Loading...

De Onderbreking

Waardering

Waardering

Amsterdams Beursplein in oude glorie hersteld

Harderwijk, Parkeergarage Houtwal

Winst door denken vanuit kansen

Utrecht: win-win-winsituatie

Kabels en leidingen bij gebiedsontwikkeling

Schiedam, Ketheltunnel

Een stapeling van baten

Zo kan het ook: fijn fietsen

Kennisbank

Waardering

In de praktijk wordt veel gesproken over integrale gebiedsontwikkeling, maar men vergeet vaak de potentie van de bodem. De ondergrond kan een kwaliteitsimpuls geven aan de bovengrond. Welke waarde voegt ondergronds ruimtegebruik toe? Kunnen we die meerwaarde ook hard economisch neerzetten?

De huidige ruimtelijke ordening is primair gericht op de bovengrondse ruimte. Wanneer de ondergrondse ruimte als volwaardige component in de planvorming wordt meegenomen, komen de kansen in beeld. Zo kan ondergronds ruimtegebruik positief bijdragen aan maatschappelijke opgaven, zoals de energietransitie en klimaatverandering. Door functies ondergronds te brengen, blijft er bovengronds ruimte over voor andere doeleinden. Deze toegevoegde waarde van ondergronds bouwen is echter lastig in kaart te brengen, terwijl de kosten vaak relatief goed zijn in te schatten.

Veel participanten hebben met deze kwestie te maken en het COB wil hen hierin ondersteunen. Er spelen civieltechnische, juridische, beleidsmatige en economische vragen die in samenhang bekeken moeten worden om de ondergrond op waarde te kunnen schatten.

(Foto: Vincent Basler)

Het Beursplein in Amsterdam krijgt de uitstraling terug die architect Berlage ooit voor ogen had. Natuurstenen bestrating, laanbomen en herstel van de oorspronkelijke paardendrinkbakken en verlichtingsarmaturen vormen vanaf medio 2018 een prettig verblijfsgebied. Zonder fietsen. Onder het Beursplein komt een fietsenstalling met circa 1.700 plaatsen. De gemeente Amsterdam en de omwonenden trekken samen op. Bouwinvest en de Bijenkorf dragen financieel bij.

De aanleg van de fietsparkeergarage past in het streven van de gemeente Amsterdam om het centrumgebied (postcode 1012) op te waarderen, en maakt onderdeel uit van de nieuwe entree van Amsterdam, het project Rode Loper. Herinrichting van het Beursplein is de kers op de taart van de vernieuwing van het plein én zijn wanden. Op dit moment wordt Damrak 70, de noordwestwand van het Beursplein, volledig gerenoveerd.

Ton de Rijcke, manager uitvoering bij Rode Loper en algemeen manager voor de fietsparkeergarage: “We zijn al jaren bezig het centrum op te waarderen. De hoeveelheid fietsen zit ons daarbij in de weg. Waar fietsen staan, is geen plaats voor het steeds groter wordende aantal voetgangers. We hebben gezocht naar aanvullende financiering voor de fietsgarage. Bouwinvest levert een substantiële bijdrage. Ook de Bijenkorf heeft, onder voorwaarde van adequate handhaving bovengronds, een bijdrage toegezegd. We zien dit als een gebaar dat duidelijk maakt dat er in de directe omgeving draagvlak is voor dit project.”

Wim-Jaap Eising, senior assetmanager bij Bouwinvest: “Een betere inrichting van het Beursplein draagt bij aan de kwaliteit van het winkelgebied. We voelen ons als Bouwinvest ook verantwoordelijk voor een goede invulling van het plein. Het is in potentie prachtig. Een kwaliteitsimpuls is nodig, en dat kan alleen als je erin slaagt het fietsprobleem op te lossen. Daarom hebben wij toegezegd een investeringsbijdrage te leveren. Wij delen de ambitie van de gemeente Amsterdam om in het kader van het 1012-programma de kwaliteit van de hele binnenstad te verhogen. Het Damrak wordt ontwikkeld tot een hoogwaardige winkelstraat. Bouwinvest renoveert Damrak 70, een winkelpand van ruim 22.000 vierkante meter, en draagt daarmee bij aan de kwaliteitsimpuls voor dit gebied.”

Damrak 70 was tot voor kort een massief stuk bebouwing, gerealiseerd in de jaren zestig, nadat het oorspronkelijke C&A-gebouw in 1963 was afgebrand. Bouwinvest heeft een compleet nieuwe gevel aangebracht, die aansluit bij de oorspronkelijke verkaveling met smalle diepe panden aan het Damrak. Op het nieuwe Beursplein komen kleinere bomen dan nu het geval is, waardoor de gevel van Damrak 70, maar ook van Euronext, beter zichtbaar is en daardoor meer onderdeel uitmaakt van de uitstraling van het Beursplein. Plein en wanden – naast Damrak 70 zijn dat de Beurs van Berlage, Euronext en de Bijenkorf – vormen straks weer een geheel.

Gezamenlijk belang

De samenwerking tussen gemeente en omwonenden is dus zeker niet alleen financieel gedreven. Wim-Jaap Eising: “De goede samenwerking met de gemeente Amsterdam hebben we ook bij project 1012 al ervaren. Wij zijn vrij snel tot speerpuntproject uitgeroepen, en dat heeft veel betekend voor de samenwerking. We kregen te maken met een toegewijd team van de gemeente dat ons hielp onze plannen verwezenlijkt te krijgen. Onze ambities komen overeen. Met 22.000 vierkante meter vormen C&A en Primark straks een zwaartepunt in de stad. We zijn er beide bij gebaat als de omgeving op orde is.”

Ton de Rijcke: “Ook voor de fietsparkeergarage Beursplein trekken we samen op met belanghebbenden. We nodigen omwonenden en bedrijven uit voor overleg over de toekomstige plannen. Dat hebben we ook in de voorontwerpfase gedaan. Vragen en wensen van gebruikers zijn verwerkt in de vraagspecificatie die in de aanbesteding onderdeel uitmaakt van het contract. Daarbij gaat het niet alleen om eisen aan de eindfase, maar vooral ook om eisen aan de bouwfase. In een gebied als dit zijn er natuurlijk randvoorwaarden voor aspecten als bevoorrading, afvalinzameling en bereikbaarheid voor hulpdiensten.”

Aanbesteding

Wensen van belanghebbenden hebben hun weg gevonden naar de aanbestedingsprocedure. Ton de Rijcke: “Op basis van een Europese aanbesteding hebben we vijf aannemers geselecteerd die mogen inschrijven op een design-en-constructcontract. Deze partijen zijn geselecteerd op kerncompetenties, waaronder ervaring in het bouwen in binnenstedelijk gebied in de nabijheid van monumentale panden, ervaring met het ontwerpen van een ondergrondse fietsenstalling en ervaring in het maken van plannen om omgevingshinder te voorkomen en gedurende de bouw het omgevingsmanagement uit te voeren.”

De gemeente Amsterdam selecteert op kwaliteit. Ton de Rijcke: “We hebben de aannemers een financiële bandbreedte aangegeven. We kiezen de partij die daarbinnen de beste kwaliteit kan bieden zowel tijdens de bouw als in de gebruiksfase. Fietsers moeten verleid worden om ondergronds hun fiets te stallen. We zullen er alles aan doen om het comfort en gebruiksgemak van de stalling voor de fietser te maximaliseren, en tijdens de bouw van de stalling de overlast voor de omgeving te minimaliseren.”

Parkeergarage Houtwal

Om in de binnenstad voldoende parkeergelegenheid te creëren zonder dat dit ten koste gaat van de leefbaarheid van het centrum, heeft de gemeente Harderwijk een nieuwe parkeergarage laten bouwen aan de Houtwal.

De garage is rond, heeft een diameter van 60 meter en biedt plaats aan 450 voertuigen. In het midden heeft hij een groot glazen dak, dat ervoor zorgt dat tot onderin – ruim 21 meter beneden het maaiveld – daglicht valt. De parkeerlagen hebben de vorm van een spiraal en liggen rond de lichtschacht die een doorsnede heeft van 12 meter. Op weg naar beneden komen bezoekers nergens een pilaar tegen. Voor het verlaten van de garage is een aparte rijbaan gemaakt rond de lichtschacht, die automobilisten zonder obstakels naar de uitgang voert.

Automobilisten rijden als in een kurkentrekker naar beneden. (Beeld: Gemeente Harderwijk)

Diepwanden

De garage is aanbesteed als design-and-constructcontract, en ontworpen en gebouwd door bouwcombinatie Houtwal. Voor de bouw zijn diepwanden gemaakt tot een diepte van 24,5 meter, waarbij elk paneel ongeveer 8 meter breed is en 1,2 meter dik. Een rubberen slab tussen de diepwanden zorgt voor een goede waterdichte afsluiting.

Nadat de ring van diepwanden gereed was, is het grootste deel van de grond hydraulisch ontgraven om overlast voor de omgeving door vrachtwagens te voorkomen. Het natte zand is opgezogen en via een persleiding naar een depot verpompt. De leidingen hiervoor zijn tijdelijk in het gemeentelijke riool aangebracht.

Tijdens graafwerkzaamheden zijn resten van een oude stadspoort ontdekt. Deze zijn gerestaureerd en staan tentoongesteld op de onderste verdieping van de parkeergarage.

Onderwaterbeton

De onderste vloer van de garage bestaat uit onderwaterbeton. Om opdrijven van deze vloer te voorkomen zijn ruim 400 GEWI-ankers aangebracht met een lengte van 34 meter. De paalpunten van deze ankers zitten 53 meter onder het maaiveld.

Voorafgaand aan het storten van het onderwaterbeton is een wapeningslaag van een meter dik aangebracht, die ervoor zorgt dat de vloer niet opbolt. Na uitharding van het onderwaterbeton bleek de aansluiting tussen de vloer en wanden nog niet volledig waterdicht. Daarom hebben duikers gaten door het beton geboord en met injectielansen een expanderende tweecomponentenhars geïnjecteerd tussen de vloer en de wanden. Toen de lekkage was verholpen, heeft de bouwcombinatie het water uit de bouwput gepompt en is begonnen met de afbouw.

Eerst is bovenop het onderwaterbeton een constructieve vloer gemaakt van 75 centimeter dik. Vervolgens zijn de middenkoker en de trappenhuizen gebouwd. Vanuit de trappenhuizen zijn de kolommen gesteld waarop de prefab betonnen parkeerdekken steunen. Het betreft acht betonnen kolommen voor de middenring en zestien voor de buitenring. Het niet-glazen deel van het dak bestaat uit ruim vijftig betonnen dakliggers met een gewicht van elk zestien ton. Het dak is voorzien van gras en het glas is beloopbaar om het gebied een parkachtige uitstraling te geven.

Sprinkler-installatie

De parkeergarage is voorzien van energiezuinige, dimbare led-verlichting. In totaal gaat het om 650 led-armaturen die vier standen hebben: 30, 25, 20 en 15 Watt. Verder is de garage uitgerust met een sprinklerinstallatie. Bij brand gaan de sprinklers nabij het vuur direct sproeien, zodat een brand geen kans heeft zich verder te ontwikkelen. Daardoor blijft de temperatuur bij een brand laag en blijft de bouwkundige constructie gespaard. Een ventilatiesysteem zorgt voor de afvoer van rook.

'Ik wil weten wat er kunnen winnen door te denken vanuit kansen'

“Ik zie het lectoraat vooral als kern van een netwerk dat breed en integraal in de praktijk geworteld is”, zegt Geert Roovers, de kersverse lector Bodem en Ondergrond aan de hogeschool Saxion. Hij ziet het als een persoonlijke opdracht om studenten – zowel van het hbo als op universiteiten – warm te maken voor de ondergrond.

“We willen nieuwe wetenschappelijke inzichten vertalen naar praktisch toepasbare werkwijzen en onderwijsmodules”, aldus Roovers over de ambitie van het lectoraat. “Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan nieuwe governanceconcepten, adaptieve planning en de rol van data en sociale media. De output zal meer liggen in het empoweren van mensen dan in rapportages. Daarbij richten we ons op het huidige en het toekomstige werkveld en proberen we nieuwe inzichten ook te laten landen in het onderwijs. Met het lectoraat wil ik studenten enthousiast maken voor het thema door ze maatschappelijk relevante cases voor te houden. De resultaten komen beschikbaar voor het hoger onderwijs via publicaties en het Kennis- en Onderwijscentrum Bodem en Ondergrond voor het Hoger Onderwijs (KOBO).”

Het lectoraat is een initiatief van hogeschool Saxion en Antea Group. Beide organisaties vinden dat ‘de ontwikkeling van bodem en ondergrond meer en meer vraagt om regie, duurzame concepten en het verbinden van belangen.’ Als lector hoopt Geert Roovers een bijdrage te leveren aan een meer integrale benadering van bodem en ondergrond: “De ondergrond is een kleine wereld met veel specialismen. Dat leidt tot versnippering en verkokering, en dat wringt ten aanzien van de integraliteit die we in Nederland willen bewerkstelligen. We zien kansen om toch tot die integrale benadering te komen door aan te haken bij lopende thema’s, zoals bodemdaling, energietransitie en verstedelijking. Het is met name bij dat laatste thema dat er raakvlakken zijn met het COB. Zo willen het lectoraat en het COB ervoor zorgen dat nieuwe inzichten daarin ook werkelijk worden toegepast. Daarbij ligt het accent op de komende jaren, terwijl we tegelijkertijd voor de lange termijn willen bijdragen aan het opleiden van integraal werkende vakmensen.”

Verder kijken

Roovers noemt de rol van data en informatie als voorbeeld: “Op dat gebied gebeurt heel veel. Denk aan big data, datamining, sociale media, etc. Wij willen kijken naar de betekenis van deze ontwikkelingen voor het omgaan met de ondergrond. Ik ben ervan overtuigd dat de ontwikkelingen zo snel gaan, en dat de ondergrondopgaven zo complex zijn, dat centrale regie hierop contraproductief is. Iedere vraag heeft zijn eigen schaal en behoefte, en daardoor zijn eigen informatievraag. Maar hoe we die dan effectief gaan invullen? Dat triggert me. Daarbij komt dat de ondergrond onzichtbaar is. Data en informatie sturen het beeld van betrokkenen. Beleving en emotie spelen een grote rol. Dat betekent dat we dus ook naar de impact van storytelling in ontwerp en besluitvorming moeten kijken. Dat kan ertoe leiden dat we bewoners net zo belangrijk maken als deskundigen. Overheden kunnen dan in een vroeg stadium barrières wegnemen en de doorloop van projecten bespoedigen. Zo kunnen we zorgen voor meer flexibiliteit.”

Barrières wegnemen

“Vanuit het lectoraat willen we worst and best practices in beeld brengen en inventariseren welke deelbelangen in de weg zitten. Stel dat alle data van een project openbaar zijn. Wat zou dat dan betekenen? Daar willen we naar kijken, en onderzoeken wat je kunt winnen door te denken vanuit kansen in plaats van systemen. Een opgave kan zijn dat we de startsituatie rond het voornemen om CO2 op te slaan in de bodem onder Barendrecht als uitgangspunt nemen, daarbij alle mogelijke invalshoeken in kaart brengen en vervolgens met een aanbeveling komen over hoe je zo’n project kunt aanvliegen. Om zo projecten als in Barendrecht van een potentiële win-lose game naar een win-winsituatie te brengen.”

“Stel dat alle data van een project openbaar zijn. Wat zou dat dan betekenen?”

Studenten

In september 2015 is bij Saxion weer de minor Integrale gebiedsontwikkeling van start gegaan. Bodem en Ondergrond is een van de drie deelstromen van deze minor. Er doen dertig studenten van drie hogescholen mee. Vijf van hen hebben zich specifiek voor de minor Bodem en Ondergrond aangemeld. “Maar in de praktijk betekent het vooral dat het thema Bodem en Ondergrond, zowel in projecten als in lessen, is ingebed in het werk voor en door alle studenten en daarmee de hele groep van dertig bereikt”, aldus een eerste nieuwsbericht op de website van KOBO-HO een maand na de start van de minor. “De ervaring is dat de studenten in eerste instantie niet altijd de relevantie van bodem en ondergrond voor hun werk zien, maar na de colleges en na de start van hun praktijkopdracht snel doordrongen raken van de verwevenheid van ondergrondse kansen en mogelijkheden, en bovengrondse gebiedsontwikkeling.”

Dat geldt zeker voor Sven Robins. De vierdejaars student Stad en Streekontwikkeling aan de HAS Hogeschool in Den Bosch koos voor de minor Stadslab Stedelijke vernieuwing – De Diepte in! bij Saxion in Deventer, waarbinnen hij een opdracht van de coalitie Stevige stad op slappe bodem uitvoerde op het gebied van bodemdaling, waterbeheer en ruimtelijke ordening.

Enthousiasme voor de ondergrond deed Robins al eerder op. “Voor mijn studie aan de HAS heb ik tijdelijk voor de klas gestaan als leraar aardrijkskunde. Vanuit dat vakgebied heb ik de ondergrond altijd al interessant gevonden. Via de HAS kon ik me niet specifiek bezighouden met de ondergrond, maar kon ik wel sturen in mijn stagevoorkeur. In mijn derde jaar heb ik een projectstage gelopen bij de afdeling bodem bij Grontmij in Eindhoven. De projectopdracht richtte zich op het optimaliseren en efficiënter inrichten van het interne werkproces ondergrond. Paul Oude Boerrigter van Grontmij wees mij op de minor Bodem en Ondergrond. ‘Echt iets voor jou’, zei hij en daar heeft hij volkomen gelijk in gekregen. De minor vliegt voorbij. Na deze opleiding zou ik het liefst doorgaan in de ondergrond, maar ik weet nog niet of dat in werk of in een vervolgstudie zal zijn. Ik ben in ieder geval zo enthousiast geraakt dat op de HAS al werd gezegd dat men mij voor de klas moet zetten om andere studenten enthousiast te maken.”

KOBO

Win-win-winsituatie

Door een strategische keuze te maken voor grondwaterwinlocaties, pakt de provincie niet alleen de drinkwateropgave aan, maar verruimt ze ook de mogelijkheden voor warmte-koudeopslag (WKO) en ander ondergronds ruimtegebruik in stedelijk gebied.

“In de provincie Utrecht hebben we ongeveer dertig locaties waar grondwater wordt gewonnen voor de drinkwaterproductie”, vertelt René van Elswijk, programmamanager Grondwater bij de provincie Utrecht. “De productiecapaciteit van deze winlocaties is niet groot genoeg om in de verwachte drinkwatervraag van 2040 te voorzien. Daarom hebben we in kaart gebracht waar we binnen de provincie geschikte grondwatervoorraden hebben. Dat bleek op veel plaatsen het geval te zijn. Vervolgens hebben we bekeken welke gebieden het meest geschikt zijn voor nieuwe winningen. Daarbij hebben we niet alleen gekeken naar de invloed van de grondwateronttrekking op de omgeving, maar ook naar de invloed van de omgeving op een eventuele winlocatie.”

Er is gekozen voor locaties buiten (toekomstig) stedelijke gebied, waar winning uit diepere lagen – het tweede of derde watervoerende pakket – kan plaatsvinden. Ook drinkwaterbedrijf Vitens gaf aan dat zij vanwege mogelijke bedreigingen en belemmeringen in stedelijk gebied daar geen nieuwe winningen wil starten. Van Elswijk: “De keuze voor de diepere lagen hebben we gemaakt, omdat de grondwateronttrekking dan minder effect heeft op natuur en bestaande bebouwing. We willen geen verdroging en ook niet dat door een eventuele grondwaterverlaging paalrot aan houten funderingspalen gaat optreden. Onze keuze voor winlocaties buiten de stedelijke gebieden vloeit daarnaast voort uit de behoefte om zo veel mogelijk kansen te bieden voor WKO. Immers juist in binnenstedelijk gebied en op toekomstige ontwikkellocaties zijn dit soort bodemenergiesystemen een geschikte optie om aan milieu-eisen te voldoen.”

Kaart met de strategische grondwatervoorraad zoals opgenomen in de kadernota Ondergrond. (Beeld: provincie Utrecht)

Mogelijkheden verruimd

Collega Marian van Asten van het team Bodem en Milieu vervolgt: “Door het benoemen van de strategische grondwatervoorraden is nu ook duidelijk welke gebieden niet in aanmerking komen voor drinkwaterwinning. In deze gebieden hebben we de mogelijkheden voor WKO verruimd. Zo is WKO hier voortaan in alle watervoerende pakketten toegestaan, terwijl we voorheen een sterke voorkeur hadden voor het ondiepe pakket. Bijkomend voordeel van het toestaan van WKO in de diepere pakketten, is dat er minder snel conflicten ontstaan met ander ondergronds gebruik van het ondiepe watervoerende pakket, zoals parkeerkelders. Vooral in gebieden waar veel WKO-systemen zijn of worden verwacht is de verruiming aantrekkelijk. Een goed voorbeeld is de Utrechtse Uithof. Hier kunnen kleine WKO-systemen gebruik maken van het eerste watervoerende pakket en nieuwe, grote systemen van het tweede. Op die manier wordt voorkomen dat nabijgelegen WKO-systemen elkaar negatief beïnvloeden.”

Planologische bescherming

“De geschikte gebieden voor nieuwe drinkwaterwinningen hebben we in onze Kadernota Ondergrond benoemd tot strategische grondwatervoorraden”, legt Van Asten. “Deze gebieden geven wij een planologische bescherming. Dat betekent dat we hier ruimtelijke ontwikkelingen uitsluiten die een toekomstige drinkwaterwinning belemmeren. Aangezien de effecten van WKO in het eerste watervoerende pakket op de onderliggende watervoerende pakketten miniem zijn, staan we ondiepe WKO-systemen wel toe. Bijkomende reden is dat we het ongewenst vinden als in deze gebieden helemaal geen WKO mogelijk zou zijn. In de gebieden rond de bestaande drinkwaterwinlocaties is WKO in principe niet toegestaan.”

Schematische dwarsdoorsnede met de functies in de ondergrond. (Beeld: provincie Utrecht)

Onderzoek naar kosten toont vooral complexe wereld

Gebiedsontwikkeling kan slimmer. Voorzieningen als mantelbuizen en kabels-en-leidingentunnels kunnen voorkomen dat de straat geregeld open moet, maar toch worden ze niet en masse aangelegd. Een belangrijke oorzaak lijkt een gebrek aan inzicht en balans tussen betalen en genieten: degene die moet investeren, krijgt er te weinig voor terug. Een COB/SKB-consortium probeerde de kosten en dekking van kosten inzichtelijk te krijgen.

Eind april 2013 werd de ontwerp-Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere- Markermeer aangeboden aan de Tweede Kamer. Hierin staat: ‘Het Rijk kiest in deze structuurvisie voor een organische ontwikkeling met een gefaseerde aanpak. Dit betekent dat er geen vaststaand eindbeeld of vaste einddatum voor de ontwikkeling wordt vastgelegd, maar dat op adaptieve wijze, stap na stap, naar het toekomstperspectief wordt toegewerkt. De marktvraag naar woningen en bedrijfslocaties is sturend.’ De vraag hoe zal worden omgegaan met de ondergrond, bijvoorbeeld voor het aanleggen van kabels en leidingen, komt niet ter sprake. Terwijl nutsvoorzieningen toch cruciaal zijn om te kunnen wonen, werken en recreëren.

“Dit voorbeeld staat niet op zichzelf. Bij het (her)inrichten van een gebied is het vaker de vraag of er een optimaal resultaat wordt behaald; misschien is er voor alle betrokken partijen meer winst te behalen als we slimmer zouden omgaan met de kosten. Niet alleen wat betreft financiële opbrengst, maar ook aan winst in comfort”, aldus Richard van Ravesteijn, coördinator Kabels en leidingen bij het COB. In 2010 is daarom een consortium van COB-partijen met deze probleemstelling aan de slag gegaan. Het doel was om inzicht te verschaffen in de kosten die gemoeid zijn met investeringen in energie- en nutsinfrastructuur in relatie met gebieds- en gebouwontwikkeling, inclusief een voldoende inzicht in de dekking van de kosten. Van Ravesteijn: “Dit inzicht is noodzakelijk om maatschappelijke optimalisatie bij gebiedsontwikkeling mogelijk te maken.”

Onbekend maakt onbemind

Uit het onderzoek blijkt dat er grofweg drie partijen betrokken zijn bij gebiedsontwikkeling: de gebiedsontwikkelaar (vaak de gemeente), de netbeheerder en de vastgoedontwikkelaar. In praktijk hebben deze partijen echter verschillende belangen en eigen verdien- en exploitatiemodellen, wat het lastig maakt om gezamenlijke oplossingen en investeringen te realiseren.

Grondexploitatie (GREX), bouwexploitatie (BEX) en vastgoedexploitatie (VEX) komen samen bij gebiedsontikkeling. (Beeld: rapportage ‘Verdienstelijke netwerken’)

Voor het verwezenlijken van initiatieven als bundeling van kabels en leidingen moet de gemeente nu vaak het voortouw nemen, zowel in organisatie als financiering. De complexe situatie heeft ook tot gevolg dat het moeilijk is om inzicht te krijgen in de kosten en dekking van kosten. Om deze reden is er in het onderzoek uiteindelijk alleen naar de kwalitatieve kant van het vraagstuk gekeken.

Er zijn vijf projecten onderzocht waarbij de exploitatie van ondergrondse infrastructuur voor uitdagingen zorgde. “De centrale vraag lijkt te zijn: is bundeling goedkoper of duurder in dichtbebouwd gebied?”, vertelt Van Ravesteijn. “De nabijheid van consumenten kan een voordeel zijn voor conventionele aanleg van kabels en leidingen; mogelijk dat netbeheerders daarom terughoudend zijn met het investeren in hoogwaardige oplossingen. Het is de vraag of netbeheerders zich bewust zijn van de kosten van graven in de grond, eventuele graafschade en de extra kosten die daarmee gepaard gaan.”

Gemeenten en ingenieurs beoordelen bundeling in dichtbebouwde gebieden juist als gunstiger dan conventionele aanleg. Dit met name vanwege de grote hoeveelheid kabels en leidingen en de ordening die met bundeling in de ondergrond tot stand wordt gebracht. Een betere documentatie van gebiedsspecifieke informatie door de netbeheerder kan leiden tot een verhoogd bewustzijn van de kosten, waardoor het draagvlak voor hoogwaardige oplossingen voor kabels en leidingen (zoals bundeling) zal toenemen.

Oplossingen

Bij de onderzochte praktijkprojecten werd op verschillende manieren gezocht naar samenwerking. Zo is voor het project Nieuw Den Haag een convenant opgesteld, voor de Boulevard Scheveningen een intentieverklaring tot graafrust en voor de ILT Mahlerlaan een gebruikersovereenkomst. De manier waarop afspraken worden gemaakt, hangt samen met de verschillen tussen gemeenten ten aanzien van het beleid voor kabels en leidingen (verordening, precarioregeling en nadeelcompensatie). “Door het maken van afspraken komen de verschillende maatschappelijke belangen van gemeenten en netbeheerders samen (bijvoorbeeld: overlast omgeving en leveringszekerheid). Dit draagt bij aan een betere balans tussen betalen en genieten”, aldus Van Ravesteijn.

Lees meer over de integrale leidingtunnel voor Den Haag Nieuw Centraal in de Verdieping van december 2012. (Foto: IbDH)

Aanzet

De uitkomsten van het onderzoek worden in juni 2013 gepresenteerd in het rapport Verdienstelijke netwerken. Van Ravesteijn licht toe: “De rapportage richt zich met name op de beleidsmakers en economen vanuit overheid, netbeheerders en vastgoedontwikkelaars. Zij krijgen hiermee beter zicht op de omgeving waarin kabel- en leidingvraagstukken zich afspelen. Daarnaast hopen we dat het rapport zal aanzetten tot nadenken en discussie, zodat het mogelijk wordt alsnog een kwantitatief onderzoek uit te voeren. Daarmee kunnen we echt stappen zetten richting maatschappelijke optimaliteit bij de aanleg van kabels en leidingen bij gebiedsontwikkeling.”

Onderwaterfietsenstalling bij Amsterdam CS

Het ontbrekende stukje

Tussen Delft en het Kethelplein bij Schiedam is tussen 2011 en 2015 het ontbrekende deel van de A4 aangelegd. Onderdeel van dit zeven kilometer lange stuk snelweg is de Ketheltunnel, een landtunnel op de grens van de gemeenten Schiedam en Vlaardingen.

De Ketheltunnel (Foto: COB) ligt grotendeels op maaiveld en heeft twee buizen en een middenkanaal dat onder andere dient als vluchtroute. De tunnel is bijna veertig meter breed en is een categorie C-tunnel. Dat houdt in dat vrachtauto’s met gevaarlijke stoffen die kunnen exploderen, niet door de tunnel mogen.

De weg tussen de noordelijke tunnelmond en Delft is grotendeels verdiept aangelegd om verstoring van het open weidelandschap van Midden-Delfland zoveel mogelijk te voorkomen. Ten noorden van de tunnel ligt de weg bijna anderhalve kilometer lang ruim zes meter diep in een bak met geluidswerende wanden en naar beneden gerichte ledverlichting. Vervolgens ligt de weg ruim tweeënhalve kilometer half verdiept – circa twee meter onder maaiveld – met aan beide zijden een begroeide aarden wal.

Bij de realisatie van de tunnel is veel aandacht besteed aan een goede landschappelijke inpassing en het minimaliseren van overlast voor de omgeving. Bovenop de constructie is bijvoorbeeld een park aangelegd, waarin omwonenden kunnen recreëren. Verder liggen tegen de zijwanden aarden taluds om de landtunnel aan het oog te onttrekken. In deze taluds zijn de drie dienstgebouwen aangebracht. Het noordelijke deel van de tunnelconstructie is met betonnen luifels verbreed tot tachtig meter. Op dit bredere deel zijn sportvelden aangelegd en onder de luifels zijn parkeerplaatsen gemaakt.

Het wegdek van de tunnel ligt direct op het zand en de vier wanden van de tunnel – de buitenwanden en de wanden van het middenkanaal – zijn elk gefundeerd op een rij vibropalen. De tunnel is opgebouwd uit vijftig moten van veertig meter lang die ter plekke zijn gemaakt.

Tunnelbuizen

De oostelijke tunnelbuis, met verkeer richting Delft, is 1.620 meter lang en heeft vier rijstroken. De westelijke buis, met verkeer richting Kethelplein, is 1.950 meter lang en heeft drie rijstroken. Twee daarvan zijn voor doorgaand verkeer. De derde rijstrook is de afrit naar de A20 richting Hoek van Holland. Deze splitst al voor de tunnel af en loopt, afgescheiden door verdringingsstrepen, parallel aan de hoofdrijbanen. Voor de vroege afsplitsing is gekozen om weefbewegingen in de tunnel te voorkomen. In de westelijke tunnelbuis is voldoende ruimte om in de toekomst een vierde rijstrook aan te leggen.

Door de verschillende lengtes liggen de tunnelmonden van de tunnelbuizen aan de zuidzijde ruim driehonderd meter van elkaar af. De oostelijke buis begint meer naar het noorden, omdat in de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels (Warvw) is vastgelegd dat er tien seconden rijtijd moet zitten tussen een samenvoeging – in dit geval het Kethelplein – en het begin van de oostelijke tunnelbuis.

Visualisatie van de verspringende tunnelmonden aan de zuidzijde. (Beeld: Rijkswaterstaat)

Aan de noordzijde liggen de tunnelmonden wel naast elkaar. De tunnel gaat hier over in het verdiepte tracé. Daarna volgt het half verdiepte deel. In Delft sluit de weg op maaiveld aan op de bestaande A4 richting knooppunt Ypenburg.

Grondwater

Een paar maanden voor de opening van de tunnel, op 18 december 2015, was het nog even spannend of Rijkswaterstaat alle vergunningen rond zou krijgen. De diepwanden van de verdiepte bak bleken minder waterdicht dan gedacht. Daardoor moet dagelijks ongeveer 1.400 kubieke meter grondwater rond de bak worden onttrokken in plaats van de geplande 400 kubieke meter. Door deze grotere onttrekking kan er schade aan gebouwen in de omgeving ontstaan en kan het veen sneller inklinken. Dat was reden voor het waterschap om de benodigde watervergunning niet zonder meer af te geven. De vergunning kwam pas nadat Rijkswaterstaat had aangegeven een deel van het onttrokken water via retourbemaling diep in de bodem te herinfiltreren en het grondwaterpeil en de gebouwen uitgebreid te gaan monitoren.

Een stapeling van baten

Het kan verkeren. De decennialang verguisde A4 door Midden-Delfland blijkt een grote impuls voor Schiedam. In het kader van het akkoord over de Integrale Ontwikkeling Delft-Schiedam (IODS) bleek dubbelgebruik van het dak van de tunnel in de A4 de opmaat naar een kwaliteitssprong. Het project ‘Schiedam in Beweging’ leidde tot een positief domino-effect. Geconfronteerd met het onvermijdelijke koos Schiedam voor een vlucht naar voren.

Sport bleek het sleutelwoord. Vanuit de wens Schiedam duurzamer en de Schiedammers gezonder te maken, ontstond het project Schiedam in Beweging, dat het sport- en woonklimaat in Schiedam moet verbeteren. Sportvoorzieningen op het dak van de Ketheltunnel maken elders in de stad ruimte vrij voor nieuwe duurzame woningen. Zo kunnen er diverse gemeentelijke beleidsdoelen worden gerealiseerd. Van bevordering van vitale sportclubs en groene kwaliteit in de stad, tot meer gevarieerde woonmilieus en mogelijkheden voor sociale stijging. “De maatschappelijke baten waren veel hoger dan we vooraf wisten”, concludeert Lydia Buist, projectdirecteur Schiedam in Beweging.

Kaart uit het uitvoeringsprogramma ‘Schiedam in Beweging: Op weg naar uitvoering’ met daarop de nieuwe sportparken en woningbouwprojecten. (Bron: gemeente Schiedam)

De kaart hierboven laat zien dat de effecten van Schiedam in Beweging veel verder reiken dan de directe omgeving van de tunnel. Het tunneldak is over een lengte van twee kilometer beschikbaar voor sport, recreatie en groen. Aan weerszijden van de tunnel zijn betonnen luifels gerealiseerd waarmee het beschikbare oppervlak boven de tunnel met 17.000 vierkante meter is vergroot voor realisatie van sportvelden. Sportpark Willem-Alexander omvat naast velden voor verschillende sporten een sportverzamelgebouw voor sportverenigingen. Diverse sportverenigingen verhuisden van andere locaties naar het sportpark boven de A4. Elders in de stad wordt als onderdeel van het totaalproject geïnvesteerd in verbetering van bestaande sportaccommodaties. Verder komt er ruimte vrij voor twee woningbouwprojecten: Kethel met circa 100 woningen en Park Harga met circa 160 woningen.

Vliegwiel voor verbetering

De geschiedenis van de A4 is bekend. Na een decennialange discussie werd tussen Delft en het Kethelplein bij Schiedam van 2011 tot 2015 het ontbrekende deel van de A4 aangelegd, met daarin de Ketheltunnel, een landtunnel op de grens van de gemeenten Schiedam en Vlaardingen. In 2010 werd besloten tot een heel nieuw recreatie-, sport- en natuurgebied rond de A4. “Dat plan bleek het vliegwiel voor verbeteringen in andere delen van de stad”, constateert Jil Ligterink, directeur van VolkerWessels-onderneming VolkerInfra, dat de tunnel en het sportpark erboven aanlegde.

Om Schiedam in Beweging te laten slagen, was het noodzakelijk dat partijen die lang met elkaar overhoop hadden gelegen, zouden gaan samenwerken. Lydia Buist: “De gemeente Schiedam wilde de A4 niet. En als het dan toch door moest gaan, wilde men de weg niet zien, horen of ruiken. Toen duidelijk werd dat de weg er toch zou komen, waren er binnen de organisatie van Schiedam al wel ideeën voor de inpassing, maar het lukte niet daarover binnen de eigen organisatie of met Rijkswaterstaat in gesprek te komen. Men had over en weer geen vrienden gemaakt. In die fase hebben we stedenbouwkundige Riek Bakker ingeschakeld. Zij heeft voor ons uitonderhandeld dat er zou worden geïnvesteerd in de luifels en de 17.000 extra vierkante meters die daarmee gerealiseerd konden worden. Dat was voor ons de enige manier om de plannen voor Schiedam in Beweging economisch dicht te kunnen rekenen. Vervolgens is het gelukt om de invulling op de tunnel in te passen in de aanbesteding voor de tunnel.”

(Beeld: BGSV)

Multifunctioneel

“De aanleiding voor Schiedam in Beweging was de gewenste sociale stijging in de stad”, zegt Lydia Buist. “Het was van meet af aan het idee dat sport de aanjager zou moeten zijn. De verplaatsing van sportaccommodaties maakt dat we unieke locaties voor woningen in het middensegment beschikbaar krijgen, en dat is juist het segment dat we in Schiedam niet hebben. Met multifunctionele accommodaties, waarin we inmiddels ook een dansschool, een fysiotherapiepraktijk en kinderopvang hebben kunnen integreren, richt Schiedam zich op ondersteuning van het maatschappelijke middenveld. Bijkomend voordeel is dat twee voetbalverenigingen zijn gefuseerd tot een nieuwe vitale vereniging die er inmiddels ook al tweehonderd leden bij heeft. Verenigingen zijn gedurende het proces zelf gaan meedenken, waardoor er steeds meer mogelijk werd. Daarnaast hebben we een aardige stapeling van andere baten kunnen realiseren, zoals waterberging onder de sportvelden en elektriciteitsopwekking door middel van zonnepanelen. En het gaat verder. Stages door leerlingen van de mbo-opleiding Urban design tijdens het totstandkomingsproces leiden nu weer tot nieuwe stageplaatsen bij de partijen die op het dakpark actief zijn. We zien dus ook dat er nieuwe baten ontstaan doordat mensen bij elkaar zijn gebracht. Op dat vlak liggen er nog veel meer kansen.”

Ondanks het succesverhaal dat zich nu aftekent, was Schiedam in Beweging zeker geen gelopen race. De gemeenteraad was huiverig voor mogelijke risico’s en wilde geen financiële onderbouwing op basis van een grondexploitatie. Een in drie fases uitgewerkte businesscase bleek sluitend en trok ook politiek Schiedam over de streep. De burgers en sportverenigingen omarmden het plan meer en meer naarmate zij via informatiebijeenkomsten en in klankbordgroepen bij de plannen werden betrokken. Achtduizend bezoekers bij de opening van het dakpark op de tunnel onderstreepten het gevoel dat de keuze van Schiedam om van de nood een deugd te maken, goed is uitgepakt.

De ballenvangers rond het veld zijn ontworpen door MoederscheimMoonen Architects. De schermen bevatten 1,6 miljoen gekleurde pixels en houden niet alleen de ballen tegen, maar reduceren ook de invloed van wind.
>> Lees meer

 

 

 

Samenwerking

De aanleg van het dakpark werd geïntegreerd in de aanbesteding voor de tunnel. Vanwege de risico’s was het nodig dat het dakpark door dezelfde aannemer zou worden uitgevoerd. Het sportpark werd door VolkerInfra samen met Van Kessel Sport en Cultuurtechniek, ook een VolkerWessels-onderneming, aangelegd. Er werd gestart op basis van een plaatjesboek. Jil Ligterink: “Deze aanpak bevorderde de samenwerking. Met geven en nemen zijn we er in de uitvoering onderling steeds goed uitgekomen. Met de aanleg van de A4 hebben we een verkeerstechnisch probleem op kunnen lossen, en met de inpassing van de tunnel is Schiedam er beter op geworden. De combinatie van tunnel en sportaccommodaties is uniek. Daarmee was het voor ons een bijzonder project. We hebben laten zien wat we kunnen, en we konden onze kennis inbrengen en meehelpen het project haalbaar te maken. De belangrijkste les is dat goede afstemming goud waard is. We hebben samen met de opdrachtgever de risico’s kunnen verminderen door continu in gesprek te blijven. Zo hebben we misverstanden voorkomen en kon ieder zijn verantwoordelijkheid nemen.”

Lydia Buist: “Het unieke was dat eerst de onderhandelingen hebben plaatsgevonden en dat we met het resultaat daarvan naar de gemeenteraad zijn gegaan. In het voorstel hebben we de belangenafwegingen laten zien. De gemeenteraad vond dat prettig. Het is een manier van werken die alleen kan slagen als je al je wensen op tafel legt en heel transparant bent. Kortom, betrouwbaar naar elkaar. Dan kom je tot echt samenspel. Voorwaarde is wel dat als je een opgave als deze wilt verbinden aan andere zaken in de stad, je goed op de hoogte moet zijn van alles wat er speelt. Dat heb je echt nodig om alle kansen te benutten. Dat is hier gelukt. We hebben het geheel bovendien grotendeels binnen het budget kunnen realiseren. We hadden op het totaalbudget alleen een overschrijding doordat we een ontsluitingsweg alsnog wilden laten asfalteren.” Jil Ligterink: “Het succes van een project als dit begint met breed kijken. Zorg er als opdrachtgever voor dat je een regisseur hebt die creatief kan verbinden. Als je een weg als een weg ziet, en een sportpark als een sportpark, kom je er niet.”

Zo kan het ook: fijn fietsen

Fietsen is een bezigheid die je zou moeten stimuleren, toch? Onderdoorgangen zijn echter zelden motiverend. Gelukkig zijn er ook voorbeelden van fietstunnels die je (bijna) op de fiets doen springen.

Tegeltjes

(Beeld: YouTube/alphons net)
Een tunnelwand kun je natuurlijk schilderen, maar volplakken met tegeltjes is misschien nog leuker. In Amsterdam is de spooronderdoorgang bij het Centraal Station door Koninklijke Tichelaar Makkum voorzien van ruim 70.000 handgevormde en beschilderde tegels. Ontwerpster Irma Boom maakte hiervoor een bewerking van een achttiende-eeuws tableau van Cornelis Bouwmeester. Zo kan het dat een Rotterdams oorlogsschip opeens voorzien is van een Amsterdams stadswapen.
>> Lees meer over het project

(Foto’s: Flickr/Jasper Arends)
In de fietstunnel onder de N44 in Wassenaar werden meer dan een miljoen glazen tegeltjes aangebracht. Tezamen tonen ze een kleurrijk strandlandschap dat werd ontworpen door Syb van Breda & Co. Een domper voor de bijzondere tunnel is dat de kostenoverschrijding van 1.8 miljoen euro leidde tot de val van het college van B en W.
>> Lees meer over het project

Afwisselend

(Foto: Flickr/Net Circlion)
Verf en tegeltjes zijn relatief onveranderbaar. Licht en geluid zijn een stuk flexibeler. In Lyon is eind 2013 een nieuwe, ruim twee kilometer lange tunnel onder het centrum opengesteld waar fi etsers (en voetgangers en bussen) enorme projecties krijgen voorgeschoteld met bijpassend geluid. Van abstracte kunst tot realistische tuintaferelen.
>> Lees meer (Engelstalig)

Dit was de Onderbreking Waardering

Bekijk een ander koffietafelboek: