Bouwmethode
Voor de aanleg van de tunnel zijn twee bouwmethoden toegepast. De daadwerkelijke kruising van de Nieuwe Maas en de Koningshaven, evenals de passage onder het Noordereiland en een stuk van bijna 280 meter op de zuidelijke oever van de Koningshaven, is met een afgezonken tunnel gerealiseerd. Hiervoor zijn in het bouwdok te Barendrecht acht elementen gebouwd: vier van ongeveer 138 meter en vier van 115 meter lang. Elk element is 26 meter breed en heeft vier kokers. De lengte van de elementen was zo gekozen dat iedere zinkvoeg zich op een overgang van water en land bevindt. Ongelijke zettingen tussen twee elementen kunnen hiermee worden opgevangen. Op de zuidoever van de Maas zijn twee elementen van 138 meter afgezonken, in de Koningshaven een element van 115 meter, in het Noordereiland een element van 138 en een van 115 meter, en in de Nieuwe Maas twee elementen van 115 meter en een van 138 meter. Nadat alle elementen op hun plaats lagen, zijn ze onderstroomd.
De beide tunneltoeritten, die voor een deel gesloten zijn, zijn gebouwd in open bouwkuipen. Deze zijn naast het bestaande spoor aangelegd en gemaakt met diepwanden tot ruim dertig meter diepte. Op verschillende plekken ontbrak de ruimte voor de bouwkuipen. Daarom zijn aan de noord- en de zuidkant van de Nieuwe Maas hulpconstructies gebouwd waarover de treinen tijdens de bouw konden blijven rijden. Aan de noordkant is bovendien het bestaande spoorviaduct een aantal meters opgeschoven. Verder moesten er allerlei voorzieningen worden getroffen, zoals het aanbrengen van tijdelijke verkeersbruggen, om de hinder voor het wegverkeer te beperken.