‘Minder hinder vanuit wet- en regelgeving’

Tijdens het plenaire programma van het COB-congres op 20 juni 2022 klonk uit volle borst: ‘Hugo, je kunt ons bellen, als je wilt versnellen’. Het COB-netwerk van betrokken professionals wil graag met minister De Jonge van Volkshuisvesting en ruimtelijke ordening aan de slag om ervoor te zorgen dat kabels en leidingen geen belemmering vormen voor maatschappelijke opgaven. Daartoe heeft het COB op 1 november 2022 een brief aan de minister geschreven, die inmiddels in behandeling is. U vindt de tekst hieronder.

Datum: 1 november 2022
Betreft: Ondergrondse infrastructuur met minder hinder vanuit wet- en regelgeving

Hooggeachte meneer De Jonge,

Dat is nog eens fijne timing, dat u precies nú schrijft over de noodzaak van nationale regie op de ruimtelijke ordening, net op het moment dat wij deze brief aan het voorbereiden zijn. Nu hoeven we niet meer te bepleiten dat de bodem sturend is voor de ruimtelijke inrichting, want dat geeft u zelf al aan in Programma Novex. Nu kunnen we direct bij de kern beginnen: voor veel opgaven van uw ministerie, zoals het versnellen van de woningbouw, heeft u de kabels-en-leidingensector nodig en daarvoor hebben zij ú nodig.

Probleemstelling: we hebben elkaar nodig

Opgaven op het gebied van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening vragen nogal wat van de kabels-en-leidingensector. Bewoners willen internet, water, elektriciteit. Netbeheerders, aannemers, lokale overheden en ingenieursbureaus – onze participanten – doen hun uiterste best om alles te laten passen, maar zij ervaren belemmeringen vanuit wet- en regelgeving. Niet altijd terecht, zo blijkt uit een onderzoek dat wij recent hebben uitgevoerd. Maar soms zit beleid wél echt in de weg.

Op dit moment zien wij een versnipperd en een vanuit historie operationeel gericht lokaal beleid voor kabels en leidingen, terwijl de opgaven om tactische afwegingen vragen. Naast dat dit het voor de lokale overheden lastig maakt om te anticiperen op ontwikkelingen (zij missen vanuit de historie de capaciteit op dit niveau), werkt de versnippering voor netbeheerders zeer inefficiënt, omdat zij organisatorisch rekening moeten houden met veel verschillen in de regelgeving.

De Omgevingswet zou voor handvatten en uniformiteit voor netbeheerders moeten zorgen, maar dat is zeer de vraag: verschillende ministeries brengen hun verschillende gezichtspunten aan en centrale regie op het geheel lijkt te ontbreken.

Oplossingsrichting

Met hulp van ons netwerk van betrokken professionals hebben we ‘dwarsliggende feiten’ vastgesteld; elementen in wet- en regelgeving die effectieve samenwerking bij kabels-enleidingenprojecten belemmeren en zodoende voor vertraging zorgen bij maatschappelijke opgaven. Twee van de meest urgente feiten hebben te maken met de Omgevingswet, zie de bijlage.

We wenden ons daarom tot u, omdat we denken dat u de sleutel in handen heeft. We zijn ervan overtuigd dat het aanpakken van deze twee vastgestelde feiten een grote bijdrage zal leveren aan het stroomlijnen van kabels-en-leidingenprojecten. En daar zal juist uw ministerie het meeste baat bij hebben.

Verzoek

Gezien de urgentie en wederzijdse afhankelijkheid lijkt het ons belangrijk om snel met elkaar in gesprek te gaan. Als vertegenwoordiger van de ketenpartners kunnen we samen met u en/of uw collega’s tot effectieve oplossingen komen.

We kijken uit naar uw reactie!

Met hartelijke groet,

Karin de Haas
Directeur Centrum Ondergronds Bouwen (COB)

BIJLAGE: Twee dwarsliggende feiten

Over onderstaande twee dwarsliggende feiten willen we graag met u in gesprek:

Een telecommunicatieverordening kan wel/niet opgenomen worden in een omgevingsplan.

Op 1 januari 2023 moeten gemeenten een (tijdelijk) omgevingsplan hebben vastgesteld. De definitieve implementatie van het Omgevingsplan moet in 2029 doorgevoerd zijn. In het toekomstige omgevingsplan moeten gemeenten verordeningen opnemen die toezien op de fysieke leefomgeving. De in de Telecommunicatiewet verplicht gestelde telecommunicatieverordening wordt echter in de overgangsregeling niet benoemd als een verordening die onderdeel kan zijn van het omgevingsplan. Dit leidt ertoe dat gemeenten de integratie van de telecommunicatieverordening, in tegenstelling tot een leidingverordening, in het omgevingsplan afhouden en in sommige gevallen zelfs weer hun geldende regelgeving moeten splitsen. Dit laatste is in strijd met de gedachte van de Omgevingswet, waar juist de integraliteit ten aanzien van activiteiten in de fysieke leefomgeving centraal staat. De mogelijkheden van het nieuwe wettelijke kader blijken vatbaar voor verschillende interpretaties.

Er is geen wettelijk toetsingskader voor vergunningen voor de aanleg van kabels en leidingen.

Voor bijvoorbeeld bouw- of milieuactiviteiten zijn vergunningen nodig. Voor de aanleg van kabels en leidingen is dit niet wettelijk geregeld. Door de afwezigheid van een wettelijk toetsingskader stellen veel gemeenten verordeningen op; een telecommunicatieverordening, leidingverordening of een AVOI. Hierdoor gaat iedere gemeente op een andere manier om met een aanvraag voor de aanleg van kabels en leidingen. Aanvragers, zoals nutsbedrijven en telecomaanbieders, worden dan ook vaak geconfronteerd met allerlei verschillende toetsingskaders. De diversiteit maakt ook dat het lastig is om mensen op te leiden voor het toetsen van aanvragen. Een wettelijk kader maakt de weg vrij voor een professionaliseringsslag, zowel de kant van de aanvrager als van de kant van de toetser (de gemeente).