Technische fabels en feiten kabels en leidingen
Nu met AI-functie!
Technische fabels en feiten kabels en leidingen
Nu met AI-functie!
Zoeken in groeiboek
Filters
De filterfunctionaliteit is nog in ontwikkeling. Laat het weten als u hierover wilt meedenken!
Filteren

Denkt u mee?

Bij het schrijven van het groeiboek werd al snel duidelijk dat er véél informatie te delen is. Om het de lezer makkelijker te maken, zijn er filters bedacht waarmee de inhoud van het groeiboek afgestemd kan worden op een specifieke situatie. De lezer kan bijvoorbeeld aangeven voor welke fase en voor welke rol hij informatie zoekt, waarna alleen de teksten overblijven die precies daarvoor relevant zijn. Maar: wanneer is iets relevant? Bij het toekennen van de filters bleek dat een lastige vraag. Daarom werken de filters op dit moment nog niet goed; bij het activeren van de filters blijft vrijwel alle inhoud zichtbaar, er wordt nagenoeg niets weggefilterd.

In 2020 zal de filterfunctionaliteit verder worden ontwikkeld. Als u suggesties heeft of ons wilt helpen, dan horen we dat graag. Neem contact op via info@cob.nl of 085 4862 410.

Fasen
Initiatief
Onderzoek
Ontwerp
Werkvoorbereiding
Uitvoering
Nazorg
Rollen
Vergunningverlener
Jurist
Planoloog
Ontwerper
Projectleider
Grondroerder
Netbeheerder
Telecomaanbieder
Sluit filters
Dagelijkse quiz
Kwis - Technische fabels en feiten kabels en leidingen
27 oktober 2025
Stelling /
Ga naar het groeiboek
1551248

Participeren?

Het groeiboek heet niet voor niets groeiboek: de inhoud kan à la minute bijgewerkt worden om het boek beter te laten aansluiten bij de praktijk. Daar hebben we wel uw hulp voor nodig. Als u iets ziet wat niet klopt, of als u aanvullingen heeft, kunt u via onderstaand formulier contact opnemen. Na overleg kunt u dan rechten krijgen om het groeiboek aan te passen. De aanpassingen worden altijd nog even nagekeken voordat ze online komen.

Feedback op groeiboek

"*" geeft vereiste velden aan

Dit veld is verborgen bij het bekijken van het formulier
Dit veld is verborgen bij het bekijken van het formulier

Inhoudsopgave

PDF-versie

Om dit groeiboek offline te bekijken, kunt u via de link hieronder een pdf-versie (3-5 MB) downloaden. Deze pdf wordt dagelijks geactualiseerd, maar blijft een momentopname: na verloop van tijd kan de gedownloade pdf afwijken van het online groeiboek.


Download pdf-versie
Geleerde lessen:
Geleerde lessen

Groeiboek Technische fabels en feiten kabels en leidingen

Praktisch [link id=”3g4qf”]

Twee weergaven

De informatie in dit groeiboek wordt gepresenteerd aan de hand van stellingen. Een stelling kan zowel onwaar als waar zijn: een fabel of een feit. Deze opzet leent zich natuurlijk goed voor een quiz! Daarom ziet u in eerste instantie enkel de stelling en zult u moeten kiezen tussen ‘fabel’ of ‘feit’ om de uitleg te zien. Wilt u liever een willekeurige selectie van tien fabel-of-feit-vragen? Klik dan op de knop ‘Speel de Quiz’ bovenin.

Geen tijd of zin om te quizzen? Klik dan op de switch in de titelbalk rechtsboven om alle stellingen uitgeklapt weer te geven.

Score

In de quiz-modus kunt u rechtsboven zien wat uw score is tot nu toe. Als u de pagina ververst, staat alles weer op nul. Er worden geen cookies geplaatst en/of namen of IP-adressen bijgehouden. Er wordt alleen geregistreerd welke antwoorden er bij welke stellingen worden gekozen, zodat inzichtelijk wordt op welk gebied er veel misverstanden bestaan.

Filters

Niet alle feiten en fabels zijn voor iedereen op elk moment even belangrijk. Daarom is het groeiboek te filteren op projectfases en stakeholders. Wilt u bijvoorbeeld weten welke fabels en feiten vooral relevant zijn in de ontwerpfase? Activeer dan de filter ‘ontwerpfase’ boven in de menubalk; alle stellingen die in de ontwerpfase niet zo van belang zijn, worden dan verborgen. Op dezelfde manier kunt u ook nagaan welke fabels en feiten belangrijk zijn voor bijvoorbeeld een vergunningverlener of de planoloog.

Inleiding [link id=”0vlwl”]

In de wereld van de kabels en leidingen ontstaan regelmatig misverstanden (fabels) als gevolg van aannames, en blijven waarheden (feiten) onderbelicht. Aannames kunnen voortkomen uit onvoldoende beschikbare informatie, gebrek aan kennis of een verkeerde interpretatie van regelgeving en technische richtlijnen. Op het gebied van wet- en regelgeving heeft het Kennisarena-netwerk fabels en feiten op een rij gezet in het groeiboek Juridische fabels en feiten kabels en leidingen. Ook op het gebied van techniek is er behoefte aan een naslagwerk dat waarheden en onjuiste aannames scheidt. Daarom is dit groeiboek Technische fabels en feiten kabels en leidingen in ontwikkeling.

In 2024 is door Vita Vollaers het vooronderzoek uitgevoerd waarin door de branche is aangegeven welke onderwerpen opgenomen moeten worden in het groeiboek. Hieruit zijn de 9 thema’s uit figuur 1 voortgekomen. Het onderwerp sleufloze detectie is als eerste uitgewerkt.

Figuur 1: De 9 thema’s die de hoofdstukken in dit groeiboek zullen vormen.

Doelen

Werkwijze

Auteurs en betrokkenen

Groeiboek uitbreiden

Klap uit Klap in

1. Sleufloze detectie [link id=”r4xh0″]

Voorwoord [link id=”l093l”]

Binnen de kabel- en leidingbranche zwerven veel geruchten over de toepasbaarheid, mogelijkheden en onmogelijkheden van sleufloze detectietechnieken. Uitspraken zoals ‘grondradaronderzoek is niet inzetbaar bij een hoge grondwaterstand’, of ‘radiodetectie is enkel mogelijk bij het lokaliseren van spanningvoerende kabels’ zijn voorbeelden van veelvoorkomende misvattingen.

Door de grote variëteit aan onderzoekstechnieken, maar ook de variatie aan onderzoeksmethoden, uitvoerenden marktpartijen en locatiespecifieke uitdagingen heerst er veel onduidelijkheid. Dit groeiboek draagt bij aan het verhogen van het kennisniveau in de branche over sleufloze detectietechnieken.

Lokalisatiemethode

Voordelen

Nadelen

Nauwkeurigheid[1]

Aandachtspunten

Fysieke proefsleuven

Zeer nauwkeurig, daadwerkelijke vaststelling (verificatie) van ondergrondse kabels en leidingen, gelegenheid tot het vaststellen van diverse eigenschappen ( o.a. diameter, materiaal, kleur en kwaliteit).

Zeer lokaal, kosten-intensief, destructief onderzoek met mogelijke overlast, kans op graafschade.

Zeer hoog (afhankelijk van inmeting)

Vervuilde bodem, hoge grondwaterstand, ligging onder asfalt of beton en overige beperkende conditionerende factoren.

Grondradardetectie

Non-destructief, snel en gebied dekkend beeld van ondergrondse objecten, weinig last van randverstoringen.

Classificatie niet mogelijk zonder aanvullende informatie, kans op missen van leidingen door dieptebereik of contrast, geeft gecombineerde objecten zoals een kabelbed vaak weer als enkel object.

Hoog

(afhankelijk van inzet frequentie en type antenne)

Heterogene samenstelling van de ondergrond, niet geschikt op alle verhardingen (bijv. wapening of slakken), hoge grondwaterstand, klei-bodems of brakke ondergronden.

Invloed van beperkende factoren afhankelijk van het type apparaat en de ingezette frequentie.

Aanlansen

Inzetbaar voor lokaliseren in de waterbodem, mogelijk tot grote diepgang.

Beperkte precisie, kans op schade aan infrastructuur of omgeving.

Redelijk

Gevoelig voor ruwe omgevingsfactoren.

Magnetometrie

Snelle meetmethode, relatief kostenefficiënt.

Kan enkel Ferro-houdende materialen en spanningvoerende kabels detecteren, berekening Z-waarde brengt onnauwkeurigheden met zich mee.

Redelijk

Last van randverstoringen, niet inzetbaar in omgeving met veel metaal (spoor, industrie etc.).

Radiodetectie

Kan ingezet worden om één specifieke kabel of leiding in kaart te brengen.

Gevoelig voor interferentie, signaal zwakt af naarmate afstand toeneemt.

Hoog

Niet inzetbaar in omgevingen met veel metaal, niet toepasbaar op kabelbedden of bij kabelkruisingen.

Gyroscopie

Zeer nauwkeurig, onafhankelijk van externe bronnen.

Kan alleen toegepast worden in lege mantelbuizen vanaf 32 mm, mantelbuis moet toegankelijk zijn.

Zeer Hoog

Mogelijk uit gebruik moeten stellen van bestaande gestuurde boring.

Tabel 1: Lokalisatiemethoden en hun eigenschappen (Bron: Inzicht in Opsporen, COB).


[1] Zeer Hoge nauwkeurigheid = centimeters

Hoge nauwkeurigheid = centimeters tot decimeters

Matige nauwkeurigheid = > decimeters

Tabel 1 geeft een overzicht van de sleufloze detectietechnieken die worden behandeld in dit hoofdstuk van het groeiboek. Er bestaan meer sleufloze detectietechnieken dan weergegeven in de tabel. De tabel geeft het overzicht van meest toegepaste (sleufloze) detectietechnieken.

In 2024 heeft het project Inzicht in Opsporen plaatsgevonden. Dit onderzoek stond in het teken van het verkrijgen van meer inzicht in de diverse sleufloze detectietechnieken die er zijn, de informatiekloof tussen uitvragende opdrachtgevers en aanbiedende marktpartijen te overbruggen. Aanvullende informatie over de eigenschappen van de gangbare detectietechnieken uit tabel 1 is te vinden in het rapport Inzicht in Opsporen. In de toelichtingen van enkele stellingen wordt ook verwezen naar dit onderzoek.

1.1. Algemeen [link id=”q94xg”]

1.1.1. Het is in alle situaties beter om een fysieke proefsleuf te graven, in plaats van sleufloze detectietechnieken in te zetten. [link id=”nrx9g”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. De keuze tussen een fysieke proefsleuf en een sleufloze detectiemethode hangt af van het doel van het onderzoek, de omstandigheden en het gewenste resultaat. Non-destructieve technieken, zoals grondradaronderzoek of magnetometrie, kunnen in veel gevallen een gelijkwaardig of zelfs beter resultaat opleveren. Daarnaast maakt het detectie mogelijk op locaties waar fysiek graven niet mogelijk of wenselijk is, bijvoorbeeld vanwege vervuiling, ontplofbare oorlogsresten, verkeersdoorstroming of kwetsbare infrastructuur.

Een proefsleuf levert doorgaans meer directe informatie op op een specifieke locatie in het onderzoeksgebied, maar brengt hogere kosten en meer verstoringen in de openbare ruimte met zich mee. Sleufloze methoden maken het mogelijk om snel en zonder ingrijpende werkzaamheden een groter gebied in kaart te brengen. In de praktijk is vaak een combinatie het meest effectief: eerst sleufloos detectieonderzoek, gevolgd door gerichte proefsleuven op specifieke locaties voor verificatie.

1.1.2. Je moet als opdrachtgever vóór een uitvraag al weten welke detectiemethode moet worden toegepast. [link id=”lz061″]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Het is nuttig wanneer een opdrachtgever kennis heeft van de mogelijkheden en beperkingen van verschillende detectiemethoden, maar de advisering voor de meest geschikte techniek ligt bij het gespecialiseerde marktbedrijf. Detectieonderzoek vereist technische expertise en afwegingen die afhankelijk zijn van bodemgesteldheid, objecttype, omgevingsfactoren en de gewenste informatie uit het detectieonderzoek.

Een opdrachtgever formuleert daarom idealiter het doel en de randvoorwaarden van het onderzoek, terwijl de marktpartij bepaalt welke methoden het beste aansluiten bij deze vraag. Net als bij het laten repareren van een auto bij een garage, wordt de keuze van het gereedschap overgelaten aan de specialist, die op basis van ervaring en vakkennis het optimale resultaat kan leveren. Ook het budget is hierbij bepalend.

Onderzoek zoals Inzicht in Opsporen laat zien dat marktpartijen doorgaans over de benodigde expertise en technologie beschikken, maar dat de kwaliteit van het resultaat mede afhangt van de volledigheid en precisie van de informatie die de opdrachtgever vooraf verstrekt. Een goed geformuleerde uitvraag, afgestemd op de juiste detectiemethode, is essentieel om vooraf realistische verwachtingen te hebben.

Daarnaast verschilt het inmeten en het uitwerken van de gegevens soms ook per bedrijf. Afhankelijk van de apparatuur, expertise van het personeel en de desbetreffende softwarepakketten kunnen hierbij verschillen ontstaan.

1.1.3. Sleufloze detectie kan voor andere onderzoeksdoeleinden worden ingezet dan het in kaart brengen van kabels en leidingen. [link id=”tk916″]

CORRECT! Dit is een feit.

FOUT! Dit is een feit.

FEIT. Veel detectietechnieken zijn multifunctioneel inzetbaar. Dit vraagt uiteraard wel ook een andere expertise vanuit de operator. Naast het lokaliseren van kabels en leidingen kunnen dezelfde methoden worden gebruikt voor het in kaart brengen van onder meer (paal)fundaties, ontplofbare oorlogsresten, bodemopbouw, holtevorming of dierenverblijven zoals beverholen. Door de veelzijdigheid van bepaalde methoden kunnen met één onderzoek meerdere doelen worden bereikt. Dit bespaart kosten en tijd. Voor sommige doeleinden zijn bedrijfscertificaten of persoonsgebonden certificaten nodig, zoals voor het opsporen van ontplofbare oorlogsresten.

1.1.4. Sleufloze detectie kan alleen worden toegepast bij een metalen buisleiding of een kabel waar een elektrisch signaal op kan worden gezet. [link id=”kt23v”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Hoewel geleidende objecten zoals metalen leidingen en kabels zich goed lenen voor radiodetectie, zijn ook niet-geleidend materiaal en niet-metalen leidingen detecteerbaar. Technieken zoals grondradaronderzoek (GPR) maken gebruik van elektromagnetische pulsen en kunnen, afhankelijk van bodemgesteldheid en objecteigenschappen, ook niet-metalen objecten lokaliseren. Radiodetectie is dus breder toepasbaar dan alleen op geleidend materiaal.

1.1.5. De ligging van glasvezelkabels kan worden vastgesteld met behulp van sleufloze detectietechnieken. [link id=”1skrg”]

CORRECT! Dit is een feit.

FOUT! Dit is een feit.

FEIT. Glasvezelkabels zijn van zichzelf niet geleidend en daardoor lastig te detecteren met traditionele inductieve methoden. Echter wanneer er een signaaldraad is gelegd, kan de kabel gevolgd worden met radiodetectie. Daarnaast biedt grondradaronderzoek in sommige gevallen de mogelijkheid om glasvezelkabels zichtbaar te maken, mits er voldoende contrast is tussen de kabel en de omliggende bodem en de radar een geschikt frequentiebereik heeft om kleine infra te kunnen detecteren. De detecteerbaarheid is afhankelijk van factoren zoals diepteligging, bodemgesteldheid, kabelmantel en de resolutie van het gebruikte meetsysteem.

1.1.6. Het vakgebied van sleufloze detectietechnieken is nog lang niet uitontwikkeld. [link id=”0d5hm”]

CORRECT! Dit is een feit.

FOUT! Dit is een feit.

FEIT. Het vakgebied van sleufloze detectie is volop in ontwikkeling. Zowel op het gebied van hardware – zoals sensortechniek, antennes en dataloggers – als op het vlak van software en data-analyse worden voortdurend innovaties doorgevoerd. Met name de toepassing van sensorfusie, kunstmatige intelligentie (AI) en automatische patroonherkenning draagt bij aan een toenemende nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van detectieresultaten. De verwachting is dat deze ontwikkelingen het toepassingsgebied en de interpretatiekracht van sleufloze technieken de komende jaren verder zullen vergroten.

1.1.7. Sleufloze detectietechnieken zijn duurder dan conventionele lokalisatietechnieken, zoals het graven van proefsleuven. [link id=”grp87″]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Sleufloze detectie hoeft niet per definitie duurder te zijn dan conventionele technieken. De kosten hangen sterk af van het gewenste eindresultaat en kwaliteitsniveau, het onderzoeksdoel en de benodigde diepte of nauwkeurigheid. In veel gevallen kan een goed gekozen detectiemethode juist efficiënter zijn en kosten besparen. Graafwerk wordt namelijk beperkt, proefsleuven kunnen op basis van detectieresultaten gericht gegraven worden en onnodige schade wordt voorkomen. Een zorgvuldige afweging van de onderzoeksinspanning ten opzichte van de risico’s en informatiebehoefte bepaalt uiteindelijk de kosteneffectiviteit.

1.1.8. Het uitvoeren van sleufloze detectietechnieken is ingewikkeld en kan alleen door opgeleide deskundigen worden gedaan. [link id=”ntplg”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Voor eenvoudige toepassingen bestaan systemen en gebruikersmodules die ook zonder gespecialiseerde opleiding inzetbaar zijn. Deze leveren bij standaard omstandigheden bruikbare resultaten. Voor complexe situaties, diepere liggingen of interpretatie van geavanceerde data is vakkennis echter essentieel. Opgeleid personeel vergroot de betrouwbaarheid van het resultaat en beperkt de kans op fouten, zoals vals-positieve resultaten of onjuiste duiding van signalen. De mate van deskundigheid moet dus afgestemd worden op de aard en complexiteit van het onderzoek. Er is in Nederland geen gespecialiseerde opleiding voor detectietechnieken. Een certificering zou kunnen bijdragen aan het verhogen van de kwaliteit.

In 2025 is op de technische universiteit Twente het UT-Fieldlab geopend, waarbij er getest en gemeten kan worden met verschillende apparatuur. Hier zijn kabels en leidingen ingegraven, waarvan de ligging op X,Y en Z-coördinaat bekend is.

1.1.9. Onderzoeksresultaten van sleufloze detectie zijn nooit direct beschikbaar, omdat gegevens eerst (op kantoor) moeten worden verwerkt en geïnterpreteerd. [link id=”t8vfr”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Afhankelijk van de gekozen methode is het mogelijk om onderzoeksresultaten direct in het veld te verkrijgen. Bij realtime (in-situ) detectietechnieken vindt de verwerking en interpretatie op locatie plaats, waardoor signalen onmiddellijk zichtbaar zijn en direct op de ondergrond gemarkeerd kunnen worden. Dit maakt snelle besluitvorming mogelijk, maar beperkt doorgaans wel de hoeveelheid mogelijk in te meten terrein per dag. Daarnaast brengt het risico’s met zich mee in het aflezen en herleiden van de data. Realtime metingen zijn vaak enkel op het meetmoment zichtbaar en worden weergegeven op een tablet of kleine laptop. Slechte weersomstandigheden kunnen visuele beperkingen met zich meebrengen in het aflezen van de data. De resultaten zijn niet reproduceerbaar, waardoor ze minder goed te herleiden zijn en veel afhangt van degene die de meting uitvoert. Bij non-realtime (post-processing) technieken worden grotere oppervlakken gescand en later op kantoor geanalyseerd. Dat maakt het geschikt voor grootschalige projecten en complexe situaties.

Beide benaderingen hebben hun eigen toepassingen en voordelen, afhankelijk van tijd, locatie en gewenste informatie. Bij een in-situ techniek zoals radiodetectie is post-processing niet mogelijk. Postprocessing is met name van toepassing bij grondradaronderzoek en magnetometrie.

1.1.10. Detectieonderzoek kan alleen in de ontwerpfase worden toegepast. [link id=”h3gf0″]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Detectieonderzoek is niet beperkt tot de ontwerpfase. Het kan juist ook waardevol zijn in de uitvoeringsfase, de planningsfase of de initiatieffase. Bijvoorbeeld als haalbaarheidsanalyse of tracéstudie. Daarnaast wordt het ingezet om graafschade te voorkomen, of om de juiste ligging van aangelegde kabels of leidingen te controleren in de afrondingsfase van een project. Afhankelijk van de projectfase en het doel van het onderzoek kan dezelfde techniek bijdragen aan zowel voorbereiding, uitvoering als kwaliteitsborging.

1.1.11. Geen enkele vorm van sleufloze detectie kan dieper komen dan 4 m-mv. [link id=”w4fvw”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Er bestaan meerdere sleufloze detectietechnieken die dieper kunnen doordringen dan 4 meter onder het maaiveld. Gyroscopie kent in de praktijk vrijwel geen beperking in de Z-richting, waardoor zeer diepe trajecten nauwkeurig kunnen worden ingemeten. Een groot voordeel van gyroscopie is dat de meting niet verstoord wordt door elektromagnetische velden.

Ook radiodetectie kan, afhankelijk van de omstandigheden en het objecttype, dieper reiken dan 4 meter. De haalbare diepte is altijd afhankelijk van de gekozen techniek, de bodemgesteldheid en het te detecteren object.

1.1.12. De toegevoegde waarde van sleufloze detectie is in veel situaties twijfelachtig. [link id=”wmp5l”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. De geschiktheid van sleufloze detectie hangt sterk af van het onderzoeksdoel en de onderzoeksomstandigheden zoals geformuleerd in de uitvraag. In sommige situaties kan de techniek onvoldoende detail of zekerheid bieden, maar in veel andere gevallen levert zij juist waardevolle informatie op zonder ingrijpende graafwerkzaamheden. Door de juiste methode te kiezen en de onderzoeksvraag helder te formuleren, kan sleufloze detectie een effectieve en kostenefficiënte aanvulling zijn op andere opsporings- en verificatiemethoden. Er zijn situaties waarbij sleufloze detectie geen toegevoegde waarde heeft. Dit valt en staat met een correcte advisering, vooral vanuit de marktpartij die het onderzoek aanbiedt.

1.1.13. Alleen gecertificeerde bedrijven mogen sleufloze detectie uitvoeren. [link id=”ppb1x”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Voor het lokaliseren van kabels en leidingen bestaat op dit moment geen specifieke certificeringsplicht. Bedrijven mogen deze werkzaamheden uitvoeren zonder formele certificering, mits zij voldoen aan algemene wettelijke eisen, zoals de voorschriften uit de Arbowet. Voor bepaalde opsporingsdoeleinden, zoals het detecteren van ontplofbare oorlogsresten (OO), geldt wél een certificeringsverplichting en mogen deze onderzoeken uitsluitend worden uitgevoerd door erkende en gecertificeerde bedrijven. Voor standaard detectieonderzoeken naar ondergrondse infrastructuur geldt die verplichting echter niet.

1.2. Fysiek proefsleuvenonderzoek [link id=”6xfrb”]

1.2.1. Proefsleuven kunnen altijd compleet vervangen worden door een vorm van sleufloze detectie. [link id=”rrc4s”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Bij specifieke eisen aan de lokalisatie, zoals het vaststellen van type, diameter, kleur of de fysieke toestand van kabels of leidingen, zijn proefsleuven vaak de enige toereikende methode en nauwkeuriger. Sleufloze detectie is over het algemeen minder spatieel nauwkeurig dan proefsleuven.

Sleufloze detectietechnieken leveren waardevolle informatie, maar bieden niet in alle gevallen het detailniveau dat nodig is voor dergelijke specifieke inspecties. Wel kunnen deze technieken in veel situaties het aantal benodigde proefsleuven aanzienlijk verminderen door de locaties vooraf gericht te bepalen, wat kosten en graafwerk beperkt. Er zijn situaties waarbij proefsleuven, afhankelijk van het onderzoeksdoel, volledig kunnen worden vervangen door sleufloze detectie.

De verschillende kwaliteitsniveaus staan weergegeven in de overzichtstabel in de inleiding. Afhankelijk van de onderzoeksvraag kan het kwaliteitsniveau bepaald worden. Het is dus sterk afhankelijk van de gewenste output, welke detectiemethode en welke werkwijze gehanteerd wordt.

1.3. Grondradaronderzoek [link id=”xbhfp”]

1.3.1. In een zandbodem heeft grondradaronderzoek vaak een dieper bereik dan 2 m-mv. [link id=”g79b9″]

CORRECT! Dit is een feit.

FOUT! Dit is een feit.

FEIT. Zand is een gunstige bodemsoort voor grondradaronderzoek, vanwege de relatief lage elektrische geleidbaarheid en de homogene structuur. In een schone, droge zandbodem is het normaal gesproken haalbaar om met grondradar een detectiebereik van circa 3 tot 4 meter onder het maaiveld te realiseren. Dit maakt zandbodems bijzonder geschikt voor het opsporen van ondergrondse infrastructuur op grotere diepte.

1.3.2. Grondradaronderzoek kan bij alle bodemsoorten en soorten sleufbedekking effectief worden ingezet. [link id=”lnb7k”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. De effectiviteit van grondradaronderzoek is sterk afhankelijk van zowel de bodemsoort als de aard van de sleufbedekking. In bodems met een hoge geleidbaarheid, zoals natte klei of veen, wordt het signaal van de grondradar snel geabsorbeerd, wat het bereik en de resolutie aanzienlijk beperkt. Ook de aanwezigheid van verhardingen zoals gewapend beton of stelconplaten vormt een belemmering: deze materialen reflecteren of absorberen het signaal grotendeels, waardoor onderzoek daaronder veelal niet mogelijk is. Voor een betrouwbare inzet van grondradaronderzoek is het daarom essentieel om vooraf de bodem- en verhardingsomstandigheden mee te wegen.

1.3.3. Grondradaronderzoek prevaleert altijd boven andere sleufloze detectiemethoden. [link id=”zfzbn”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Grondradaronderzoek is een krachtige en veelzijdige techniek, maar niet in alle situaties de meest geschikte. Andere detectiemethoden kunnen in specifieke omstandigheden beter presteren. Zo is magnetometrie bijvoorbeeld effectiever bij het lokaliseren van ijzerhoudende objecten zoals kabels, leidingen of afgeknipte funderingspalen, en biedt het in veel gevallen een groter dieptebereik dan grondradaronderzoek. Wel is magnetometrie gevoeliger voor verstoringen, zoals nabijgelegen infrastructuur of elektromagnetische ruis.

1.3.4. Kunststof leidingen kan je niet zien in grondradardata. [link id=”5zbk5″]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Met grondradaronderzoek kunnen leidingen van uiteenlopende materialen, inclusief kunststof, worden gedetecteerd. Wel beïnvloeden het materiaaltype en de inhoud van de leiding de mate van zichtbaarheid in de data. Leidingen met een sterk contrast in elektrische eigenschappen ten opzichte van de omliggende bodem zijn duidelijker te herkennen. Bij een gering contrast kan het signaal subtieler zijn, waardoor ervaring en zorgvuldige interpretatie belangrijk zijn voor een juiste lokalisatie.

1.3.5. Grondradaronderzoek is alleen inzetbaar voor het in kaart brengen van kabels en leidingen, niet voor overige onderzoeksdoelen. [link id=”r3kd3″]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Grondradaronderzoek kan door het gebruik van verschillende antennefrequenties voor uiteenlopende onderzoeksdoeleinden worden ingezet. Toepassingen variëren van archeologisch onderzoek en geotechnisch bodemonderzoek tot het opsporen van wapening in beton en het detecteren van holtes of funderingsresten. Bij vraagstukken die betrekking hebben op de bovenste meters van de ondergrond is het zinvol om met een specialist te overleggen welke mogelijkheden grondradaronderzoek biedt en welke configuratie het meest geschikt is.

1.3.6. Het uitwerken van grondradardata duurt langer bij datasets met een complexe en hogere intensiteit aan kabels en leidingen. [link id=”gg32l”]

CORRECT! Dit is een feit.

FOUT! Dit is een feit.

FEIT. In gebieden met veel ondergrondse infrastructuur, zoals binnen de bebouwde kom of in trottoirs, liggen kabels en leidingen vaak in meerdere lagen en deels langs of over elkaar heen. Deze complexe en minder gestructureerde situatie vraagt meer tijd voor interpretatie van de grondradar data dan in een open gebied, zoals een grasveld, waar slechts enkele objecten aanwezig zijn. Hoe complexer de ondergrond, hoe intensiever de analyse die nodig is om een betrouwbaar beeld te verkrijgen. Huidige ontwikkelingen naar de toepassingen van AI in het automatisch detecteren van kabels en leidingen maken analyse in de toekomst mogelijk minder arbeidsintensief.

1.3.7. Wanneer een projectgebied bestaat uit grasland, is het verstandig te maaien alvorens grondradaronderzoek wordt uitgevoerd. [link id=”sgzrn”]

CORRECT! Dit is een feit.

FOUT! Dit is een feit.

FEIT. Vegetatie tussen de radarantenne en de ondergrond zorgt voor ruis in de data, en bij (kleine of abrupte) gaten en bulten zorgt de extra luchtlaag tussen de antenne en de ondergrond dat een groot deel van het signaal van de grondradar verloren gaat. Het maaien van het gras zorgt daarom voor een verbetering in de datakwaliteit.

1.3.8. Grondradaronderzoek kan op zichzelf het type kabel of leiding classificeren [link id=”t9pz6″]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. De classificatie van kabels en leidingen bij grondradardata komt tot stand door een combinatie van de informatie uit de radardata (zoals locatie, dieptebereik en signaalsterkte), aanwijzingen in het veld zoals putdeksels, en tekeningen met de theoretische situatie zoals de KLIC en bouwtekeningen. Puur op grondradardata zonder aanvullende gegevens, is het erg lastig te classificeren.

1.3.9. Het is mogelijk dat een kabel of leiding in grondradardata binnen één projectlocatie niet overal zichtbaar is. Bijvoorbeeld wel onder het asfalt, maar niet onder het grasland. [link id=”67509″]

CORRECT! Dit is een feit.

FOUT! Dit is een feit.

FEIT. Aangezien de bodemsamenstelling onder een weg vaak anders is dan het onbewerkte land eromheen, is het mogelijk dat diepere of zwakkere radarsignalen van kabels en leidingen alleen zichtbaar zijn onder het wegdek. Dit effect is het sterkst in een kleigebied waar een weg is verstevigd of opgehoogd met zand. Elk signaal dat wordt gegenereerd in een dataset is uniek en nooit geheel identiek. Vaak ontstaan er ruimtelijke verschillen, vooral wanneer er een wijziging is in het verhardingstype.

Zand is een goede geleider en ideaal voor grondradaronderzoek. Bij het detecteren van kabels en leidingen kom je in een relatief schone zandbodem normaal gesproken tot een diepte van circa 3 à 4 m-mv. In kleibodems is 1,5 m-mv dieptebereik al een goed resultaat, en bij zeeklei kan het dieptebereik zelfs slechts 0,5 m-mv zijn.

1.3.10. Alle objecten die zich onder (grond)water bevinden, kunnen niet in kaart worden gebracht met grondradaronderzoek. [link id=”qw0p3″]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. De invloed van water bij grondradaronderzoek is vrij uniek: bij oppervlaktewater, zoals waterplassen in het projectgebied, werkt het water als een soort spiegel waardoor alle te detecteren objecten onder de waterplas gemaskeerd kunnen worden. Bij de grondwaterstand is het effect anders: het signaal wordt enigszins gedempt, maar signalen in het grondwater kunnen nog steeds (goed) zichtbaar zijn. Ten slotte is er nog de situatie van een meer of vijver: hierbij kan met een grondradar vanaf een bootje de waterbodem in kaart worden gebracht, met redelijk goede kwaliteit en bereik.

1.3.11. Het uitvoeren van grondradaronderzoek is schadelijk voor je gezondheid [link id=”3lc1f”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Antennes hebben speciale beveiligingen (shielded antennes) en de straling betreft in de meeste gevallen niet-ioniserende straling. Daarnaast wordt de grondradar continu naar de grond toe gericht, waardoor de radiogolven niet rechtstreeks op de gebruiker worden geprojecteerd.

1.4. Aanlansen [link id=”6zq8q”]

1.4.1. De weersomstandigheden zijn niet van invloed op het uitvoeren van werkzaamheden met een spuitlans vanaf een boot. [link id=”gd1nw”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. De weersomstandigheden hebben direct invloed op de watercondities en daarmee op de uitvoerbaarheid en nauwkeurigheid van metingen met een spuitlans. Bij onrustig water is het lastiger om leidingen nauwkeurig aan te prikken en in te meten. Bovendien vergroten slechte weers- en watercondities de risico’s voor de arbeidsveiligheid van het uitvoerende personeel. Het plannen van aanlanswerkzaamheden bij rustig weer draagt daarom bij aan zowel de meetkwaliteit als de veiligheid. Veiligheid en kwaliteit zijn altijd overwegingen, bij de inzet van welke detectietechniek dan ook.

1.4.2. Spuitlansen kan maximaal tot een diepte van 6 m-mv. [link id=”h7z9r”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Met spuitlansen kan je in principe de bereikbare diepte vergroten tot hoeveel lansbuis er beschikbaar is. Hoe langer de spuitlans, hoe groter de arm en het gewicht. De spuitlans kan dusdanig zwaar worden dat het arbo-technisch niet meer verantwoord is. Vaak wordt bij een afstand groter dan 6 meter een kraan geregeld.

1.4.3. Spuitlansen is een techniek die wordt gebruikt om het werkgebied van de opdrachtgever vrij te geven en uit te sluiten of er kabels en leidingen aanwezig zijn. [link id=”kz3f2″]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Met spuitlansen detecteer en verifieer je een kabel en/of leiding. Een gebied aanlansen en daarbij niks aantreffen, is geen garantie dat er geen ondergrondse infra aanwezig is. Het kan namelijk zo zijn dat je op het meetpunt net langs een kabel of leiding ‘schiet’, in plaats van ertegenaan. Daardoor voel je geen weerstand en lijkt het alsof er niets ligt. Aanlansen biedt dus geen volledige garantie dat een gebied vrij is van kabels of leidingen.

1.4.4. Spuitlansen wordt vaak gebruikt als verificatiemiddel nadat je radiodetectie en/of grondradaronderzoek toegepast hebt. [link id=”b8smq”]

CORRECT! Dit is een feit.

FOUT! Dit is een feit.

FEIT. Nadat er een kabel of leiding gevolgd is en de X,Y,Z coördinaten indicatief bepaald zijn, of wanneer er een vermoeden bestaat dat er kabels of leidingen zijn waargenomen in of op de waterbodem, kan je dit verifiëren met spuitlansen.

1.4.5. Er zijn situaties waarbij aanlansen de enige toereikende lokalisatiemethode is. [link id=”v65zh”]

CORRECT! Dit is een feit.

FOUT! Dit is een feit.

FEIT. Dit is vooral van toepassing bij zinkers die zich in de waterbodem bevinden en waarbij het niet mogelijk is om een meting uit te voeren met behulp van gyroscopie of een andere detectiemethode. In dergelijke gevallen is aanlansen de enige toereikende optie.

1.5. Magnetometrie [link id=”3ls1f”]

1.5.1. Een combi-magnetoconus van een sondeerwagen heeft dezelfde functionaliteiten als een reguliere magnometersonde. [link id=”541gl”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Een combi-magnetoconus is een totaalveldmagnetometer die doorgaans een beperkter detectiebereik heeft dan een VSM-sonde. Hoewel beide methoden ferro-houdende objecten kunnen detecteren, verschillen ze in gevoeligheid, meetdiepte en toepassingsbereik. De keuze tussen beide systemen hangt af van het type onderzoek, de diepte van de te lokaliseren objecten en de benodigde nauwkeurigheid.

1.5.2. Met magnetometrie kunnen ferro (ijzerhoudende) objecten, zoals kabels en leidingen, gedetecteerd worden. [link id=”ghswp”]

CORRECT! Dit is een feit.

FOUT! Dit is een feit.

FEIT. Magnetometrie is bij uitstek geschikt voor het detecteren van ferro-houdende objecten in de ondergrond. Voorbeelden hiervan zijn metalen leidingen, elektriciteitskabels met stalen mantel, paalfundaties en ontplofbare oorlogsresten. Onder normale omstandigheden biedt deze techniek een goede dieptewerking en hoge gevoeligheid, mits de bodem niet te sterk verstoord is en elektromagnetische ruis beperkt blijft. De methode is breed inzetbaar voor het lokaliseren van metalen infrastructuur en objecten in uiteenlopende bodemsituaties.

1.5.3. Magnetometrie is een geschikte methode om de diepte van kabels en leidingen in de ondergrond te bepalen. [link id=”3f6wz”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. De z-waarde wordt bij magnetometrie op onnauwkeurige wijze berekend. Er zal zeker een diepte-indicatie aanwezig zijn, maar deze is over het algemeen minder nauwkeurig dan andere technieken zoals grondradaronderzoek.

1.5.4. Magnetometrie is een vorm van actieve detectie. [link id=”2z8vd”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Magnetometrie is een passieve detectiemethode. In tegenstelling tot actieve technieken, waarbij een signaal wordt uitgezonden en de reflectie of respons wordt gemeten, registreert magnetometrie uitsluitend de verstoringen in het natuurlijke aardmagnetisch veld die worden veroorzaakt door ijzerhoudende objecten. Hierdoor is de techniek bij uitstek geschikt voor het opsporen van metalen voorwerpen zonder dat een extern signaal hoeft te worden opgewekt.

1.5.5. Met magnetometrie kun je puinlagen in de bodem lokaliseren. [link id=”d1b8m”]

CORRECT! Dit is een feit.

FOUT! Dit is een feit.

FEIT. Baksteenpuin bevat vaak ferro-houdend materiaal, waardoor op de data puinlagen in de bodem waarneembaar zijn als een verstoring.

1.5.6. Magnetometrie kan op elke locatie worden toegepast. [link id=”hcbbf”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. De betrouwbaarheid van de data is afhankelijk van de ijzerhoudende objecten in de omgeving. Auto’s, lantaarnpalen of hekwerk en zelfs de stalen neuzen van de schoenen zullen een verstoring geven in de meting, waardoor deze onbetrouwbaar wordt. Het wordt dan ook aanbevolen verstorende elementen zoveel mogelijk te verwijderen voorafgaand aan de meting.

1.5.7. Magnetometrie kan onderscheid maken tussen verschillende soorten metalen, zoals ijzer en aluminium. [link id=”m4186″]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Alleen ferromagnetische metalen, zoals ijzer, zijn detecteerbaar met magnetometrie. Aluminium veroorzaakt geen magnetische verstoring en is dus niet waarneembaar met deze techniek.

1.5.8. De resultaten van magnetometrie zijn altijd direct interpreteerbaar zonder aanvullende analyse. [link id=”hbtb2″]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. De ruwe data vereisen verwerking en interpretatie door experts om betekenisvolle conclusies te trekken.

1.6. Radiodetectie [link id=”d538z”]

1.6.1. Radiodetectie kan ook uitgevoerd worden zonder de aanwezigheid van een unieke zender. [link id=”1pq4s”]

CORRECT! Dit is een feit.

FOUT! Dit is een feit.

FEIT. Spanningvoerende kabels kunnen vaak worden gedetecteerd zonder dat er een zender een specifiek signaal op uitzendt. In dergelijke gevallen maakt de detectie gebruik van het bestaande elektromagnetische veld rond de kabel. Wanneer echter een niet-geleidend object, zoals een non-ferro-buis, moet worden ingemeten, is het noodzakelijk om een sonde te gebruiken die een unieke frequentie uitzendt. Dit maakt het mogelijk om de exacte ligging te bepalen met radio-detectieapparatuur. Daarnaast is het ook mogelijk dat een geleidende kabel of buis het signaal overneemt.

1.7. Gyroscopie [link id=”gt5m7″]

1.7.1. Gyroscopisch inmeten van leidingen is alleen mogelijk bij een diameter van tenminste 110 mm. [link id=”38cpq”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Moderne gyroscopische meetapparatuur kan al worden toegepast bij gestuurde boringen met een diameter vanaf 30 mm. Zo is gyroscopisch inmeten al mogelijk voor de standaard DN40/SDR11 buis, die een binnendiameter van ongeveer 30 mm heeft. De technologische ontwikkeling van compacte sensoren en meetsystemen heeft de inzetmogelijkheden sterk vergroot, waardoor gyroscopie niet langer beperkt is tot grote leidingdiameters. Hierdoor is de techniek geschikt voor een breder scala aan toepassingen binnen de ondergrondse infrastructuur.

1.7.2. Het inmeten van een gestuurde boring met een gyroscoop is altijd wenselijk, zelfs wanneer de boring tijdens de uitvoering met een sonde achter de boorkop is gevolgd. [link id=”3b51v”]

CORRECT! Dit is een feit.

FOUT! Dit is een feit.

FEIT. Tijdens de uitvoering van een gestuurde boring kunnen kleine afwijkingen ontstaan in het tracé, zelfs wanneer de boor wordt gevolgd met een sonde achter de boorkop. Daarnaast kan de ligging van het tracé veranderen door opruimingswerkzaamheden achteraf en is het soms nodig om gedetailleerde informatie te verzamelen zoals voor het berekenen van de buigstraal. Het inmeten met een gyroscoop na afronding resulteert in een zeer nauwkeurige vastlegging van de werkelijke ligging. Andere methoden, zoals radiodetectie, geven slechts een indicatie en vertonen op grotere diepten relatief grote afwijkingen. De inzet van gyroscopie minimaliseert deze onzekerheid en levert betrouwbare gegevens voor beheer en documentatie.

1.7.3. Gyroscopie kan altijd worden toegepast op gestuurde boringen, ook als deze in gebruik zijn. [link id=”gw5d5″]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Voor het uitvoeren van gyroscopie is fysieke toegang tot de mantelbuis noodzakelijk. Wanneer de boring al in gebruik is en de buis daardoor niet toegankelijk is, kan de meting niet worden uitgevoerd. Gyroscopie is daarom alleen mogelijk bij lege of vrij toegankelijke boringen, waarbij meetapparatuur door de volledige lengte van het tracé kan worden ingebracht. In het geval dat er bijvoorbeeld nog een lege mantel is aangebracht naast de gestuurde boring die in gebruik is (bijvoorbeeld veelvoorkomend bij glasvezel), dan is het uiteraard wel mogelijk om in de naastgelegen lege buis een meting uit te voeren.

1.7.4. De gyroscoop moet continu een sterke GPS-verbinding hebben. [link id=”btc7z”]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. Het grote voordeel van een gyroscoop is dat het helemaal geen verbinding maakt met een satelliet of iets anders. Een gyroscoop is uitgerust met inertiële navigatietechnologie die het driedimensionale profiel van het afgelegde traject in kaart brengt. Dit traject wordt gekoppeld aan de in- en uittrede punten die uiteraard wel nauwkeurig zijn ingemeten met GPS-coördinaten.

1.7.5. De maximale afstand die een gyroscoop kan inmeten over de lengte van een gestuurde boring is +/- 1000 meter. [link id=”qflx7″]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. De maximale afstand is afhankelijk van de lengte van de pees of het trekkoord die een gyroscoop door de lege mantelbuis heen kan duwen of trekken. Hoe groter de afstand, hoe groter de wrijvingsweerstand die de pees en gyroscoop ondervinden. Een gyroscoop kan na verloop van tijd een afwijking krijgen. Deskundigen vermelden daarom dat het raadzaam is om elke 1500 meter de exacte X en Y coördinaat te herijken.

Er zijn leidingen van 2500 meter of langer ingemeten. Oftewel, beperkingen liggen niet aan de kwaliteit van de gyroscoop als methode, maar in de beperking van de trekkracht, de lengte van de pees en de eis van de nauwkeurigheid van de meting.

1.7.6. Een gyroscoop kan niet worden ingezet bij het inmeten van rioolbuizen. [link id=”8wlq7″]

FOUT! Dit is een fabel.

CORRECT! Dit is een fabel.

FABEL. De sonde van een gyroscoop registreert haar afgelegde weg. Voor rioolbuizen is de stelregel dat hoe schoner ze zijn, hoe nauwkeuriger de wand van de buis gevolgd kan worden. Aanwezigheid van water, mits de stroomsnelheid niet extreem hoog is, is geen probleem. Voor het inmeten van riolen zijn speciaal ontworpen wielen aangewezen zodat de sonde niet gecentreerd, maar over de bodem van de buis rijdt. Oftewel, het zijn niet de typische gyroscopen die worden gebruikt bij het inmeten van PE mantelbuizen. Het vooraf reinigen van de rioolbuis met een hogedrukreiniger is aan te raden. Een mogelijk nadeel van het nameten van een niet schoongemaakte rioolbuis is dat verzakkingen zijn dichtgeslibd. In dat geval meet de gyroscoop de inclinatie van de sliblaag, en die kan afwijken van de inclinatie van de buis zelf. Aan te raden is om de meting ook te filmen. Hiervoor bestaan er gyroscopen met video modules.

Colofon [link id=”7d601″]

Uitgever

Het Nederlands kenniscentrum voor ondergronds bouwen en ondergronds ruimtegebruik (COB).

Van der Burghweg 2, 2628 CS Delft – Gebouw de Bouwcampus

Postbus 582, 2600 AN Delft

085 4862410

Auteurs

  • Len Meuwissen (Euroradar)

In samenwerking met

  • David Elbers (Prorail)
  • Martijn Elings (Antea Group)
  • Amel Tulic (TerraCarta)
  • Eddy Mötter (Gemeente Roermond)
  • Patrick Stoutjesdijk-Alsemgeest (Heijmans)
  • Rob van Son (Digital Spatial Connect Consulting)
  • Marco Scheffers (Gemeente Amsterdam)
  • Wout Droste (Siers Groep)
  • Gerbrand Beenen (Euroradar)
  • Jip Meuwissen (Euroradar)
  • Manon Bouwer (COB)
  • Marjolein van der Ploeg (COB)
  • Rudi Zoet (COB)

Eindredactie

  • Vera Bosch (COB)

Hergebruik

Teksten uit deze publicatie mogen vrij worden overgenomen, mits voorzien van een duidelijke bronvermelding. Voor hergebruik van figuren en foto’s dient u vooraf toestemming te vragen van de aangegeven bronhouder. Als er geen bron is vermeld, dan geldt deze publicatie als bron.

Het COB en degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid betracht bij het samenstellen van de uitgave. Toch moet niet worden uitgesloten dat er fouten of onvolledigheden in voorkomen. Ieder gebruik van deze uitgave en gegevens daaruit is geheel voor eigen risico van de gebruiker. Het COB sluit, mede ten behoeve van degenen die aan deze uitgave hebben meegewerkt, iedere aansprakelijkheid uit voor schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van deze uitgave en de daarin opgenomen gegevens, tenzij de schade mocht voortvloeien uit opzet of grove schuld zijdens het COB en/of degenen die aan deze uitgave hebben meegewerkt.