WIBON doeltreffend en doelmatig, maar uitdaging blijft groot

De minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) is in grote lijnen positief over de uitkomsten van een externe evaluatie van de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (Wibon). In een brief aan de Tweede Kamer concludeerde zij eind oktober dat de wet ‘zowel doeltreffend als doelmatig’ is. Om verbeteringen te bewerkstelligen wil de minister in gesprek met de sector. In een gesprek met Marit van Hattem (Liander), Robert Jan Looijmans (RDI) en René Frinks (Heijmans) strijden optimisme over wat wel bereikt is en de urgentie om door te pakken om de voorrang.

“Het is een helder verhaal waar saamhorigheid uit spreekt. Daarmee past de kamerbrief bij de oproep van het Kabel en Leiding Overleg (KLO) om samen verder te komen”, zegt René Frinks. “Tegelijkertijd ben ik wel ongeduldig. Het stoort me dat de graafschadecijfers niet naar beneden gaan. In de kamerbrief is sprake van een daling, maar dat betreft de periode 2013-2018. Sindsdien blijven we hangen op een graafschadeverhouding van 1:18.” Marit van Hattem zit meer op de lijn van de minister. “We zijn nu op het punt waar we wat goed gaat, kunnen omzetten in verbetering. Binnen het KLO zien we veel verschillen, maar ook de wens en de kracht om samen tot oplossingen te komen.”

Geen trendbreuk

Robert Jan Looijmans deelt het gevoel van urgentie. “Het duurt wel erg lang. Het tuttert maar door. We hebben een keerpunt bereikt. Natuurlijk blijft de minister met de sector in gesprek om tot verbetering te komen, maar het vertrekpunt van de RDI is niet langer dat we het de sector zelf laten oplossen.” Robert Jan refereert daarmee aan een RDI-publicatie uit 2020. De RDI in 2020: “Bij het tot stand komen van de Wibon is rekening gehouden met wensen van de graafketen. [..] De wetgever heeft destijds daarom de graafketen ruimte gegeven voor de invulling van de normen ‘zorgvuldig opdrachtgeven’ en ‘zorgvuldig graven’. Na bijna 13 jaar concludeert de toezichthouder dat de graafketen, vertegenwoordigd door het Kabel en Leidingoverleg (KLO), er weliswaar in is geslaagd om gemeenschappelijk de norm voor de inrichting van een zorgvuldig graafproces op te stellen, maar dat het in de praktijk doorvoeren van dit kader nog niet voldoende lukt. [..] Terugkijkend naar de cijfers van de afgelopen 5 jaar lijkt het of de graafketen er wel in slaagt om een stabilisatie van de kans op graafschade te bewerkstelligen, maar is van de verwachte trendbreuk geen sprake.”

Inspanning en resultaat

De redenen achter het uitblijven van de gewenste trendbreuk zijn divers. Het gesprek tussen René, Robert Jan en Marit gaat heen en weer tussen inspanning en resultaat. Inspanning om de cijfers naar beneden te krijgen, is er wel degelijk, blijkt uit de woorden van Marit. “Met de CROW 500-proof app (C5P) werken we vanuit het KLO aan bredere bekendheid. Het actieprogramma omvat workshops voor gemeenten, waar rollen en verantwoordelijkheden duidelijk worden. Op deze manier kunnen we hulp aanbieden.” Voor René is het niet genoeg. “We bereiken maar een beperkt deel van de gemeenten. We zijn tien jaar verder voor we effect zien.”

In het vervolg van het gesprek komen allerlei oorzaken van (toename van) graafschade aan bod, culminerend in een discussie over welke partij uiteindelijk de meeste impact kan hebben. “Degene die echt invloed heeft, is de grondroerder”, stelt Marit. René speelt de bal terug: “De opdrachtgever heeft een belangrijke rol in het beschikbaar stellen van informatie die niet via een KLIC-melding achterhaald kan worden. Op papier klopt het allemaal, maar we constateren dat we op locatie niet veel verder komen. We moeten ook stappen zetten naar de zoveelste onderaannemer.” En daar ziet ook Robert Jan een belangrijke rol voor opdrachtgevers. “Eigenaarschap moet het houvast zijn. Daaruit volgt dat opdrachtgevers monitoren of uitvoerders doen wat er van hen verwacht wordt. Kortom, gedraagt de opdrachtgever zich als góede opdrachtgever? Worden de juiste voorwaarden geschapen om graafschade te voorkomen?”, vraagt Robert Jan zich af. Marit: “In de Wibon is goed geformuleerd wat goed opdrachtgeverschap is. Het is afhankelijk van de contractvorm.”

Wibon – De RDI publiceert jaarlijks een overzicht van graafschades. In 2022 werden 46.799 graafschades gemeld.

Van weten naar doen

“Het is de bedoeling dat mensen in de ‘put’ veilig en prettig kunnen werken”, gaat Robert Jan terug naar de essentie van de wetgeving. “Daarnaast draagt daling van het aantal graafschades ook bij aan de leveringszekerheid van essentiële diensten zoals elektriciteit, water en data. Ook dat is belangrijk voor burgers en het bedrijfsleven.” Hij constateert dat de huidige wetgeving achterloopt op de praktijk en noemt de wetgeving ‘gestolde ervaring’. “Iedereen wil dat we veiliger gaan werken. Dat moet je blijven steunen, maar ik zie tegelijkertijd dat dat besef niet genoeg is ingedaald. In de verdere ontwikkeling moeten we van weten naar doen. Het KLO had ooit een taakstelling van 25.000 graafschades en we zijn nu – na zoveel jaren – op weg naar 50.000. Uit overleg met het KLO kwam naar voren dat ook zij behoefte hebben aan duidelijker kaders. Dit is het moment waarop de wetgever met aanpassingen moet komen. We moeten durven toegeven dat niet is bereikt wat we destijds wilden. Daar zit onze kracht en daar ligt de basis om nieuwe goede initiatieven te laten ontstaan. Maar het gaat nog een taaie dobber worden.”

Praktijk

Bekende initiatieven vanuit het KLO zijn de genoemde CROW 500-proof app, de risico- en maatregelenhulp en het initiatief ‘herken de kabel en leiding’, waarmee grondroerders geholpen worden potentieel gevaarlijke situaties beter te herkennen. René: “Binnen het KLO spelen we in op vragen vanuit de praktijk. Daarmee kunnen we van onderaf een beweging in gang zetten.” Marit: “Het is lastig om in te zien welke risico men loopt. Dat is nodig om de kennis en het veiligheidsbewustzijn op locatie te verdiepen. Er is veel beschreven, maar nergens staat wat er gebeurt als je gas ruikt in de put. Drie teugen en je bent dood. Zo duidelijk moeten we durven zijn.”

Marit ziet mogelijkheden om grondroerders met technologie te ondersteunen. “Ik droom van technologiestappen. Denk aan een hololens waarmee je ziet dat het een gasleiding is. Ik ben optimistisch over de effecten van technische innovaties, zoals het werken met artificial intelligence (AI). Techniek kan grondroerders helpen om ter plaatse beter zicht te hebben op risico’s.” René benadrukt dat dat alleen kan als de bijbehorende financiële middelen beschikbaar zijn. “Er zijn ook nu al technische hulpmiddelen beschikbaar die aannemers vanwege de kosten niet inzetten. Mensen in de put krijgen nu al geen kabelzoeker van € 800,-. Met alleen techniek los je het dus niet op.”

‘Het is én, én, én’

“Waar is de man in de put daadwerkelijk mee geholpen”, vat Robert Jan de vraag samen. “Het gaat om wetgeving en toezicht, kennis, samenwerking in de praktijk, beschikbaarheid van middelen en snelle hulp als de situatie in de ondergrond anders is dan verwacht. Het is én, én, én. We hebben al deze elementen nodig. Er komt een heel groot schip aan in de vorm van de energietransitie. Dat leidt tot heel veel meer graafwerkzaamheden. De uitdaging is om te kijken welke kansen die ontwikkeling biedt in plaats van ons alleen maar af te vragen hoe we er doorheen komen. De discussie daarover mogen we allemaal voeren vanuit onze eigen doelen, maar we moeten elkaar blijven opzoeken vanuit het gezamenlijke belang van veilig werken. We zitten nu echt in de fase van concretiseren. De wetgever zit er strak in.”

Zeven bevindingen

In de kamerbrief gaat de minister in op zeven bevindingen uit de Wibon-evaluatie. Het gaat om:

  • goed opdrachtgeverschap
  • normen voor zorgvuldig graven
  • naleving van de Eis voorzorgsmaatregelen
  • verbetering van de liggingsinformatie
  • afwijkende liggingen
  • preventie bij aanleg
  • uitvoering Kadaster en toezicht RDI

Lees de volledige kamerbrief.

Slimmer samenwerken in de ondergrond

Vanuit de gedachte dat een verandering in cultuur en werkwijze nodig is om samenwerken in de ondiepe ondergrond te bevorderen, is vanuit het COB-project Samen zonder schade, een serious game ontwikkeld. De serious game een aantal keer gespeeld. Op basis van de opgedane ervaringen is het spel in samenwerking met CROW geprofessionaliseerd. Door het spel te spelen krijgen deelnemers meer inzicht in waarom besluiten worden genomen in bepaalde fases van een proces. Ook worden de consequenties van deze besluiten direct helder. Aansluitend kunnen deelnemers zien wat de gevolgen zijn van een andere aanpak.

Lees meer over de serious game en de mogelijkheden om het spel binnen uw eigen organisatie te spelen.