De standaard in de praktijk: nu en in de toekomst

Er wordt al veel gesproken over de nieuwe standaard voor de uitrusting van wegtunnels. Landelijk tunnelregisseur Hans Ruijter leverde de eerste versie af in de zomer van 2011. Sindsdien wordt de standaard bij drie tunnelprojecten in praktijk gebracht. Zo wil men hem toetsen en de ongeregeldheden eruit halen. Zodra de standaard is gestabiliseerd, wordt deze – met een werkwijzer – algemeen beschikbaar gesteld.

Momenteel ligt bij de Tweede Kamer een voorstel tot wijziging van de Tunnelwet. In het wetsvoorstel staat de veiligheidsnorm beschreven waaraan alle toekomstige tunnels moeten voldoen. Daarnaast is in de onderliggende regelgeving een standaarduitrusting voorgeschreven voor tunnels in het rijkswegennet: indien deze (correct) is toegepast, voldoet de tunnel aan de norm. De uitrusting is uitgewerkt in de standaard die landelijk tunnelregisseur Hans Ruijter en zijn team hebben ontwikkeld. Ze keken met name naar de bedienprocessen en tunneltechnische installaties (TTI).

“Het is echter niet zo dat nieuwe tunnels hierdoor veiliger worden,” stelt Ruijter, “in feite zijn Nederlandse tunnels al veilig genoeg. Maar de aanpak kan beter. De huidige wetgeving is niet eenduidig, waardoor er vaak discussies ontstaan. Dat kost tijd en meestal ook geld. Bovendien wordt nu bij ieder tunnelproject opnieuw naar de veiligheid gekeken. Daar is natuurlijk niets mis mee, maar je hoeft niet het wiel opnieuw uit te vinden. Ook al is de invulling anders, de afwegingen zijn meestal vergelijkbaar. Die zijn nu gestandaardiseerd.”

Puntjes op de i 

Versie 1.1 – twee dikke ordners met A4’tjes – is sinds juli 2011 gereed. Deze versie wordt nu toegepast bij drie projecten. De ervaringen uit de praktijk leveren soms aanscherpingen of verbeteringen op, op basis waarvan te zijner tijd versie 1.2 wordt opgeleverd.

Ruijter: “Bij Combiplan NijverdalA2 Maastricht en A4 Delft wordt de standaard geïmplementeerd, zodat we alle foutjes en inconsistenties eruit kunnen halen. Dit gaat onder begeleiding van een centraal implementatieteam.”

Het implementatieteam van de landelijk tunnelregisseur. Van links naar rechts ziet u: Martin Mees, Arie de Jong, Marije Bockholst, Ben Harbers, Diderick Oerlemans en Ronald Gram. Op de foto ontbreken Jos Haarsma en Bert van Rangelrooij. (Foto: Lieke Fortuin)
>> De leden van het team aan het woord

“Daarnaast hebben we bij de betreffende projectbureaus een technisch manager TTI aan het team toegevoegd. Zij kunnen hun bevindingen doorgeven aan de frontoffice van het implementatieteam. De backoffice beheert de standaard; hier wordt ervoor gezorgd dat alle wijzigingen die binnenkomen op een gestructureerde manier in de standaard worden verwerkt.” Het is niet zo dat de wijzigingen ook direct van kracht worden. “Het contract – of het contract dat we aan het voorbereiden zijn – is leidend. Over het algemeen is daarin sprake van versie 1.1. Als deze zomer versie 1.2 uitkomt, gaan we niet meteen contracten openbreken. We voeren wijzigingen alleen door bij een project als de aanpassingen voor dat project echt van belang zijn. Een impactanalyse moet dat uitwijzen.”

Hoewel de standaard op aanvraag beschikbaar is, is er expliciet voor gekozen het boekwerk niet openbaar beschikbaar te maken. De implementatie beperkt zich voorlopig tot deze drie projecten. “We willen dat de standaard zich stabiliseert. Het verzamelen van inconsistenties wordt een onbeheerst proces als je de standaard nu breed uitzet. Dat willen we voorkomen”, aldus Ruijter.

Strak waar het moet

“De standaard bevat in principe functionele specificaties,” vertelt Ruijter, “maar op sommige onderdelen gaan die wel vrij ver of schrijven we zelfs de uitvoering voor. Dat is volgens mij in ieders belang. Installaties vormen qua kosten slechts een klein onderdeel van een tunnelproject, maar als dat onderdeel niet goed zit, kost je dat veel meer geld. Het is dus in ieders belang om die zo strak mogelijk voor te schrijven. Bovendien zit het slimme van een aanbieding toch niet in dit onderdeel; daar haalt de aannemer zijn creativiteit en winst niet uit.”

Werkwijzer

Het implementatieteam ondersteunt de drie lopende praktijkprojecten bij het toepassen van de standaard; hoe gaat dat straks bij nieuwe projecten? Ruijter: “Enerzijds wijst zich dat vanzelf, want vrijwel alle partijen die in de toekomst met de standaard moeten werken, zijn betrokken geweest bij de totstandkoming ervan. Anderzijds maken we een werkwijzer, een kookboek als het ware, om uit te leggen hoe je de standaard in praktijk kunt brengen. Daarin geven we aan waar en hoe de standaard terugkomt in de fases van een tunnelproject. Wat moet je bijvoorbeeld geregeld hebben bij het ontwerp-tracébesluit? Hoe maak je de generieke specificaties van de standaard specifiek voor een project en in welke fase doe je dat? Dat staat allemaal in de werkwijzer.”

De werkwijzer besteedt ook aandacht aan de samenwerking tussen de mensen van de TTI en die van de civieltechnische kant. Volgens Ruijter blijkt daaruit dat het veld inziet dat deze samenwerking belangrijk is. “Men onderkent nu dat het echt twee verschillende takken van sport zijn, die elkaar beïnvloeden en ook last van elkaar kunnen hebben als de samenwerking niet goed is georganiseerd. Maar dat er expliciete aandacht voor samenwerking is in de werkwijzer, wil niet zeggen dat het probleem daarmee volledig is opgelost. Dat zal natuurlijk in de praktijk nog moeten blijken.”

De werkwijzer is in concept gereed en zal naar verwachting voor de zomer van dit jaar uitkomen. Bij de tunnelprojecten in het tracé Schiphol-Amsterdam-Almere wordt het boekje voor het eerst gebruikt.

Infographic over de handelingen bij een tunnelbrand. Klik op het beeld voor een grotere versie. (Beeld: RWS)

Stadstunnels 

Binnen het vakgebied speelt de vraag of de standaard de aanleg van stadstunnels niet in de weg zit. Dat is volgens Ruijter niet het geval. “We hebben ons bij de standaard puur gericht op rijkswegtunnels, want daar was de meeste urgentie. Maar ik denk dat de principes achter de standaard en de wijze waarop hij is opgebouwd, ook goed bruikbaar zijn voor gemeentelijke tunnels. Het is aan de gemeenten zelf om te bepalen in hoeverre ze er gebruik van willen maken.”

Ruijter wijst erop dat er niet altijd zo’n strikt onderscheid is tussen rijkstunnels en stadstunnels. Als voorbeeld noemt hij de tunnel in de A2 bij Maastricht: “Dat is een stadstunnel, maar wel in een rijksweg. Bovendien is het een dubbeldekstunnel; veel unieker kun je het niet krijgen. Als de standaard zelfs daarop van toepassing is, moet je ook bij gemeentelijke tunnels een heel eind kunnen komen.”

Ruijter zou willen voorkomen dat er straks twee standaarden zijn. “Voordat je gaat standaardiseren, moet er wel de wens zijn óm te standaardiseren”, stelt Ruijter. “Mijn advies naar gemeenten is om na te gaan in hoeverre ze daartoe bereid zijn. Je offert er wel het een en ander voor op, bijvoorbeeld de keuzevrijheid om voor iedere tunnel maatwerk te maken. Ik denk dat het dat wel waard is; dat de winst groter is, maar dat moeten gemeenten voor zichzelf bepalen.”