Ondergrondse constructies

Met de huidige kennis en techniek kunnen we allerlei ondergrondse constructies realiseren. Eerst ging het weinig verder dan het aanleggen van kelders onder gebouwen, maar sinds het begin van de 19e eeuw heeft het ondergronds bouwen een enorme ontwikkeling doorgemaakt.

De ontwikkeling van het ondergronds bouwen startte met de aanleg van tunnels als alternatief voor bruggen. Daarna volgde de aanleg van metrolijnen, kwamen er ondergrondse parkeergarages en inmiddels hebben we in Nederland winkels, musea, fietsenstallingen, leidingentunnels en een waterzuivering die zich onder het maaiveld bevinden.

Tunnels

De Maastunnel is de eerste grote verkeerstunnel die in Nederland is gebouwd. Rond 1930 werd tot de aanleg van deze tunnel besloten om de bereikbaarheid van de Maasoevers te verbeteren, zonder hinder te veroorzaken voor de scheepvaart. Voor de bouw is gebruikgemaakt van de afzinkmethode. Hoewel er nog enkele tunnels op een andere manier werden gebouwd, zoals de Velsertunnel, werd afzinken al gauw de gebruikelijke bouwmethode voor tunnels onder waterwegen. Inmiddels telt Nederland ruim dertig afzinktunnels en heeft ons land zich ontwikkeld tot mondiale afzinkspecialist.

De Velsertunnel werd gebouwd volgens de open-bouwputmethode. Deze methode wordt ook gebruikt bij de aanleg van tunnels in stedelijk gebied. Zo zijn grote delen van het ondergrondse metronet in Rotterdam op deze manier aangelegd. Open bouwputten leiden bovengronds tot veel hinder. Als optie om deze hinder te beperken, is daarom de wanden-dakmethode ontwikkeld.

Eind jaren negentig van de vorige eeuw deed een nieuw soort tunnel zijn intrede, de boortunnel. Het boren van tunnels werd in andere landen al bijna honderd jaar gedaan, maar de slappe Nederlandse ondergrond vergde een andere boortechnologie. Nadat hiermee in Japan en Duitsland enige ervaring was opgedaan, werd in 1999 de Tweede Heinenoordtunnel als eerste boortunnel opgeleverd. De bouw werd gecombineerd met praktijkonderzoek, waarbij vooral de effecten van het boorproces op de bovengrond werden bestudeerd. Bij volgende boortunnelprojecten werd deze aanpak (bouwen plus praktijkonderzoek) ook toegepast om het boorproces steeds beter te kunnen beheersen. Dat heeft er, na ruim tien boortunnels, toe geleid dat Nederlandse partijen veel kennis hebben opgebouwd over boren in slappe bodems. De Amsterdamse Noord/Zuidlijn is hiervan een bewijs. De (prijswinnende) boortunnels van deze metrolijn gaan onder de historische binnenstad door en gaan vaak rakelings langs de houten palen van oude panden.

Sinds het begin van de 21e eeuw is een derde soort tunnel steeds meer in beeld, de zogeheten landtunnel. Dit soort tunnels – denk aan de Leidsche Rijntunnel bij Utrecht – wordt vrijwel altijd aangelegd om de leefbaarheid van verstedelijkte gebieden te verbeteren. Landtunnels liggen meestal boven het grondwaterniveau, wat het mogelijk maakt om het wegdek op dezelfde manier te funderen als het wegdek van normale wegen. Verder zijn ze vaak lang en breed, en voorzien van meerdere tunnelbuizen met een scheiding tussen doorgaand en lokaal verkeer. Ook zitten er vaak op- en afritten in landtunnels. Vanwege deze complexere structuur zijn ze in de meeste gevallen uitgerust met relatief veel tunneltechnische installaties en software.
>> Lees meer over tunnelbouwmethoden

Parkeren

In 1965 werd in Breda de eerste ondergrondse parkeergarage gebouwd onder de gedempte haven. In de jaren daarna volgden er meer, en inmiddels is dit soort parkeergarages een gebruikelijke optie om de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit in stedelijk gebied te verbeteren. Een goed voorbeeld is de Houtwalgarage in Harderwijk.

Naast de gangbare ondergrondse garages, waar de automobilisten zelf in- en uitrijden, verschijnen er de laatste jaren ook volautomatische autobergingen (VAB). Deze garages zijn een geschikte optie op plekken waar geen ruimte is voor een toe- en uitrit, zoals op de Haagse Noordwal-Veenkade. Bij een VAB zet de bestuurder zijn auto in een lift, waarna een automatisch systeem het voertuig ondergronds parkeert.

Voor fietsen komen er ook steeds vaker ondergrondse stallingen om overlast van her en der gestalde fietsen bovengronds te verminderen. Voorbeelden zijn de ondergrondse fietsenstalling bij Rotterdam CS en die onder het Eindhovense 18 Septemberplein. Ook wordt er een grote fietsenstalling gebouwd onder stationsplein Oost in Utrecht.

Andere functies

De ondergrond wordt voor nog meer functies gebruikt. In het Zuid-Hollandse vestingsstadje Brielle is bijvoorbeeld een ondergrondse supermarkt gebouwd. Oorspronkelijk was er een supermarkt gepland op een leeggekomen terrein tussen een woonwijk en de oude stadswallen. Een gebouw op deze plek zou het zicht op de historische wallen ernstig verstoren. Daarom is ervoor gekozen om de supermarkt in de ondergrond onder te brengen. Een ander voorbeeld is de Beurstraverse in Rotterdam, ook wel de koopgoot genoemd. Hier is een groot aantal ondergrondse winkels gerealiseerd.

In Rotterdam ligt de ondergrondse afvalwaterzuiveringsinstallatie Dokhaven, die het afvalwater van ongeveer een half miljoen inwoners en een groot aantal bedrijven zuivert. De installatie heeft een oppervlakte van circa 3,5 hectare, wat overeenkomt met zeven voetbalvelden. Bovengronds ligt een park en is niets van de installatie te zien.

Een ander voorbeeld van een ondergrondse constructie is de Artez-hogeschool in Arnhem. Toen de hogeschool moest uitbreiden, is er gekozen voor een ondergronds gebouw met een groot glazen dak. Ook musea maken gebruik van de ondergrond bij uitbreidingsplannen. Denk aan het Drents museum in Assen, het Mauritshuis in Den Haag, het Museonder in Nationaal Park De Hoge Veluwe en het archeologisch bezoekerscentrum DOMunder onder het Utrechtse Domplein. Weer een ander voorbeeld zijn de integrale leidingentunnel onder de Mahlerlaan bij de Amsterdamse Zuidas en het ondergrondse afvaltransportsysteem in het Arnhemse stationsgebied.