Catalogus bundelingstechnieken
De ondergrond in de (openbare) buitenruimte wordt intensief gebruikt voor kabels en leidingen. Dit vraagt een nauwe afstemming tussen de gebruikers van zowel boven- als ondergrond. De NEN 7171 vormt voor gemeenten de basis voor de ondergrondse ordening van kabels en leidingen. Met het oog op de toekomst, waarin met name in stedelijke gebieden de drukte in de ondergrond zal toenemen, wordt de NEN 7171 in 2023 geactualiseerd, zal de vraag naar bundelingstechnieken groeien en wordt het noodzakelijk om voor bepaalde locaties anders te gaan ontwerpen.
De hoeveelheid kabels en leidingen in de bebouwde omgeving neemt toe als gevolg van verschillende nieuwe ontwikkelingen. Zo vinden maatregelen voor klimaatadaptatie hun weerslag vaak in de ondergrond in de vorm van waterbuffering en infiltratie, en meer groen (inclusief wortels) ter bestrijding van hittestress. Daarnaast leidt druk op de beschikbare bovengrondse ruimte er steeds vaker toe dat functies als (fiets)parkeren en afvalinzameling naar de ondergrond verplaatst worden. De energietransitie leidt tot de aanleg van warmtenetten, toepassing van warmte-koudeopslag en extra capaciteitsvraag voor elektra (laadpalen, verzwaring van netwerken). Ook de verdichting van de bebouwde omgeving heeft extra capaciteitsvraag tot gevolg (meer kabels en leidingen met grotere diameters). Tot slot vragen ook een gezonde bodem (onder andere biodiversiteit) en een leefbare stad – met meer groen – om ondergronds ruimtebeslag.
De optelsom van alle opgaven zorgt ervoor dat de ondergrondse ruimtevraag vaak groter is dan de beschikbare ruimte. De behoefte aan compactere inrichtingsvormen neemt hierdoor toe. Daarbij wordt onder andere gekeken naar (bundelings)technieken die het ruimtebeslag van kabels en leidingen kunnen beperken.
Drukte in de ondergrond (bron: GWWTotaal)
Het bundelen van kabels en leidingen leidt ten opzichte van traditionele aanlegmethodes tot een afname van (horizontaal) ruimtegebruik in de ondergrond. Toepassing ervan kan bovendien helpen om hinder te beperken doordat het aantal graafbewegingen kan afnemen. Om gemeenten, netbeheerders, ondergrondse bouwers, andere grondroerders, advies- en ingenieursbureaus en andere betrokken partijen nader te laten kennismaken met bundelingstechnieken en de voor- en nadelen daarvan, heeft het COB dit groeiboek over bundelingstechnieken opgesteld.
In dit groeiboek zijn eerder toegepaste bundelingstechnieken verzameld en toegelicht. De opstellers (zie Bijlage B – Colofon voor alle deelnemers) willen betrokkenen inspireren zich te verdiepen in de mogelijkheden van bundelingstechnieken. Daarom biedt dit groeiboek informatie die kan helpen bij het vinden van de juiste match tussen een specifieke opgave en de ter plaatse toepasbare bundelingstechniek(en). Het groeiboek biedt geen kant-en-klaar afwegingskader, maar laat wel zien welke techniek voor welke situatie geschikt kan zijn en welke factoren daarbij een rol spelen. Er wordt onder meer ingegaan op de verschillende belangen van de betrokken partijen, het proces, samenwerkingsaspecten, kosten en baten, en financiering.
Dit groeiboek presenteert zo veel mogelijk feitelijke (project)informatie met als doel dat lezers zelf hun eigen conclusies trekken. De focus op feitelijke informatie neemt niet weg dat de gesprekken en bijeenkomsten die ten behoeve van deze publicatie hebben plaatsgevonden, ook subjectieve beoordelingen van processen en projecten hebben opgeleverd die relevant kunnen zijn voor de lezer. Waar sprake is van (individuele) meningen is dat in de tekst steeds duidelijk aangegeven. Aanvullend zijn in het afsluitende hoofdstuk discussiepunten opgenomen.
In Hoofdstuk 2 – Wanneer is bundelen een goed idee? zijn algemene uitgangspunten en afwegingsaspecten beschreven die ten grondslag liggen aan het bundelen van kabels en leidingen. De basisuitgangspunten stellen betrokken partijen in staat om vroegtijdig in het proces al te beoordelen of bundelingstechnieken in beginsel zouden passen bij hun specifieke opgave. De afwegingsaspecten – afkomstig uit eerdere onderzoeken, ervaringen uit (voorbeeld)projecten en de gesprekken die ten behoeve van dit groeiboek zijn gevoerd – helpen de lezer om een overzicht te krijgen van alle (elkaar beïnvloedende) factoren die een rol kunnen spelen bij het afwegen van bundelingstechnieken als alternatief voor traditionele aanleg van kabels en leidingen. Aanvullend wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de randvoorwaarden en belangen van netbeheerders voor de diverse disciplines, waarmee de lezer een compleet beeld krijgt van hun beweegredenen.
Hoofdstuk 3 – Overzicht bundelingstechnieken presenteert de meest toegepaste en de meest kansrijk geachte bundelingstechnieken, aangevuld met concrete projectbeschrijvingen, ervaringen en bijbehorende omschrijvingen. Zeven technieken – aanleg onder bomen of ander groen, horizontaal gestuurde boring (HDD), meerlaagse aanleg, mantelbuisputconstructie, integrale leidingentunnel (ILT), kabelgoten en kabels- en leidingenstroken – zijn uitgebreid beschreven en toegelicht met praktijkcases- en ervaringen. Het hoofdstuk sluit af met een overzicht van overige, minder frequent gebruikte oplossingen en gerelateerde onderwerpen.
In Hoodfstuk 4 – Checklist bundelingstechniek komen negentig aspecten aan de orde die een rol kunnen spelen bij de keuze voor het al dan niet toepassen van een bundelingstechniek. Deze aspecten zijn onderverdeeld in zeven rubrieken: techniek, effecten, disciplines, veiligheid en risico’s, situatie ondergronds, situatie bovengronds en kosten en baten.
In Hoofdstuk 5 – Wet- en regelgeving wordt kort ingegaan op relevante wet- en regelgeving, waarna in Hoofdstuk 6 – Conclusies en aanbevelingen de belangrijkste aandachtspunten op een rij worden gezet; voor nu en in de toekomst.
In het afsluitende Hoofdstuk 7 – Subjectieve bijdragen wordt de complexiteit van het werken met bundelingstechnieken inzichtelijk gemaakt aan de hand van een aantal discussiepunten op het gebied van samenwerking, initiatief en regie, afwegingen en toepassingen, ontwerp en techniek, praktijkoplossingen en kosten en baten.
Bronnen
Als er voor een specifieke tekst een bepaalde bron is gebruikt, is er in de tekst een verwijzing – waar mogelijk met hyperlink – opgenomen. Documenten die niet expliciet worden genoemd maar wel van waarde waren voor het onderzoek, staan opgesomd in Bijlage A – Bronnen.
Effectiever omgaan met de beschikbare ruimte in de ondergrond is de gemeenschappelijke deler bij het nadenken over bundelingstechnieken voor kabels en leidingen. In de discussie over de beweegredenen om met bundelingstechnieken aan de slag te gaan, varieert het uitgangspunt van ‘wenselijk’ tot ‘onontkoombaar’ en alles daartussenin. De informatie in dit hoofdstuk helpt de lezer bij het specifieker in beeld krijgen van de mogelijkheden om bundeling in een project toe te passen.
Dit hoofdstuk biedt hulpmiddelen om vroegtijdig in het proces te beoordelen of bundelingstechnieken in beginsel kunnen passen bij hun specifieke opgave:
Om in het geval van bundeling te bepalen welke techniek het meest kansrijk is, is Hoofdstuk 4 – Checklist bundelingstechniek interessant.
Onafhankelijk van een eventueel te kiezen bundelingstechniek, geldt een aantal algemene uitgangspunten en afwegingsaspecten die van belang zijn bij het maken van keuzes, en die tevens van invloed kunnen zijn op de mogelijkheden voor het bundelen van kabels en/of leidingen.
Uitgangspunten om als basis te gebruiken:
Onderwerpen om in de afweging mee te nemen:
Netbeheerders en gemeenten hebben hun eigen (wettelijke) verantwoordelijkheden en financieel-economische en operationele belangen, die voortvloeien uit de maatschappelijke beheertaak die ze hebben. Die belangen gaan zeker niet altijd gelijk op. Zoals gezegd: ook als het gaat om bundelingstechnieken vergt effectieve samenwerking dat partijen elkaars belangen kennen en begrijpen. In de publicatie Common ground voor ondergrondse infra, die ten grondslag ligt aan de Kennisarena kabels en leidingen van het COB en stichting Mijn Aansluiting staat:
Sturing bij ondergrondse infrastructuur vindt plaats op drie niveaus: operationeel, tactisch en strategisch. Gebleken is dat sturing met name op tactisch en strategisch niveau nog weinig is ontwikkeld, maar wel juist nodig is om effectief te kunnen opereren en adequaat te reageren op toekomstige opgaven. Dat besef leeft latent bij de meeste betrokken partijen. Betrokkenen realiseren zich dat de aanstaande opgaven samenwerking vereisen, maar constateren tegelijkertijd dat het bestaande complexe samenspel van belangen, wetgeving, afspraken en omstandigheden structurele samenwerking niet vanzelfsprekend maakt.
Kortom, de wil of de motivatie om samen aan oplossingen te werken, is niet altijd voldoende. In de praktijk vertrekt elke partij in eerste instantie vanuit zijn eigen standpunt en ontbreekt een prikkel om over gezamenlijke oplossingen met elkaar in gesprek te gaan. De wil kan bijvoorbeeld ontbreken omdat aanleg op de traditionele manier geen extra inspanning van partijen vraagt. Soms is de wil er wel op projectniveau, maar vormen de bovenliggende strategische niveaus – of de doorvertaling van strategische ambities naar operationeel (project)niveau – in organisaties een knelpunt. Dat maakt het lastiger om op maatschappelijk niveau oplossingen te vinden.
Dit voor het vakgebied van kabels en leidingen zeer herkenbare probleem is ontstaan na de privatisering en lijkt moeilijk op te lossen, al zijn er ondertussen initiatieven (vaak in de vorm van convenanten) die hier wel op inspelen. Zo is dit bijvoorbeeld de reden voor een convenant in de regio Rotterdam tussen gemeente Rotterdam, Stedin en Evides, en in de regio Zeeland tussen dertien Zeeuwse gemeenten, Enduris, Waterschap Scheldestromen en Evides. Inzicht in elkaars belangen en mogelijkheden is daarbij essentieel. Onderstaand een samenvatting van de primaire belangen van de verschillende netbeheerders.
Ter illustratie van het feit dat de omstandigheden ter plaatse een grote rol spelen bij het afwegen van het mogelijke gebruik van bundelingstechnieken, onderstaand een voorbeeld van een hoogstedelijke gebiedsontwikkeling waarbij ruimtegebrek in de ondergrond een zeer urgent onderwerp is.
Wat – Inpassing van extra capaciteit voor ondergrondse infrastructuur
Waarom – Toevoeging hoogbouw
Wie – Initiatief gemeente Amsterdam
Wanneer – 2022
Omschrijving:
In het gebied liggen veel kabels en leidingen, zowel voor transport als voor distributie. Er is een masterplan gemaakt, waaruit blijkt dat de benodigde capaciteit aan kabels en leidingen niet past in het bestaande profiel. De straten zijn 20 tot 23 meter breed en daarin is een strook gereserveerd voor ondergrondse containers, bomen en warmteleidingen (hoge, midden en lage temperatuur, en koude). De huidige breedte van de straatprofielen zou onvoldoende zijn om alle benodigde kabels en leidingen op de traditionele manier te kunnen inpassen. De gemeente Amsterdam komt tot de conclusie dat op basis van co-creatie met netbeheerders oplossingen gevonden kunnen worden. In de praktijk blijkt daarbij echter dat het probleem pas als urgent wordt ervaren op het moment dat er echt gebouwd gaat worden. Het effect daarvan is: wie het eerst komt, die het eerst maalt.
Onafhankelijk van een eventueel te kiezen bundelingstechniek, geldt een aantal algemene onderzoeksvragen met betrekking tot de omstandigheden die gelden voor een project.
Bundelingstechnieken worden steeds vaker toegepast. Dat betekent ook dat er steeds meer ervaringsverhalen zijn, niet alleen ten aanzien van ontwerp en aanleg, maar ook ten aanzien van het beheer op langere termijn en de afwegingen die zijn gemaakt om tot bepaalde keuzes te komen. In dit hoofdstuk zijn de tot nu toe meest toegepaste bundelingstechnieken beschreven en voorzien van praktijkvoorbeelden. Ter inspiratie en om een zo compleet mogelijk overzicht te geven van de mogelijkheden, zijn in de laatste paragrafen van dit hoofdstuk ook de technieken benoemd die minder vaak zijn toegepast dan wel minder kansrijk zijn.
Per techniek zijn in dit hoofdstuk voor- en nadelen benoemd. Deze zijn bedoeld om mensen en organisaties te ondersteunen in hun afwegingen. Het overzicht kan echter nooit compleet zijn voor elke situatie. Omstandigheden ter plaatse, beheeraspecten en/of juridische, financiële gevolgen behoeven in de praktijk nader onderzoek om voor- en nadelen objectief te kunnen afwegen.
De keuze voor de ene of de andere bundelingstechniek is mede afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse. Een veel voorkomende omstandigheid is de aanwezigheid van bomen en/of ander groen, al dan niet inclusief waterberging voor de tijdelijke opvang en geleidelijke afvoer van overtollig regenwater.
Boomwortels hebben invloed op de integriteit van kabels en leidingen, terwijl aan de andere kant bomen regelmatig onherstelbaar beschadigd raken bij de aanleg en/of renovatie van kabels en leidingen. Hiermee omgaan vergt inzicht in de ontwikkeling van het wortelstelsel van een boom gedurende de levensduur van de kabels en leidingen ter plaatse. Het is van belang hierin een balans te vinden, zeker in het licht van de toenemende roep om meer bomen en groen in de stad om bijvoorbeeld hittestress tegen te gaan. Vanuit het belang van netbeheerders leiden oplossingen bij voorkeur niet tot beperkingen ten aanzien van beheer en onderhoud aan kabels en leidingen. Met name de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de kabels en leidingen die onder groen of bomen worden aangelegd, is dus een aandachtspunt.
In de praktijk wordt al regelmatig gekozen voor het toepassen van mantelbuizen voor elektra- en/of datakabels, omdat daarmee de wederzijdse beïnvloeding wordt beperkt ten opzichte van het individueel (onbeschermd) aanleggen van kabels. Deze mantelbuizen zijn over het algemeen van (hoge dichtheid) polyetheen, (HD)PE. Het is mogelijk om kabels in mantelbuizen onder bomen aan te leggen, zodat de boomwortels geen schade aan de kabels kunnen toebrengen. De maximale lengte van een kabel in een mantelbuis van vijfhonderd meter – gelijk aan de maximale kabellengte op een rol – kan mogelijk een belemmering zijn.
Mantelbuizen worden veelal op diepte, onder de gemiddelde grondwaterstand, naast elkaar en boven elkaar aangelegd om ruimtewinst te boeken. Bij aanleg onder de grondwaterstand is de impact van wortelgroei op kabels en leidingen beperkt. Het is ook mogelijk om de mantelbuizen met kabels niet diep onder de boomwortels weg te stoppen, maar ter plaatse van de bomen door boombakken heen te voeren, zonder beschadiging van de boomwortels.
Bij gebruik van mantelbuizen is bovengronds ruimtereservering nodig op plaatsen waar de kabels boven komen en aangesloten worden op traditioneel aangelegde kabels. Wanneer een groot aantal kabels wordt opgenomen in mantelbuizen, kunnen deze zogeheten koppelvelden relatief groot zijn.
Er zijn ook oplossingen waarbij wordt gekozen voor beplanting in plaats van bomen, waarbij problemen met wortels zich minder voordoen. Andere alternatieven zijn ophoging van het maaiveld of het gebruik van bakken of boomkorven, waar kabels en leidingen onder of doorheen worden aangelegd. Bij dergelijke opties is ook toepassing voor riool een optie, omdat er niet langer een risico is op wortelgroei in het riool.
Boomwortels in bakken met mantelbuizen voor kabels en leidingen. (Bron: gemeente Rotterdam)
Lees in de Verdieping van het COB, september 2022 meer over dit onderwerp en een praktijkproject dat gaat over het vervangen van een gasleiding en het behoud van oude bomen.
Graafwerkzaamheden nabij bomen in de binnenstad van Tilburg. (Bron: gemeente Tilburg)
De gemeente Rotterdam ontwikkelde de toolkit ‘Kabels & leidingen en bomen’ (zie onder ‘Regelgeving ondergrond’ op de webpagina van het Leidingenbureau van de gemeente) met daarin ‘gebundelde en getoetste succesvolle (praktijk)voorbeelden van deze uitzonderlijke combineersituaties, beschikbare technieken en een overzicht van de te verwachten elementen die meer kosten alsmede de organisatorische complexiteit voor de totstandkoming.’
De afstand van bomen of struiken, inclusief wortels, dient voldoende groot te zijn, zodat er geen schade aan de kabels en/of leidingen van de netbeheerder kan ontstaan. Dit is opgenomen in de Uniforme aanwijzingen werken nabij kabels en leidingen, de algemene voorwaarden voor alle regionale netbeheerders voor elektriciteit en gas van Netbeheer Nederland (zie ook paragraaf 2.3 Benodigde inzichten op projectniveau).
In de CROW-publicatie 280 ‘Combineren van onder- en bovengrondse infrastructuur met bomen’ is vastgelegd hoe in voorkomende gevallen te handelen.
Met horizontaal gestuurd boren (horizontal directional drilling, HDD) is een veelgebruikte methoden om kabels gebundeld aan te leggen. Met HDD kunnen objecten bij aanleg van kabels en leidingen eenvoudig en sleufloos worden gekruist over grotere afstanden. Een kleine ontgraving aan het begin en aan het einde van de boring is voldoende om de kruising mogelijk te maken.
De drie fasen van een gestuurde boring. (Bron: Waterbedrijf Groningen)
Met HDD kunnen buizen van HDPE, staal, gietijzer, glasvezelversterkte kunststof (GVK) en glasvezelversterkte epoxy (GRE) voor onder andere drinkwater, afvalwater, proceswater, lage druk gas, hoge druk gas, biogas, stadsverwarming, olie, glasvezel en midden- en hoogspanningskabels worden aangebracht.
Het overbruggen van lange afstanden met een gestuurde boring is het meest aantrekkelijk voor doorgaande (transport)netwerken, omdat tussen de in- en uittredepunten van een boring geen aftakkingen of appendages mogelijk zijn. HDD is in principe geschikt voor alle disciplines, met uitzondering van vrijverval riool, zolang er geen verbindingen nodig zijn binnen de in te trekken mantelbuis.
HDD werd in het verleden voornamelijk toegepast voor het kruisen van rivieren, kanalen, spoorwegen en autowegen. Tegenwoordig wordt deze techniek steeds vaker toegepast voor het kruisen van natuurgevoelige gebieden, bestaande kabels en leidingen, bomenrijen, op industrieterreinen en in stedelijk gebied.
Omdat deze techniek al veel wordt gebruikt binnen de traditionele aanleg, kan deze techniek in de praktijk bijvoorbeeld goed als referentie of nulsituatie worden gebruikt om mogelijke andere (complexere) bundelingstechnieken mee te vergelijken. Daarnaast is het van belang om deze techniek zo optimaal mogelijk te benutten om gebundeld objecten te kruisen, zodat geen wildgroei aan ‘solo’ gestuurde boringen ontstaat.
Bij een voldoende toekomstgericht ontwerp biedt deze techniek ook ruimte voor het aanleggen van extra (lege) mantelbuizen, zodat er reservecapaciteit is en bij de eerstvolgende kruising van hetzelfde object niet meteen een nieuwe boring gemaakt hoeft te worden. Het aanleggen van HDD-mantelbuizen biedt dus koppelkansen. De cruciale vraag is of je kunt inschatten welke capaciteit in de toekomst nodig zal zijn. Te veel extra capaciteit betekent immers dat er onnodige investeringen worden gedaan. Desalniettemin wordt extra capaciteit aanleggen in de praktijk als no-regretoplossing gezien. De extra kosten zijn laag, terwijl extra capaciteit vroeg of laat altijd wel gebruikt wordt.
Bij de aanleg van de RijnlandRoute bij Leiden zijn tien HDD-combiboringen uitgevoerd om twee waterwegen, twee bruggen, meerdere dijklichamen, veel bomen en dichte bebouwing te kruisen. Lees hier meer over dit project in de Verdieping van het COB, november 2021.
Specifieke voor- en nadelen van realiseren van reservecapaciteit:
Beheerders van weg-, water- en spoorwegen stellen eisen aan de diepteligging van HDD-constructies en in- en uittredepunten onder en nabij hun infrastructuur. In het kenniscentrum van de Nederlandse vereniging voor sleufloze technieken en toepassingen (NSTT) is veel informatie te vinden over alle mogelijke boortechnieken en de daarvoor geldende normen. Via deze website is bijvoorbeeld ook de veelgebruikte Richtlijn boortechnieken (pdf) van Rijkswaterstaat beschikbaar. Daarnaast is er een kennisdocument Sleufloze technieken beschikbaar van de Stichting infrastructuur kwaliteitsborging bodembeheer (SIKB).
De meeste kabels en leidingen liggen in de praktijk op een diepte van dertig tot honderd centimeter beneden maaiveld naast elkaar, zoals ook is voorgeschreven in de huidige norm NEN 7171. Er wordt nog relatief weinig gebruikgemaakt van de beschikbare ruimte in het verticale vlak. Bij meerlaags (ook wel gestapeld) aanleggen wordt de diepere ondergrond beter benut. Er is niet altijd per definitie sprake van dieper aanleggen, er bestaat ook de mogelijkheid van een verhoogd maaiveld met half verdiepte ligging.
Bij meerlaagse aanleg wordt gebruikgemaakt van een systeem om kabels en leidingen op een gestructureerde wijze boven elkaar aan te leggen. De technische specificaties verschillen per systeem. Zie hiervoor ook de voorbeelden onder paragraaf 3.3.3 Voorbeelden en ervaringen.
Van belang is dat het toegepaste systeem de bereikbaarheid en veiligheid van alle kabels en leidingen borgt. Dit betekent dat alle kabels en leidingen bereikbaar moeten zijn, zonder dat daarbij schade aan de omliggende kabels en leidingen wordt aangebracht. Alle kabels en leidingen hebben hun eigen positie binnen het systeem met de juiste ligging ten opzichte van elkaar. Kabels en leidingen zijn hierdoor eenvoudig te lokaliseren. Bij meerlaagse aanleg is de aanvoer van hemel/grondwater belangrijk. De grond mag niet uitdrogen. Als dat gebeurt, worden de kabels als het ware opgerookt.
Het stapelen van mantelbuizen biedt de mogelijkheid om in een meerlaagse aanleg transport- en distributie te combineren. Doorgaande transportleidingen kunnen in de onderste laag, met daar bovenop de kabels en leidingen voor distributie, waarvoor meer aansluitingen of aftakkingen nodig zijn en die dus beter en waarschijnlijk vaker toegankelijk moeten zijn. De diepteligging van de doorgaande transportleidingen kan worden bepaald op basis van de risico’s die bij de betreffende kabel of leiding horen.
De experts die voor dit groeiboek zijn geraadpleegd, beschouwen meerlaagse aanleg en het benutten van de diepere ondergrond als een kansrijke oplossing voor ruimtegebruik in de ondiepe ondergrond. Nieuwe ontwikkelingen kunnen de belemmeringen en nadelen (zie verderop) verminderen en de ‘winst’ is naar verwachting groot. Ten opzichte van het huidige horizontale uitlegschema zou het ruimtegebruik door kabels en leidingen aanzienlijk beperkt worden. Bovendien zal door het verticaal benutten van de diepere ondergrond het aantal benodigde graafbewegingen afnemen, waardoor er navenant minder graafschades zullen ontstaan. Dit betekent in de praktijk een flinke kostenbesparing.
Gestapelde aanleg van kabels bij de Zuidas in Amsterdam. (Bron: gemeente Amsterdam)
Gestapelde aanleg van kabels bij de Zuidas in Amsterdam. (Bron: gemeente Amsterdam)
De huidige norm NEN 7171 voor het aanleggen van kabels en leidingen beschrijft het horizontaal naast elkaar leggen van de verschillende netwerken met bijbehorende dekking. Er is momenteel een herziene versie van de NEN 7171 in ontwikkeling, die mogelijk ook gaat voorzien in het verticaal onder elkaar aanleggen van kabels en leidingen.
In het handboek Beheer ondergrond Rotterdam 2022 (zie onder ‘Regelgeving ondergrond’ op de webpagina van het Leidingenbureau van de gemeente) gaat paragraaf 4.3.2 in op meerlaags leggen en de voorwaarden die daarvoor gelden binnen de gemeente Rotterdam.
Mantelbuisputconstructies bestaan uit een combinatie van de (klassieke) mantelbuizen in combinatie met vertrek- en ontvangstputten. Er worden putten geplaatst met uitsparingen voor het doorvoeren van mantelbuizen, waarmee meerdere putten onderling worden verbonden. Door deze mantelbuizen lopen de verschillende mediumvoerende kabels en leidingen. De mantelbuizen liggen zowel naast als boven en onder elkaar, zodat er zo optimaal mogelijk gebruik wordt gemaakt van de verticale en horizontale ruimte.
Vanuit de putten takken de huisaansluitingen af. Mocht er een kabel of leiding kapot gaan, dan kan deze tussen twee putten uit de mantelbuis worden getrokken, waarna vanuit de putten ook weer een nieuwe kan worden geplaatst door die in de mantelbuizen te trekken. Wanneer er bij de aanleg een aantal reservemantelbuizen wordt aangelegd, kunnen er later extra kabels en leidingen worden toegevoegd. Onderhoud en overige werkzaamheden worden uitgevoerd vanuit de putten, die toegankelijk zijn via een putdeksel.
In het systeem is in principe ruimte voor drinkwater-, elektriciteit-, gas- en telecommunicatienetwerken, maar het kan ook om een deel van deze netwerken gaan. In de inspectieput liggen de drinkwater- en gasleiding aan één zijde onderin de put onder een looprooster. De andere systemen liggen hoger, waarbij de mantelbuizen via ‘kabelrekken’ worden verbonden.
Verschillende combinaties van disciplines leiden tot verschillen in uitvoering. Zo is voor gas ventilatie nodig, wat de mantelbuisputconstructie complexer maakt.
Van links naar rechts: ingegraven put, mantelbuizen en put met aansluiting. (Bron: Powercast)
Mantelbuisputconstructie in uitvoering. (Foto: gemeente Alphen aan den Rijn)
Idealiter ontstaat er ooit een standaardoplossing voor mantelbuisputconstructies. Dat zou leiden tot aanzienlijke schaalvoordelen en besparingen in menskracht en kosten. Zo’n standaardoplossing vergt echter sectorbrede afspraken over toegestane risico’s. In de praktijk is de discussie nog vooral gericht op bereikbaarheid en snelheid.
Mantelbuisputconstructies dragen bij aan de veiligheid van de omgeving, beperken hinder en bieden veel voordelen bij werkzaamheden aan de netwerken die in het systeem liggen. De baten spelen op de langere termijn en liggen vooral op het gebied van minder schades, minder overlast en duidelijker ordening. De baten kunnen verder toenemen wanneer er een breed toepasbaar standaardsysteem ontwikkeld zou worden.
De voordelen van een dergelijk systeem worden vooral behaald worden bij wijzigingen die na de aanleg plaatsvinden, omdat die vanuit de putten vrij eenvoudig kunnen worden gedaan zonder de straat open te breken. Dit was bijvoorbeeld een van de belangrijkste redenen voor de mantelbuisputconstructie in Schevening (zie hierboven bij de voorbeelden). Voor uitbreidingen in de toekomst kunnen bij de aanleg reservemantelbuizen worden toegepast, die later vanuit de putten gevuld kunnen worden.
Wel blijkt dat bij het ontwerpen van dit soort bundelingssystemen er vaak te weinig rekening wordt gehouden met wijzigingen die na aanleg kunnen plaatsvinden. Het vervangen van laagbouw door hoogbouw vraagt bijvoorbeeld uitbreiding van de capaciteit en het aantal aansluitingen. Daarmee te weinig rekening houden, is een gemiste kans. Het doorrekenen van dit soort effecten (kansen) in een kosten-batenanalyse zou mogelijk een ander beeld van de baten van soort systemen (kunnen) opleveren.
Uit het project in Scheveningen is ook geleerd dat er tijdens het ontwerpen van een bundelingssysteem voor netbeheerders weinig triggers zijn om over langetermijneffecten na te denken, omdat zij in de huidige (financiële) constructies de kosten voor eventuele latere uitbreiding van aansluitingen pas vergoed krijgen wanneer deze daadwerkelijk aan de orde zijn. Het loont in hun geval dus niet om alvast te investeren in mogelijke kansen voor de toekomst en om aan flexibiliteit op de lange termijn te denken.
Nadeel van een mantelbuisputconstructie is dat bij onderhoud in een beperkte besloten ruimte moet worden gewerkt. Dat geeft veiligheidsrisico’s en kan in strijd zijn met arbovoorschriften. Ook de bundeling van verschillende disciplines in een besloten mantelbuisputconstructie kan extra risico’s geven.
Toepassing van waterleidingen in een mantelbuisputconstructie is problematisch. Bij lekkage stroomt de put vol en kan schade ontstaan aan assets van andere partijen. Wanneer is voorzien in drainage, is de kans groter dat de lekkage niet wordt opgemerkt.
Verder blijkt in de praktijk dat toegepaste moffen voor elektrakabels niet altijd voldoende veilig zijn om binnen de putten toe te passen.
Buiten de algemeen geldende normen en wet- en regelgeving voor (traditionele) aanleg van kabels en leidingen zijn geen specifieke normen of wet- en regelgeving van toepassing op mantelbuizenputconstructies.
Mantelbuizen in een smalle centrumstraat toegepast. (Bron: GM Products)
Put met aansluitingen van de mantelbuizen. (Bron: GM Products)
Integrale leidingentunnels (ILT’s) zijn tunnels voor kabels en leidingen, die volledig toegankelijk zijn voor personeel. ILT’s onderscheiden zich hiermee ten opzichte van bijvoorbeeld mantelbuisputconstructies, waarbij de kabels en leidingen alleen vanuit de put bereikbaar zijn.
Het initiatief voor een ILT ontstaat vaak vanuit de situatie ter plaatse. Het gaat dan vrijwel altijd om extreme druk op de ondergrond, waarbij (combinaties van) overheden het initiatief nemen.
Er zijn meerdere technieken mogelijk voor het realiseren van een ILT, maar over het algemeen komen ze overeen met die uit de tunnelbouw voor bijvoorbeeld wegen. Zo kan een leidingentunnel onder water bijvoorbeeld worden aangelegd met behulp van afzinkbare elementen (zoals de leidingentunnel onder het Hollands Diep in de leidingenstraat van LSNed). Een leidingentunnel kan ook met behulp van boortechnieken worden gerealiseerd of als een ‘bak’ met stalen of betonnen wanden, vloeren en dak(platen).
ILT’s zijn vanwege de toegankelijkheid en benodigde werkruimte in de tunnel vele malen groter dan andere bundelingstechnieken en vragen veel ruimte in de ondergrond. Om veilige werkomstandigheden te creëren, zijn de tunnels doorgaans voorzien van verlichting en mechanische beluchting.
Investeringskosten en beheerkosten voor ILT’s zijn hoog. Zowel de technische als financiële gevolgen van uitbreiding van kabels en leidingen in de tunnel, evenals het gebruik van capaciteit, positionering in de tunnel en coördinatie en beheer daarvan, zijn van belang om bij de afwegingen voor deze techniek en het ontwerpen van integrale leidingentunnels mee te nemen.
Er zijn ook voorbeelden van ILT’s waarbij de gemeente netbeheerders verplicht om in de tunnel te gaan liggen, omdat er geen andere opties zijn. In die (bijzondere) situaties maakt de gemeente dan de bundeling mogelijk door bijvoorbeeld het systeem (de tunnel in dit geval) te financieren. Netbeheerders geven aan dat er voor hen in dit soort gevallen geen extra kosten zijn voor de aanleg van de tunnel (vanwege investering gemeente) en ook niet voor de toegang tot de tunnel, maar dat de ligging in een leidingentunnel wel hogere beheerkosten met zich mee kan brengen. De aanlegkosten van een leiding zijn over het algemeen ook hoger dan voor traditionele aanleg in de grond, omdat bijzondere constructies nodig zijn. Leidingen moeten bijvoorbeeld op steunen of rubbers liggen, omdat er veel meer beweging in de leiding zit dan wanneer deze in de grond liggen. Daarvoor is beheer en toezicht van belang en moeten de leidingen dus goed toegankelijk zijn, met hogere beheerkosten als gevolg. In de haven van Rotterdam zijn ook diverse leidingentunnels aanwezig, zoals onder de Oude Maas.
Uit een MKBA voor ondergronds bundelen van kabels en leidingen (COB, 2007) waarin is gekeken naar leidingtunnels, blijkt dat voor ILT’s de kosten zelfs hoger zijn dan de baten na doorrekening van tarieven aan netbeheerders. De baten kunnen bovendien ver in de toekomst liggen, terwijl de grootste investering bij de aanleg moet worden gemaakt.
Bij een ILT wordt het aantal graafbewegingen beperkt, waarmee ook de kans op leveringsonderbreking en graafschade afneemt. De baten hiervan zijn beperkter dan de externe baten, bijvoorbeeld in de vorm van minder verkeershinder of mogelijke extra gronduitgifte. ILT’s lijken daarmee vooral geschikt in gebieden met hoge dichtheden van bewoning en verkeer.
Omdat leidingtunnels over het algemeen erg kostbare, complexe, grootschalige en ingrijpende constructies zijn, zijn ze zeker niet voor alle situaties of projecten toepasbaar. Zoals ook is vermeld in de COB-publicatie Common ground voor ondergrondse infra, is bij de meeste bestaande ILT’s sprake van grootschalige projecten in een hoogwaardige omgeving (bijvoorbeeld Zuidas Amsterdam, stations Den Haag, Utrecht, Arnhem) met zeer intensief gebruik van de ondergrond, waarbij de extra kosten verantwoord kunnen worden vanuit ruimtebesparing en beschikbaarheid van de bovengrondse ruimte.
Buiten de algemeen geldende normen en wet- en regelgeving voor (traditionele) aanleg van kabels en leidingen zijn geen specifieke normen of wet- en regelgeving op ILT’s van toepassing.
Kabelgoten zijn ondiepe constructies van beton of kunststof (langgerekte bakken) waarin kabels worden aangebracht. Voor zover bekend, zijn er geen voorbeelden van goten waar leidingen in zijn gelegd. Deze techniek is tot nu toe voornamelijk toegepast in niet-openbare terreinen, zowel ondergronds als bovengronds. Toepassing van kabelgoten is het meest bekend uit de industrie of bij datacentra. Spoorwegbeheerder ProRail past deze vorm van bundelingstechniek ook toe langs het spoor, voornamelijk voor dataverbindingen.
Kabelgoten worden veel toegepast op locaties waar onvoldoende gronddekking kan worden behaald of waar de samenstelling van kabels met enige regelmaat wijzigt. De goot worden afgedekt met deksels die eenvoudig kunnen worden geopend en gesloten, waardoor de kabels goed bereikbaar zijn.
Kabelgoot met deksels voor toegankelijkheid. (Bron: Giverbo)
Toepassing van kabelgoten in de openbare ruimte is mogelijk in combinatie met andere elementen in de openbare ruimte. Hierbij kan worden gedacht aan holle trottoirbanden, kademuren, elementen voor waterberging of een ‘plastic-road’ (zie ook hieronder bij de voorbeelden).
Kabelgoten worden veel toegepast bij bruggen en viaducten, langs railinfrastructuur en op industrieterreinen. Andere voorbeelden zijn hieronder kort omschreven.
Kabelgoten leveren een bijdrage aan ruimtebesparing in de ondiepe bodem. Toegang met behulp van gemakkelijk te verwijderen deksels is eenvoudig en maakt flexibel beheer mogelijk.
Een nadeel is dat kabelgoten beperkt toepasbaar zijn en voor zover bekend alleen geschikt zijn voor kabels met beperkte diameters. Het maken van aansluitingen is wel mogelijk, maar appendages of moffen kunnen binnen de kabelgoten niet worden toegepast, omdat dit door netbeheerders over het algemeen niet wordt toegestaan.
Buiten de algemeen geldende normen en wet- en regelgeving voor (traditionele) aanleg van kabels en leidingen zijn geen specifieke normen of wet- en regelgeving op kabelgoten van toepassing.
Een kabelstrook met mantelbuizen. (Bron: Visser & Smit Hanab/Carel Kramer)
Kabels- en leidingenstroken zijn gedefinieerde en vastgelegde reserveringen voor kabels en leidingen, waarmee wordt geanticipeerd op (onbekende) toekomstige behoefte aan ruimte voor kabels en leidingen. Het toepassen van kabels- en leidingenstroken is relatief eenvoudig bij nieuwbouw, maar vaak complex in bestaande situaties.
Reserveringen kunnen worden vastgelegd in bestemmingsplannen en kunnen onder de nieuwe Omgevingswet ook worden opgenomen in gemeentelijke omgevingsplannen. Het gebruik van kabels- en leidingenstroken wordt veelal gecombineerd met het bundelen van doorgaande transportkabels en -leidingen, maar niet met kabels en leidingen voor distributienetwerken.
Er wordt in de praktijk vooral voor kabels- en leidingenstroken gekozen als blijkt dat het wegprofiel te beperkt is voor de functies die een plek moeten krijgen in de ondergrond. Deze keuze gaat gepaard met meer onderlinge afstemming tussen netbeheerders en gemeente dan bij traditionele ligging, waardoor zicht ontstaat op kansen om kabels en leidingen waar mogelijk dichter bij elkaar te leggen. Vanwege risico’s (bijvoorbeeld beïnvloeding warm en koud, veiligheid gasleidingen, schade bij waterlekkage) is die afstemming in de praktijk niet gemakkelijk. Dat neemt niet weg dat de meeste betrokkenen van mening zijn dat de beschikbare ruimte efficiënter gebruikt kan worden en dat reservering van openbare ruimte voor kabels- en leidingenstroken daarbij een belangrijke rol kan spelen.
Door een kabel- en/of leidingenstrook aan één kant van de weg te plaatsen, ontstaat aan de andere kant bijvoorbeeld ruimte voor bomen. Aanvullend wordt bij kabels- en leidingenstroken gekeken naar verticale mogelijkheden (zie paragraaf 3.3 Meerlaagse aanleg). De daarmee te bereiken ruimtewinst hangt sterk af van de bereikbaarheid op grotere diepte. Bij diepere ligging moet je bijvoorbeeld onder een talud graven om bij een kabel of leiding te komen voor onderhoud of vervanging, waardoor je in de praktijk alsnog een bredere strook vrij moet houden.
Buiten de algemeen geldende normen en wet- en regelgeving voor (traditionele) aanleg van kabels en leidingen zijn geen specifieke normen of wet- en regelgeving op kabels- en leidingenstroken van toepassing.
De opsomming van bundelingstechnieken in voorgaande paragrafen geeft inzicht in de meest gebruikte technieken voor efficiënt(er) ondergronds ruimtegebruik, maar is niet compleet. Deze paragraaf bevat een beknopt overzicht van enkele overige oplossingen die tijdens dit onderzoek aan de orde zijn gekomen, waarmee ook ruimtebesparing in de ondergrond mogelijk is.
In de interviews – onder andere voor de voorbeeldprojecten die in dit groeiboek zijn behandeld – zijn uiteenlopende en bijzonder veel verschillende afwegingen, criteria, toepassingen en situaties aan de orde gekomen die in potentie invloed hebben op de keuze voor een bundelingstechniek. De precieze mix aan factoren is afhankelijk van de belangen van betrokken partijen en de waarde die wordt gehecht aan de verschillende afwegingsaspecten. Voor sommige projecten is niet (meer) duidelijk is op basis waarvan de afwegingen precies zijn gemaakt. Een complex en langdurig totstandkomingsproces is daarvan vaak de oorzaak.
Om toch enig inzicht te geven in de aspecten die van belang (kunnen) zijn bij afwegingen en keuzes voor een bundelingstechniek, zijn in dit hoofdstuk alle zaken opgenomen die in de interviews en verzamelde informatie aan de orde zijn gekomen. In totaal gaat het om maar liefst negentig aspecten die een rol (kunnen) spelen, verdeeld in zeven verschillende onderwerpen in de paragrafen hierna.
Algemene uitgangspunten en afwegingsaspecten voor de vraag of bundeling überhaupt een goede optie is, staan in Hoofdstuk 2 – Wanneer is bundelen een goed idee?.
Alle aspecten zijn zo omschreven dat voor een bundelingstechniek de vraag gesteld kan worden:
of
In de meeste gevallen geldt de eerste vraag.
Het antwoord op de twee vragen kan in principe altijd met ja of nee (of eventueel neutraal of onbekend) worden beantwoord. Een andere manier kan zijn om telkens te kiezen voor een score positief (+), neutraal (0) of negatief (-). Daarmee kan beoordeeld worden in welke mate een bepaalde techniek kansrijk is voor een bepaalde opgave.
Is de bundelingstechniek geschikt voor:
Leidt de bundelingstechniek tot:
Is de bundelingstechniek geschikt voor:
Heeft de bundelingstechniek een positief effect op:
Is de bundelingstechniek geschikt voor situaties met:
Leidt de bundelingstechniek tot:
Is de bundelingstechniek geschikt voor:
Heeft de bundelingstechniek een positief effect op:
Bundelingstechnieken bestaan al langer en zijn meermaals toegepast in diverse (pilot)projecten. Grootschalige toepassingen en standaardisatie zijn in Nederland tot nu toe echter uitgebleven. Vooralsnog betreffen toepassingen (projectgebonden) maatwerk. Het ontbreekt hierdoor dan ook nog aan (landelijke) normeringen, richtlijnen of andere wet- en regelgeving, waarin uitgangspunten, randvoorwaarden en standaarden voor bundelingstechnieken zijn vastgelegd voor de gehele sector.
De huidige NEN 7171 (Ordening van ondergrondse netten) geeft criteria voor een goede ordening van ondergrondse netten in openbare grond bij nieuwbouw, met uitzondering van netten met gevaarlijke inhoud, en is leidend voor netbeheerders. Hierin komen bundelingstechnieken niet aan de orde.
Mede met het oog op de (toenemende) druk op de ondergrondse ruimte wordt de norm herzien. De horizontale indeling is onderdeel van deze herziening. Of in de herziene versie van de NEN 7171 ook richtlijnen worden opgenomen voor bundelingstechnieken of dat er aanvullingen komen op de verticale mogelijkheden voor de ondergrondse ordening van kabels en leidingen, is nog niet bekend. Het vraagt nog om uitwerking of en hoe in een normatief product omgegaan kan of moet worden met bundelingstechnieken.
Ook andere normen, richtlijnen en voorwaarden etc., die van toepassing zijn op de aanleg van kabels en leidingen bevatten geen zaken die specifiek gaan over bundeling of bundelingstechnieken, anders dan zaken zoals onderlinge afstanden en onderlinge beïnvloeding (zie Hoofdstuk 2 – Wanneer is bundelen een goed idee?).
Omdat de NEN 7171 en de NEN 3654 (Wederzijdse beïnvloeding van buisleidingen en hoogspanningssystemen) kunnen worden beschouwd als weloverwogen kaders waarmee de verschillende participerende partijen de spelregels hebben bepaald, gelden tot dusver voor gebundelde aanleg van kabels en leidingen dus veelal dezelfde regels als voor reguliere aanleg. Hierbij moet echter wel in ogenschouw worden genomen dat deze normen zijn gericht op reguliere aanleg en ligging en niet zomaar van toepassing zijn op bundelingssystemen of infrastructurele voorzieningen. Om die reden wordt in dit groeiboek niet verder op dit aspect ingegaan.
Lokaal zijn er enkele uitzonderingen. Zo gaat de gemeente Rotterdam in paragraaf 4.3.2 van het handboek Beheer ondergrond Rotterdam 2022 (zie onder ‘Regelgeving ondergrond’ op de webpagina van het Leidingenbureau van de gemeente) in op meerlaags leggen en de voorwaarden die daarvoor gelden binnen de gemeente Rotterdam.
In de gemeente Amsterdam vinden in het project Koppelkansen Traject, Amstelstad onderzoeken en ontwikkelingen plaats op het gebied van ruimtebesparende inpassingstechnieken, met als doel om uiteindelijk ook zaken te borgen in het proces Werken in de openbare ruimte (WIOR) van de gemeente.
In de (nabije) toekomst zal drukte in de ondergrond, met name in stedelijke gebieden, de vraag naar bundelingstechnieken aanjagen. Dit groeiboek heeft als doel stakeholders wegwijs te maken in de verschillende (technische) mogelijkheden en de aanpak van bundelingstechnieken om zo een bijdrage te leveren aan het toekomstbestendig maken van de inrichting van de (stedelijke) ondergrond.
Tijdens het traject werd duidelijk dat er (veel) meer nodig is dan alleen technische oplossingen om tot het effectief onderzoeken en/of toepassen van bundelingstechnieken te komen. Daarom zijn in Hoofdstuk 2 – Wanneer is bundelen een goed idee? inzichten verzameld waarmee betrokken partijen vroegtijdig in het proces al kunnen beoordelen of bundelingstechnieken in beginsel kunnen passen bij hun specifieke opgave.
Uit die inventarisatie kunnen we concluderen dat er bij initiatieven voor bundelingstechnieken (deels al vroegtijdig in het proces en vaak door gemeente) rekening moet worden gehouden met een grote hoeveelheid uitgangspunten en afwegingsaspecten, randvoorwaarden en belangen van stakeholders en inzichten op projectniveau. Ondanks die complexiteit kan bundeling oplossingen bieden voor situaties waarin sprake is van ruimtegebrek in de ondergrond of waar de bovengrondse inrichting gebaat is bij een niet-traditionele inpassing van ondergronds kabels en leidingen.
Afstemming met de gebruikers (netbeheerders) van aan te leggen ondergrondse infrastructuur voor bundeling is essentieel, zowel op strategisch, tactisch als uitvoeringsniveau. Bij afwijking van traditionele technieken hebben netbeheerders zorgen over kosten (voor aanleg en beheer), bereikbaarheid van de assets, integriteit van de assets (o.a. als gevolg van onderlinge beïnvloeding van verschillende kabels en leidingen) en leveringszekerheid. Het is belangrijk dat degene die het initiatief neemt tot bundeling goed inzicht heeft in de belangen en wettelijke en contractuele verplichtingen van netbeheerders. Hoewel er onder de nieuwe Omgevingswet (zie ook het COB-project Ondergronds infra en de Omgevingswet) mogelijkheden zijn om netbeheerders te dwingen gebruik te maken van al dan niet gebundelde reserveringsstroken, heeft vroegtijdige afstemming in de praktijk de voorkeur.
Toepassing van bundelingstechnieken kan een bijdrage leveren aan een duurzame, toekomstgerichte inrichting van de ondergrond. In de praktijk wordt de keuze voor bundelingstechnieken vaak negatief ingestoken (‘we kunnen niet anders, anders past het niet’). Vanuit een langetermijnstrategie voor het gebruik van de ondergrondse ruimte kan het gebruik van bundelingstechnieken ook een bewuste (beleids)keuze worden, omdat het bundelen van kabels en leidingen – mits doordacht en goed toegepast – kan leiden tot:
Toepassing van bundelingstechnieken vergt in eerste aanleg vaak hogere investeringen, maar gaat gepaard met maatschappelijke baten op langere termijn. Nu worden maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA) vaak nog per project gemaakt. Overallstrategieën op buurt- of wijkniveau – al dan niet in combinatie met een wijk-/buurtaanpak ten aanzien van energietransitie en klimaatadaptatie – kunnen leiden tot MKBA’s waarin maatschappelijke baten beter meegewogen en aangetoond kunnen worden.
De in Hoofdstuk 3 – Overzicht bundelingstechnieken besproken bundelingstechnieken en bijbehorende voorbeelden maken duidelijk dat er niet één techniek is die boven de anderen uitsteekt. De keuze is afhankelijk van de opgave en de omstandigheden. De initiatiefnemer zal zich een compleet beeld moeten vormen van een aantal aspecten, waaronder:
Op basis van dit groeiboek kan een initiatiefnemer in een vroeg stadium een afwegingsmatrix samenstellen, waarmee inzichtelijk wordt welke bundelingstechnieken kansrijk, minder kansrijk of niet kansrijk zijn.
Uit de informatie en ervaringen die in het kader van dit groeiboek zijn verzameld, kunnen we concluderen dat de keuze voor het wel of niet toepassen van bundeling van kabels en/of leidingen – en vervolgens de keuze een specifieke bundelingstechniek – van zeer veel (wisselende) aspecten en factoren afhankelijk is. Tijdens dit onderzoek zijn allerlei afwegingen, criteria, toepassingen en situaties aan de orde gekomen die invloed (kunnen) hebben op de keuze voor een techniek. Ook geldt voor al die aspecten dat de waarde die eraan moet worden gehecht, afhankelijk is van de betrokken partijen en de verschillende belangen.
Vanwege het tot heden uitblijven van grootschalige toepassingen en standaardisatie van bundelingstechnieken, ontbreekt het op dit moment nog aan specifieke (landelijke) normeringen, richtlijnen of andere wet- en regelgeving, enkele uitzonderingen daargelaten. Tot dusver gelden voor gebundelde aanleg van kabels en leidingen dus veelal dezelfde regels als voor reguliere aanleg.
Eind 2022 is het COB-project Ondergrondse infra en de Omgevingswet afgerond. In de publicatie is ook aandacht voor kabels- en leidingenstroken en de instrumenten die gemeenten binnen de Omgevingswet ter beschikking krijgen om het liggen in leiding(reserverings)stroken af te dwingen.
Het bundelen van kabels en leidingen wordt in de praktijk vooralsnog voornamelijk toegepast als het echt niet anders kan. Bundeling is zeker nog geen breed toegepaste oplossing. Verschillen in belangen (die soms ook wettelijk zijn vastgelegd, zoals in de Waterwet), onwennigheid ten aanzien van afstemming op strategisch en procesniveau en (vermeende) onverenigbaarheid van verschillende disciplines spelen daarbij een rol. Niettemin is er consensus over het feit dat de noodzaak tot bundeling zich in de praktijk steeds vaker zal voordoen als gevolg van de groei van netwerken door verstedelijking, ondergrondse maatregelen voor klimaatadaptatie, netwerkverzwaring ten behoeve van de energietransitie, 5G-telecomtransitie etc. Die consensus voedt de wens om waar mogelijk tot standaardisatie in werkwijzen en oplossingen te komen, waarmee wordt voorkomen dat steeds opnieuw kostbare en arbeidsintensieve eenmalige oplossingen moeten worden bedacht.
Op basis van het onderzoek en de gesprekken die ten behoeve van dit groeiboek zijn gevoerd, volgt de aanbeveling om al bij de eerste inventarisatie in het kader van mogelijke toepassing van een bundelingstechniek de inzichten uit Hoofdstuk 2 – Wanneer is bundelen een goed idee? te gebruiken. Aan de hand van de daar besproken algemene uitgangspunten en afwegingsaspecten, randvoorwaarden en belangen van stakeholders en inzichten op projectniveau kunnen betrokken partijen beoordelen of bundelingstechnieken in beginsel kunnen passen bij hun specifieke opgave. Hoofdstuk 4 – Checklist bundelingstechniek biedt een basis voor het kiezen van de juiste bundelingstechniek voor de opgave in kwestie.
In de bijeenkomsten en gesprekken ten behoeve van deze publicatie zijn de opstellers allerhande meningen, (deel)oplossingen, aanbevelingen, standpunten, visies en bedenkingen tegengekomen, die van belang kunnen zijn in het goed kunnen duiden van het speelveld op het gebied van bundeling. In de voorgaande hoofdstukken is er bewust voor gekozen zoveel mogelijk objectieve informatie te verstrekken. In dit hoofdstuk zijn enkele subjectieve bijdragen (analyses, meningen en oplossingen) opgesomd, zonder waardeoordeel en met als doel een relevante bijdrage te leveren aan de brede discussie over de nog te nemen stappen in de toepassing en ontwikkeling van bundelingstechnieken.
Als er voor een specifieke tekst een bepaalde bron is gebruikt, is er in de tekst al een verwijzing – waar mogelijk met hyperlink – opgenomen. Bronnen die nog niet zijn genoemd maar wel van waarde waren voor het onderzoek, staan hieronder.
Van het COB:
Externe publicatie:
Artikelen op Rooilijn.nl, platform van de afdeling Geografie, planologie en internationale ontwikkelingsstudies van de Universiteit van Amsterdam:
Projectleiding
Arjan Visser (auteur), Antea Group
Kernteam
Patricia Byrne-de Meijer, gemeente Amsterdam
René Frinks, Heijmans
Sjoerd Groot, VodafoneZiggo
Christian Kivit, Evides
Wil Kovács, gemeente Rotterdam
Willem Vis, Dunea
Geïnterviewden en deelnemers kennissessies
John Driessen, Sweco
Marc Hooijmans, Evides Waterbedrijf
Jorrit de Jong, Antea Group
Christian Kivit, Evides Waterbedrijf
Roel van Noort, Heijmans
Jaap Peters, gemeente Rotterdam
Richard van Ravesteijn, Hompe & Taselaar
Frans Taselaar, Hompe & Taselaar
Richard van Toorenburg, J. van Toorenburg BV
Thijs Wessels, Sweco
Experts
Projectteam Koppelkansen Traject, Amstelstad
Coördinatie
Edith Boonsma, programmamanager Kennisarena
Manon Bouwer, COB
Redactie
Harry Bijl, Harry Bijl Communicatie
Eindredactie en opmaak
Marije Nieuwenhuizen, COB/Gryffin
Publicatiedatum
14 februari 2023
Hergebruik
Teksten uit deze publicatie mogen vrij worden overgenomen, mits voorzien van een duidelijke bronvermelding. Voor hergebruik van figuren en foto’s dient u vooraf toestemming te vragen van de aangegeven bronhouder. Als er geen bron is vermeld, dan geldt deze publicatie als bron.
Voorbehoud
Het COB en degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid betracht bij het samenstellen van de uitgave. Toch moet niet worden uitgesloten dat er fouten of onvolledigheden in voorkomen. Ieder gebruik van deze uitgave en gegevens daaruit is geheel voor eigen risico van de gebruiker. Het COB sluit, mede ten behoeve van degenen die aan deze uitgave hebben meegewerkt, iedere aansprakelijkheid uit voor schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van deze uitgave en de daarin opgenomen gegevens, tenzij de schade mocht voortvloeien uit opzet of grove schuld zijdens het COB en/of degenen die aan deze uitgave hebben meegewerkt.