1 mei 2016
In het kader van de aanleg van de HSL-Zuid tussen de Does, gemeente Leiderdorp en Westeinde, gemeente Rijnwoude, is een tunnel gepland teneinde het Groene Hart ...>>
Samenvatting
In het kader van de aanleg van de HSL-Zuid tussen de Does, gemeente Leiderdorp en Westeinde, gemeente Rijnwoude, is een tunnel gepland teneinde het Groene Hart te sparen. De tunnel zal als geboorde tunnel worden gebouwd. Op twee plaatsen, bij de Oude Rijn en bij Westeinde kruist de tunnel lintbebouwing.
In dit rapport zijn berekeningen uitgevoerd waarbij de trillingsemissie is bepaald zoals die in woningen zou kunnen optreden die zich in de nabijheid van de Groene Hart tunnel bevinden. In de simulaties is ervan uitgegaan dat het spoor conventioneel zal worden uitgevoerd, directe railbevestiging op beton, zonder speciale trillingsreducerende maatregelen. De simulatieberekeningen zijn uitgevoerd met behulp van een prognosemodel voor trillingen ten gevolge van treinverkeer in combinatie met een eindige elementenmodel van de bodem. Met deze laatste is de trillingsoverdracht gemodelleerd tussen tunnel en een aantal punten in de bodem en op het maaiveld tot op 45 m afstand. Ook is ten behoeve van de emissieberekeningen gerekend met een overdracht tussen fundering en de vloer in de woongebouwen. Hiervoor is een analytische benadering gebruikt.
In dit rapport zijn de berekende trillingsniveaus beoordeeld volgens de SBR richtlijnen 1 en 2. Voor wat betreft SBR richtlijn 1 (schade) zijn een aantal simulatieberekeningen uitgevoerd waarbij de verwachte trillingssterkte is afgezet tegen het niveau van SBR richtlijn 1. Bij de uitgevoerde simulaties wordt de grenswaarde van deze richtlijn bij lange na niet overschreden, hetgeen impliceert dat in de beoordeelde gevallen het optreden van schade zeer onwaarschijnlijk is.
Ten aanzien van SBR richtlijn 2 kan worden opgemerkt dat de verticale voortschrijdende effectieve snelheden die in de woningen worden geprognosticeerd de streefwaarde in woningen (nieuwe situaties) van SBR richtlijn 2 overschrijden.