Loading...

De Onderbreking

Verbinden

Verbinden

Georisicomanagement conservatoriumhotel

Assen, Drents Museum

Advies op de bouwplaats

Kabels en leidingen bij gebiedsontwikkeling

‘Verbind boven- en ondergrond ook binnen organisaties’

Samenwerking bij de Neherkade

Harderwijk, Parkeergarage Houtwal

Multifunctionele waterkeringen

KIVI NIRIA TTOW in China

Kennisbank

Verbinden

Uit de trends blijkt dat de complexiteit van ondergrondse opgaven alleen maar groeit. Complexiteit vraagt niet alleen om een integrale aanpak en een integraal ontwerp. Adaptief ontwikkelen en ontwerpen zal het uitgangpunt worden, naast het innovatief combineren van vakgebieden. Voor het COB betekent dit dat projecten gericht op het leren samenwerken en het ontwikkelen van ‘zachte vaardigheden’ nog belangrijker worden. Hierbij gaat het vaak om het combineren van sociale intelligentie en technische intelligentie. Zelfs vakgebieden die dicht naast elkaar werken, zoals de mensen van de ondergrond en de ruimtelijke ontwikkelaars, vinden en begrijpen elkaar niet zomaar, en vaak al helemaal niet in een vroeg stadium van gebiedsontwikkeling.

Daarnaast is er de zoektocht naar effectieve manieren om bestaande kennis vast te houden, nieuwe kennis te ontwikkelen en beide bij betrokkenen te laten doorwerken. Ook hier is verbinden het toverwoord: kennis moet ‘stromen’ om ervan te leren en als sector vooruitgang te boeken. Daarbij moet ook naar het buitenland worden gekeken; kennisontwikkeling stopt niet bij de landsgrenzen. Internationaal ervaringen uitwisselen en samenwerken draagt in alle landen bij aan een hoger kennisniveau. Het COB ziet zichzelf als dé partij om deze opgave voor het vakgebied ondergronds bouwen op te pakken en samen met het netwerk uit te werken.

Er ontstaan ook ‘verbindingsopgaven’ door de toenemende invloed van ICT. Niet alleen binnen tunnelveiligheid, maar ook op het gebied van kabels en leidingen moeten verschillende vakgebieden vaker met elkaar samenwerken. Alles heeft intelligentie, alles heeft sensoren; de rol van experts verandert. Gaat open source technologie zijn intrede doen in de sector? Er komt monitoringdata uit diepwanden, kabels en leidingen, tunnelboormachines, gebouwen en de ruimte: wie maakt van data kennis, waar leggen we ervaringen vast? Wat zou er gebeuren als we meer data gaan delen? Zowel op de TU Eindhoven als bij de UvA zijn hoogleraren Big data aangesteld. Welke kansen zien zij voor de wereld van het ondergronds bouwen? Het COB heeft de ambitie om het netwerk uit te breiden met participanten die niet rechtstreeks betrokken zijn bij ondergronds bouwen, maar er wel mee te maken hebben, zoals energiebedrijven. Op die manier kunnen de opgaven effectiever opgepakt worden.

Het verbinden van vakgebieden is een methode om een verbeterslag te maken. Er is veel interessante kennis binnen hele andere vakgebieden: kennis uit de medische wereld kan ons helpen omgaan met de complexiteit van kabels en leidingen, de landbouw is sterk in het snel doorvoeren van innovaties, chemische installaties leren ons hoe je risicomanagement professionaliseert. We denken dat het COB als belangrijke taak heeft om deze kennis en ervaringen te presenteren en ons netwerk te prikkelen er gebruik van te maken. We zijn ervan overtuigd dat ook hier de 80/20-regel geldt: tachtig procent van de kennis is er al (in andere vakgebieden) en wij moeten ons concentreren op de twintig procent unieke kennis die de wereld van het ondergronds bouwen nodig heeft.

Een goede risico-inventarisatie vooraf en vervolgens een intensieve monitoring. Die combinatie zorgde ervoor dat de complexe verbouwing van het voormalige Sweelinck Conservatorium tot vijfsterrenhotel zonder noemenswaardige problemen verliep. Geotechnisch expert Almer van der Stoel van CRUX Engineering en Martijn Snel van projectontwikkelaar IQNN Vastgoed blikken terug op een geslaagde samenwerking. 

Wie het Conservatoriumhotel binnengaat aan de Amsterdamse Van Baerlestraat kan zich moeilijk voorstellen dat dit gebouw onlangs nog werd bevolkt door muziekstudenten. Alleen de mobile bij de entree, gemaakt van een groot aantal violen, verwijst nog naar de vorige gebruiker van het pand. De metamorfose van het gebouw is het resultaat van een ingrijpende verbouwing die ruim drie jaar duurde. 

Uitdagend
“Toen wij door constructeur Van Rossum bij het project werden betrokken, werd snel duidelijk dat het geotechnisch uitdagend zou worden”, vertelt Van der Stoel. “De plannen voorzagen onder andere in de bouw van een tweeënhalfl aags kelder op de voormalige binnenplaats. Voor de bouwkuip hiervan moesten er damwanden op ongeveer een halve meter vanaf de gevel worden geplaatst, terwijl het diepste deel van de bouwkuip moest worden ontgraven tot bijna elf meter beneden NAP. En dat allemaal bij een historisch pand uit 1898, gefundeerd op houten palen, in het hartje van de binnenstad met in de directe omgeving allerlei kwetsbare gebouwen. En dan ook nog eens een pand vol monumentale details die niet beschadigd mochten raken.”

De zorgen van CRUX betroffen vooral de eventuele afname van de draagkracht van de houten palen door het ontgraven van de bouwkuip. Van der Stoel: “Bij het weggraven van grond uit een bouwkuip buigen de damwanden uit. In dit geval leidde dat ertoe dat de grond onder het pand zou ontspannen. Daardoor zouden de palen minder weerstand ondervinden en kunnen verzakken. Wat vervolgens weer tot vervormingen van het gebouw zou kunnen leiden met ongewenste schade tot gevolg.”

Voor de bouw van de kelder op de voormalige binnenplaats zijn twee bouwkuipen gemaakt, een diepe voor het deel van de kelder waarin onder andere een zwembad zit en een ondiepe voor het deel waarin zich de parkeergarage bevindt. De damwanden voor de bouwkuipen zijn hydraulisch in de bodem gedrukt. De diepe kuip is grotendeels nat ontgraven tot 10,9 meter beneden NAP, waarna een vloer van onderwaterbeton is gestort. Nadat het diepe deel van de kelder gereed was, is de ondiepe bouwkuip droog ontgraven. In beide bouwkuipen is met twee stempellagen gewerkt. (Foto: CRUX)

Risicoanalyse

Van der Stoel vervolgt: “Om tot een goed ontwerp van de bouwkuip te komen en de invloed van de ontgraving nauwkeurig in beeld te krijgen, hebben we de bouwkuip gemodelleerd met het eindige elementenmodel Plaxis. Vervolgens hebben we een risicoanalyse gedaan en hebben we de maximaal toelaatbare horizontale en verticale verplaatsingen berekend. Ook hebben we, voorafgaand aan de bouw, een uitgebreid monitoringplan opgesteld. Hierin hebben we alle metingen opgenomen, maar ook de grens- en alarmwaarden en de te nemen maatregelen bij overschrijdingen van de grenswaarden.“

“Als directievoerder waren wij blij met de uitgebreide monitoring”, vertelt Snel. “In combinatie met de van tevoren vastgestelde grenswaarden, was het steeds zonneklaar wanneer we moesten ingrijpen. Toen we de ondiepe bouwkuip aan het ontgraven waren, verzakte het pand ernaast ineens fors. We hebben de werkzaamheden direct stilgelegd en zijn de fundering van dit pand gaan onderzoeken. Deze bleek minder goed dan we op grond van de oorspronkelijke bouwtekeningen verwachtten. Op basis van nieuwe berekeningen hebben we vervolgens besloten om de grond in stroken weg te graven, extra vijzels te plaatsen en deze voor te spannen. Dat bleek afdoende om verdere verzakkingen te voorkomen.”

Snel: “Door de metingen zagen we ook andere processen. Voor het funderingsonderzoek bij het buurpand moesten we het grondwater tijdelijk verlagen. Terwijl we dat deden zagen we het pand verder zakken. Maar we zagen ook dat het pand weer omhoog kwam toen het grondwater weer terugging naar het eerdere peil.”

“Richting de aannemer was de monitoring eveneens waardevol”, aldus Van der Stoel. “De aannemer vond het in eerste instantie niet nodig om de diepe bouwkuip in stroken te ontgraven. Om hem te overtuigen hebben we toen aan de hand van onze metingen laten zien hoe ver de damwand al uitboog bij het graven van de eerste sleuf.”

Calamiteit

“De diepe bouwkuip hebben we nat ontgraven”, vertelt Snel. ”Toen de kuip op diepte was en we het water begonnen weg te pompen, zagen we dat het bovenste stempelframe was weggezakt. Ook bij deze calamiteit bewees de monitoring zijn waarde. Het droogmalen hebben we onmiddellijk gestopt. Om te kunnen inspecteren wat er aan de hand was, moesten we het waterpeil met anderhalve meter verlagen. Voordat we dat hebben gedaan, heeft CRUX met het Plaxismodel berekend of dat kon zonder een onacceptabele uitbuiging van de damwand. Vervolgens hebben we de voorspellingskracht van het model getoetst. Daarvoor hebben we aan de hand van de monitoringsgegevens gekeken of de damwand zich tot tot dan toe had gedragen zoals verwacht. Dat bleek het geval. Na de inspectie hebben we de kuip weer gevuld met water en hebben duikers het stempelframe gerepareerd.”

Recept

Op de vraag wat het recept is voor een probleemloos project onder geotechnisch lastige omstandigheden, blijven Snel en Van der Stoel even stil. Dan zegt Snel: “Goede en deskundige partijen vinden, is niet zo ingewikkeld. Veel lastiger is het om je opdrachtgever ervan te overtuigen dat georisicomanagement cruciaal is bij dit soort projecten.” Van der Stoel beaamt dit: “Het is een luxe om voor een opdrachtgever te werken die inziet dat georisicomanagement loont. Verder is het belangrijk dat de toezichthouder verstand heeft van bouwputten en niet alleen van procesvoering of utiliteitsbouw. Daarnaast zijn onderling vertrouwen en goede communicatie essentiële randvoorwaarden.”

Assen, Drents Museum

Het Drents museum staat in het historische centrum van Assen op de plek van het voormalig klooster Maria in Campis. Toen het museum moest worden uitgebreid was duidelijk dat er binnen het oude kloostercomplex geen ruimte was. Architect Erick van Egeraat vond de oplossing in de ondergrond: hij ontwierp een nieuwe ondergrondse vleugel voor het museum net buiten het kloostercomplex.

Op 16 november 2011 heeft toenmalige Hare Majesteit Koningin Beatrix het vernieuwde Drents Museum geopend. De nieuwe ondergrondse uitbreiding heeft een oppervlak van in totaal tweeduizend vierkante meter. Daarvan komt de helft voor rekening van de nieuwe expositievleugel. Naast deze vleugel heeft het museum ook een nieuwe entree, een café en een grotere museumwinkel gekregen.

Nieuwe vleugel Drents Museum. (Foto: J. Collingridge)

Bouwkuip

Voor de bouw van de ondergrondse uitbreiding moest een grote bouwkuip worden gemaakt, bestaande uit twee rechthoekige delen die schuin achter elkaar liggen en via een relatief smalle sleuf met elkaar zijn verbonden. Door gebruik te maken van een waterdichte laag potklei op een diepte van achttien meter, was bronbemaling in de kuip niet nodig.

Vanwege het risico op schade aan de nabij gelegen monumentale bebouwing zijn voor de realisatie van de wanden van de bouwkuip drie verschillende technieken gebruikt. Voor het deel van de kuip dat het verst van de monumentale gebouwen af ligt zijn damwandplanken ingetrild, nadat de grond was losgeboord. Dichterbij, waar de kuip tussen de gebouwen ligt, zijn soilmix-wanden gemaakt. Bij deze trillingsvrije techniek is de lokale ondergrond met een frees tot in de laag potklei losgewoeld en vermengd met een cementmix, waardoor een stevige grond- en grondwaterkerende constructie is ontstaan.

De derde techniek, jetgrouten, is gebruikt voor het gedeelte van de bouwkuip dat onder het bestaande monumentale hoofdgebouw ligt. Ook dit is een trillingsvrije techniek. Via gaten in de vloer is met injectielansen een groutspecie onder hoge druk in de grond onder het gebouw geïnjecteerd. De groutkolommen die op deze manier zijn gevormd, hebben een diameter van circa 1,5 meter en een lengte van 13 meter. Om de stabiliteit van de verschillende delen van de bouwkuip te garanderen, zijn tijdelijk stempels geplaatst.

Koetshuis

Op de plek waar de bouwkuip moest komen stond een monumentaal koetshuis. Om de kuip te kunnen maken, is dit koetshuis opgevijzeld, voorzien van een stalen draagframe en vervolgens over een afstand van circa 25 meter verplaatst en daar tijdelijk ‘geparkeerd’. Nadat de ondergrondse bouw gereed was, is het koetshuis weer naar zijn oorspronkelijk plek geschoven. Daar is het een meter opgetild en op een glazen plint is geplaatst.

Het koetshuis – dat tussen het hoofdgebouw van het museum en de nieuwe vleugel in staat – is de entree voor het vernieuwde museum. Via een fraai vormgegeven trap dalen de bezoekers hier af naar de ondergrondse centrale hal, die volledig onder het maaiveld ligt. De glazen plint zorgt ervoor dat in deze hal daglicht naar binnenvalt. Vanuit de hal kunnen bezoekers twee kanten op, naar de nieuwe ondergrondse vleugel of naar de trap en lift die toegang bieden tot de exposities in het hoofdgebouw. De gehele ondergrondse ruimte is in wit uitgevoerd en valt op door vloeiende vormen en statige kolommen.

Het dak van de nieuwe ondergrondse expositievleugel steekt iets boven het maaiveld uit. Het is opgebouwd uit vier verspringende dakvlakken die ruimte bieden aan verticale lichtstroken. Via deze lichtstroken valt er indirect daglicht in de expositieruimte. Voor de dakconstructie zijn stalen liggers gebruikt. Op het dak is een openbare tuin aangelegd.

Aanleg daktuin (Foto: Drents Museum)

Gedurende een bouwproject kunnen er zaken aan het licht komen die van invloed zijn op de geotechnische risico’s – zeker als het gaat om ondergronds bouwen. Het is echter kostbaar om de geotechnisch adviseur continu bij het proces te betrekken. Gevolg is dat risico’s soms te laat worden gesignaleerd, met geotechnisch falen als resultaat. Hoe komen we hieruit?

Als directeur van Fugro GeoServices representeerde Maarten Smits tot voor kort de geotechnisch adviseur bij ondergrondse bouwprojecten. Jack Amesz, directeur van Ingenieursbureau Den Haag, staat vaak aan de andere zijde, als opdrachtgever. De heren zijn de aangewezen personen om te vragen naar de samenwerking tussen deze twee partijen. Hoe ervaren zij de betrokkenheid van de geotechnisch adviseur? Gaat dat goed of kan het beter? Wat zijn volgens hen de belangrijkste struikelblokken?

Gewoontes en genen

“Om samen een mooi project neer te zetten, moet je een gedeelde visie hebben”, stelt Amesz. “Maar opdrachtgevers en adviseurs hebben wel verschillende belangen. Die zul je moeten kennen én begrijpen, wil je goed kunnen samenwerken. We nemen daar meestal de tijd niet voor, we willen gelijk aan de slag. En dan blijven mensen toch vaak gericht op de eigen deskundigheid, want het is moeilijk om je open te stellen voor andere belangen.”

Volgens Smits zit dit voor een deel ook in de genen van de geotechnisch adviseur. “Die stel je een vraag en daarop krijg je antwoord, punt. Je krijgt dus geen antwoord op wat er niet is gevraagd en wat daar de risico’s van zijn. In veel gevallen is dat prima, maar van een specialist mag je een meer actieve rol verwachten, zeker als het gaat om binnenstedelijke situaties met hoge risico’s. Meedenken wordt ze echter lastig gemaakt: geotechnici moeten een voorlopig advies maken zonder de complete context te kennen en ze krijgen naderhand, als het project in uitvoering is, nauwelijks feedback.”

“Het klopt dat de specialist een beetje apart van het team staat”, beaamt Amesz. “Deskundigheid creëert een zekere afstand, je stapt er niet zo snel naartoe. Andersom geldt dit ook: het is voor de specialist soms een grote stap om aan de bel te trekken. Toch is dat wel de bedoeling. Niet dat de adviseur een waarschuwer langs de zijlijn moet zijn, maar juist een aandrager van oplossingen.”

In het echt

Smits: “De geotechnisch adviseur moet voeling houden met het project en zich bewust zijn van de praktische kant van zijn adviezen: een stel computeruitkomsten op papier leiden in de praktijk wel tot een levensgrote constructie. Het is belangrijk dat de specialist die verantwoordelijkheid voelt. Ik vind dan ook dat wij als Fugro veel vaker naar buiten moeten. Ga de bouwplaats op en kijk hoe je advies in de praktijk wordt gebracht.”

Ook Amesz is van mening dat de adviseur meer aandacht moet hebben voor de realiteit. Hij geeft een voorbeeld: “In het ontwerp van een bouwkuip was een fase opgenomen waarin de bouwkuip ongestempeld zou zijn. Rekenkundig gezien klopte het, maar het ging om een binnenstedelijke omgeving en dan moet je dat niet willen. Vervormingen moeten minimaal zijn, vanwege de kwetsbaarheid van de naastgelegen panden. De geotechnisch specialist dacht vanuit het belang van de bouw; hoe houden we de kosten beperkt en bevorderen we de bouwlogistiek? Dat belang had voor hem prioriteit, terwijl in deze situatie het belang van de omgeving naar mijn idee prioriteit moet hebben. Bij gemeentelijke projecten geldt dat dubbel, want daarbij hebben mensen hoge verwachtingen ten aanzien van de betrouwbaarheid. Dat moet een specialist zich realiseren.”

Oplossingen

Smits en Amesz zien dus genoeg knelpunten, maar weten ze ook oplossingen? Ja, zo blijkt. “Allereerst moeten beide partijen onderkennen dat elkaars belangen relevant zijn. Daar kun je als manager expliciet aandacht aan besteden. Ook helpt het als je gevarieerde teams samenstelt; mannen, vrouwen, jong, oud. En je kunt gerichte trainingen organiseren. Zo kom je stap voor stap verder”, meent Amesz.

Smits geeft aan dat er ook winst te behalen valt bij de manier van rapporteren. “De specialist communiceert hoofdzakelijk via rapporten, dus die moeten heel helder geschreven zijn. En vanuit het perspectief van het project; wat moeten de opdrachtgever en uitvoerders weten, hoe moeten ze de informatie interpreteren? Zet er ook bij wat er wel en niet is uitgezocht, dat schept duidelijkheid.”

Amesz: “Beeld is ook belangrijk, mensen zijn visueel ingesteld. Daar spelen we al op in bij de communicatie naar de omgeving, maar ook binnen het project is beeld een goed hulpmiddel. Denk aan ontwerpen in 3D, digitale visualisaties, animaties van het bouwproces: hiermee maak je snel duidelijk hoe dingen in elkaar steken en begrijpt iedereen waar het over gaat. Bovendien spreekt het gewoon meer aan dan teksten en rapporten, wat het werkproces ook positief beïnvloedt.”

Onderzoek naar kosten toont vooral complexe wereld

Gebiedsontwikkeling kan slimmer. Voorzieningen als mantelbuizen en kabels-en-leidingentunnels kunnen voorkomen dat de straat geregeld open moet, maar toch worden ze niet en masse aangelegd. Een belangrijke oorzaak lijkt een gebrek aan inzicht en balans tussen betalen en genieten: degene die moet investeren, krijgt er te weinig voor terug. Een COB/SKB-consortium probeerde de kosten en dekking van kosten inzichtelijk te krijgen.

Eind april 2013 werd de ontwerp-Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere- Markermeer aangeboden aan de Tweede Kamer. Hierin staat: ‘Het Rijk kiest in deze structuurvisie voor een organische ontwikkeling met een gefaseerde aanpak. Dit betekent dat er geen vaststaand eindbeeld of vaste einddatum voor de ontwikkeling wordt vastgelegd, maar dat op adaptieve wijze, stap na stap, naar het toekomstperspectief wordt toegewerkt. De marktvraag naar woningen en bedrijfslocaties is sturend.’ De vraag hoe zal worden omgegaan met de ondergrond, bijvoorbeeld voor het aanleggen van kabels en leidingen, komt niet ter sprake. Terwijl nutsvoorzieningen toch cruciaal zijn om te kunnen wonen, werken en recreëren.

“Dit voorbeeld staat niet op zichzelf. Bij het (her)inrichten van een gebied is het vaker de vraag of er een optimaal resultaat wordt behaald; misschien is er voor alle betrokken partijen meer winst te behalen als we slimmer zouden omgaan met de kosten. Niet alleen wat betreft financiële opbrengst, maar ook aan winst in comfort”, aldus Richard van Ravesteijn, coördinator Kabels en leidingen bij het COB. In 2010 is daarom een consortium van COB-partijen met deze probleemstelling aan de slag gegaan. Het doel was om inzicht te verschaffen in de kosten die gemoeid zijn met investeringen in energie- en nutsinfrastructuur in relatie met gebieds- en gebouwontwikkeling, inclusief een voldoende inzicht in de dekking van de kosten. Van Ravesteijn: “Dit inzicht is noodzakelijk om maatschappelijke optimalisatie bij gebiedsontwikkeling mogelijk te maken.”

Onbekend maakt onbemind

Uit het onderzoek blijkt dat er grofweg drie partijen betrokken zijn bij gebiedsontwikkeling: de gebiedsontwikkelaar (vaak de gemeente), de netbeheerder en de vastgoedontwikkelaar. In praktijk hebben deze partijen echter verschillende belangen en eigen verdien- en exploitatiemodellen, wat het lastig maakt om gezamenlijke oplossingen en investeringen te realiseren.

Grondexploitatie (GREX), bouwexploitatie (BEX) en vastgoedexploitatie (VEX) komen samen bij gebiedsontikkeling. (Beeld: rapportage ‘Verdienstelijke netwerken’)

Voor het verwezenlijken van initiatieven als bundeling van kabels en leidingen moet de gemeente nu vaak het voortouw nemen, zowel in organisatie als financiering. De complexe situatie heeft ook tot gevolg dat het moeilijk is om inzicht te krijgen in de kosten en dekking van kosten. Om deze reden is er in het onderzoek uiteindelijk alleen naar de kwalitatieve kant van het vraagstuk gekeken.

Er zijn vijf projecten onderzocht waarbij de exploitatie van ondergrondse infrastructuur voor uitdagingen zorgde. “De centrale vraag lijkt te zijn: is bundeling goedkoper of duurder in dichtbebouwd gebied?”, vertelt Van Ravesteijn. “De nabijheid van consumenten kan een voordeel zijn voor conventionele aanleg van kabels en leidingen; mogelijk dat netbeheerders daarom terughoudend zijn met het investeren in hoogwaardige oplossingen. Het is de vraag of netbeheerders zich bewust zijn van de kosten van graven in de grond, eventuele graafschade en de extra kosten die daarmee gepaard gaan.”

Gemeenten en ingenieurs beoordelen bundeling in dichtbebouwde gebieden juist als gunstiger dan conventionele aanleg. Dit met name vanwege de grote hoeveelheid kabels en leidingen en de ordening die met bundeling in de ondergrond tot stand wordt gebracht. Een betere documentatie van gebiedsspecifieke informatie door de netbeheerder kan leiden tot een verhoogd bewustzijn van de kosten, waardoor het draagvlak voor hoogwaardige oplossingen voor kabels en leidingen (zoals bundeling) zal toenemen.

Oplossingen

Bij de onderzochte praktijkprojecten werd op verschillende manieren gezocht naar samenwerking. Zo is voor het project Nieuw Den Haag een convenant opgesteld, voor de Boulevard Scheveningen een intentieverklaring tot graafrust en voor de ILT Mahlerlaan een gebruikersovereenkomst. De manier waarop afspraken worden gemaakt, hangt samen met de verschillen tussen gemeenten ten aanzien van het beleid voor kabels en leidingen (verordening, precarioregeling en nadeelcompensatie). “Door het maken van afspraken komen de verschillende maatschappelijke belangen van gemeenten en netbeheerders samen (bijvoorbeeld: overlast omgeving en leveringszekerheid). Dit draagt bij aan een betere balans tussen betalen en genieten”, aldus Van Ravesteijn.

Lees meer over de integrale leidingtunnel voor Den Haag Nieuw Centraal in de Verdieping van december 2012. (Foto: IbDH)

Aanzet

De uitkomsten van het onderzoek worden in juni 2013 gepresenteerd in het rapport Verdienstelijke netwerken. Van Ravesteijn licht toe: “De rapportage richt zich met name op de beleidsmakers en economen vanuit overheid, netbeheerders en vastgoedontwikkelaars. Zij krijgen hiermee beter zicht op de omgeving waarin kabel- en leidingvraagstukken zich afspelen. Daarnaast hopen we dat het rapport zal aanzetten tot nadenken en discussie, zodat het mogelijk wordt alsnog een kwantitatief onderzoek uit te voeren. Daarmee kunnen we echt stappen zetten richting maatschappelijke optimaliteit bij de aanleg van kabels en leidingen bij gebiedsontwikkeling.”

‘Verbind boven- en ondergrond ook binnen organisaties’

De afstudeerscriptie Zichtbaar & onzichtbaar. De ruimte als één geheel, hoe boven- en ondergrond een eenheid vormen van Thijs Niemeijer is een oproep om ondergrond en bovengrond niet alleen ruimtelijk te verbinden, maar ook binnen organisaties. Zijn onderzoek maakt duidelijk dat een 3D-benadering van de ruimte pas mogelijk en effectief is als de 3D-aanpak ook geldt voor de samenwerking tussen verschillende disciplines.

 Thijs kwam tot zijn onderzoek op verzoek van de provincie Overijssel. Hij deed er een open sollicitatie voor een afstudeerproject. “De provincie Overijssel wilde graag een praktisch onderzoek naar de nieuwe manier van werken die was ingezet op basis van een 3D-benadering van de ruimte en die bedoeld is om het denken vanuit maatschappelijke opgaven te versterken”, zegt Thijs. Met zijn project bracht hij binnen de provincie een discussie teweeg over de concrete invulling van die 3D-benadering.

Dat hij met dit onderzoek de Schreudersstudieprijs in de categorie Conceptueel zou winnen, kwam als een grote verrassing. “Ik was gevraagd om mijn project in te zenden voor de Schreudersstudieprijs. Maar tussen de vier andere genomineerden, allemaal van de TU Delft en dan ook nog met een genomineerde voor Conceptueel die speciaal uit Italië was teruggekomen voor de uitreiking, had ik totaal niet verwacht dat ik zou winnen.”

Brede blik

Het onderzoek is een pleidooi voor een breed ingestoken projectmatige aanpak bij grotere ruimtelijke opgaven. Thijs: “Je ziet vaak dat de aanpak van ruimtelijke vraagstukken wordt ingestoken vanuit een oplossing.” Hij noemt als voorbeeld een industrieterrein waar toepassing van geothermie veelbelovend is: “De beschikbaarheid van die oplossing versmalt het blikveld en voorkomt dat verder wordt gekeken naar andere mogelijkheden en er een goede afweging wordt gemaakt tussen al die mogelijkheden. Het is dus zaak dat je vooraf breder kijkt. Je ziet in de praktijk dat als gevolg van die benadering vanuit de oplossing, een heel klein groepje iets heel groots uitwerkt. Dat is misschien wel makkelijk, maar daarmee mis je de inzichten van andere belanghebbenden.”

De beschikbaarheid van een oplossing versmalt het blikveld en voorkomt dat verder wordt gekeken naar andere mogelijkheden.

De invulling van de bredere aanpak moet volgens Thijs Niemeijer in projectteams plaatsvinden. “Je ziet wel dat collega’s uit verschillende sectoren bij elkaar gaan zitten, maar daarmee heb je nog geen echte samenwerking. Start vanaf het begin met een team waarin de verschillende disciplines vertegenwoordigd zijn en waarbij die mensen primair tot dat team behoren en níet primair optreden als vertegenwoordiger van de verschillende sectoren. Ook die aanpak leidt tot discussie en vergt begeleiding, maar legt wel de focus op de samenhang van verschillende disciplines binnen zo’n project.”

Actueel en relevant

“Mijn onderzoek is een van de stappen naar een integraal proces met een projectmatige aanpak, waarbij de ruimte als één geheel wordt gezien en boven- en ondergrond een eenheid vormen. Dat proces was voor mijn afstudeerproject al ingezet bij de provincie Overijssel en loopt ook nu nog gewoon door. Mijn afstuderen dateert al van september 2016, maar is nog net zo relevant als twee jaar geleden. Ter voorbereiding op de pitch tijdens het COB-congres heb ik de scriptie natuurlijk nog een keer grondig teruggelezen. Dan kijk je toch weer fris naar je eigen onderzoek. Met de energietransitie en het aardgasvrij maken van Nederland is het onderwerp nu misschien nog wel actueler dan ten tijde van mijn afstuderen.”

Met zijn pitch op het COB-congres op 22 juni 2018 won Thijs ook de allereerste publieksprijs. De prijzen werden uitgereikt door Frits van Tol, emeritus hoogleraar geo-engineering. (Foto: Vincent Basler)

(Foto: Vincent Basler)

Effectieve samenwerking vereist wederzijds vertrouwen. Dat staat voor Ed Bouwkamp en Boudewijn Bartholomeeusen als een paal boven water. Ze zijn beiden intensief betrokken bij de herinrichting van de Neherkade in Den Haag. Bouwkamp als contractmanager namens de gemeente Den Haag en Bartholomeeusen als projectleider bij aannemerscombinatie Besix-Dura Vermeer. Een gesprek over open keukens, het benutten van elkaars expertise, haantjesgedrag en regeneratiebeton.

“De herinrichting Neherkade is het eerste grote project dat de gemeente Den Haag als design & construct heeft aanbesteed”, vertelt Ed Bouwkamp. “Een belangrijke randvoorwaarde voor dit project was dat de onderdoorgang onder de trambaan gebouwd moest worden gedurende een buitendienststelling van maximaal zeven weken, van half juli tot 1 september 2014. Eén van de redenen dat aannemerscombinatie Besix-Dura Vermeer de aanbesteding won, was hun innovatieve plan om de tunnel niet volledig ter plaatse te bouwen. Ze stelden voor om de tunnelmoot waarover de tram zou gaan rijden vooraf te bouwen en deze vervolgens naar zijn definitieve plek te rijden. Met deze aanpak was het risico dat de onderdoorgang niet binnen de beoogde zeven weken klaar zou zijn aanzienlijk kleiner. Bijkomend voordeel was dat de stremming van het autoverkeer niet zeven weken, maar slechts vier dagen zou duren.”

Eind 2013, een dag nadat bekend was geworden dat Besix-Dura Vermeer de aanbesteding had gewonnen, kreeg Bouwkamp te horen dat de gemeente hem als contractmanager wilde inhuren. Aangezien hij de aanbesteding niet had meegemaakt en het ingenieursbureau van de gemeente het project had voorbereid, begon hij redelijk blanco aan zijn klus.

“Al gauw ging ons gesprek over risico’s, en constateerden we dat we geen seconde hadden te verliezen.”

Boudewijn Bartholomeeusen van de aannemerscombinatie was op dat moment al goed thuis in de materie: “Ik was intensief betrokken bij de aanbesteding en had me ruim twee maanden in het project verdiept, onder andere om er zeker van te zijn dat het voorbouwen van de tunnelmoot een haalbare optie was. Tijdens onze eerste ontmoetingen kon ik Bouwkamp daardoor goed uitleggen hoe we het wilden gaan doen, terwijl hij hier met een frisse blik naar kon kijken. Al gauw ging ons gesprek over risico’s, en constateerden we dat we geen seconde hadden te verliezen. De planning was enorm strak en we waren beiden ervan overtuigd dat het project alleen kon slagen als we goed zouden samenwerken, snel op elkaar zouden reageren en voortdurend zouden proberen om tijdwinst te boeken, zodat we bij onverwachte tegenslagen wat speelruimte zouden hebben.”

Afspraken

Bouwkamp: “We merkten allebei vrij snel dat we elkaar konden vertrouwen en hebben toen gelijk afspraken gemaakt. Bijvoorbeeld dat we allebei ‘best for the project’ als uitgangspunt zouden nemen en dat we eventuele wrevel of twijfels altijd direct zouden uitspreken. Verder hebben we afgesproken hoe we zouden omgaan met onverwachte gebeurtenissen, meerwerk en meerkosten. Ook hebben we elkaar beloofd om problemen in een vroeg stadium met elkaar te delen.”

“De volgende stap voor mij was het opzetten van een team. Daarvoor heb ik alle afdelingen van de gemeente bezocht die bij het project betrokken waren. Tijdens deze bezoeken heb ik verteld hoe ik het wilde gaan aanpakken. Vervolgens heb ik de medewerkers die enthousiast reageerden uitgenodigd in mijn team te komen. Mijn eerste indruk was dat de meeste afdelingen positief waren over de nieuwe contractvorm, waarbij niet de opdrachtgever maar de opdrachtnemer verantwoordelijk is voor het ontwerp. Toch waren ze in eerste instantie ervan overtuigd dat de onderdelen die hun expertise raakten beter door mensen van de gemeente gedaan konden worden.”

Open keuken

“Vanzelfsprekend proefden wij die terughoudendheid ook”, stelt Bartholomeeusen. “Daarom hebben we vanaf het begin alles in het werk gesteld om vertrouwen te kweken en mogelijke ongerustheid bij de opdrachtgever weg te nemen. Laat me dat uitleggen aan de hand van een analogie. Stel dat je elkaar nauwelijks kent en samen verantwoordelijk bent voor een vijfgangendiner. Als jij je dan als kok terugtrekt in je keuken met de deuren dicht, zal de ander niet zomaar vertrouwen dat alles goed komt. Voor het vergroten van het vertrouwen kun je veel beter gaan koken in een open keuken. De ander kan dan meekijken, vragen stellen en eventuele zorgen uitspreken.”

“Als jij je dan als kok terugtrekt in je keuken met de deuren dicht, zal de ander niet zomaar vertrouwen dat alles goed komt.”

“Wij ontwerpen in een open keuken en benutten graag de kennis en ervaring van onze opdrachtgever. Voor mij is dat heel logisch. We zijn te gast in een gemeentelijke omgeving en kunnen – hoewel we veel technische kennis en ervaring in huis hebben – nooit tippen aan de gemeentelijke experts als het gaat om specifieke lokale kennis. Daarom betrekken we onze opdrachtgever bij ons ontwerpproces. Op die manier kan hij zien hoe wij werken. En doordat hij tijdens het proces meekijkt en weet welke ontwerpbeslissingen wij hebben genomen, zal hij deelontwerpen ook sneller kunnen beoordelen.”

“Ontwerpen in een open keuken betekent ook dat je onderdelen van je ontwerp waarover de opdrachtgever zich zorgen maakt, soms verder moet uitwerken dan je zelf nodig acht. Verder moet je openstaan voor suggesties en ideeën van de ander en zeker niet reageren met opmerkingen als ‘waar bemoei je je mee, dit weet ik toch veel beter’. Zulk haantjesgedrag bevordert de sfeer niet en schaadt de voortgang van het project. In de praktijk gaat het bij ontwerpen in een open keuken echt om een open werkcultuur. Als je een kostenopstelling indient en de opdrachtgever vraagt of je de kosten kunt verantwoorden, moet je als aannemer dus niet zeggen ‘hoezo?’, maar hem meenemen achter je pc en laten zien hoe het zit. Op die manier ontstaat vertrouwen en kun je problemen veel sneller oplossen. Natuurlijk blijven er discussiepunten, maar als je discussies voert op basis van redelijke argumenten en allebei streeft naar oplossingen, dan vind je die ook. Zeker als je samen afspreekt op welke datum je eruit wilt zijn.”

Spannend

“Samenwerking die is gebaseerd op vertrouwen maakt de uitvoering van een project aanmerkelijk eenvoudiger”, stelt Bouwkamp. “Als je iets afspreekt, weet je dat het goed komt. Zeker bij problemen die onder grote tijdsdruk staan is dat erg prettig. Een goed voorbeeld zijn de oude funderingspalen en damwandplanken die de aannemerscombinatie onverwacht tegenkwam bij het ontgraven van de sleuf voor de tunnelmoot. Dat was begin augustus, midden in de bouwvak, en die objecten moesten eruit om de tunnelmoot twee weken later naar zijn plek te kunnen rijden. Ik heb toen tegen Bartholomeeusen gezegd dat hij alles op alles moest zetten om de planning te halen en we het later wel over de meerkosten zouden hebben. Zo’n afspraak maak je als opdrachtgever alleen als je weet dat de opdrachtnemer integer handelt.”

“Zo’n afspraak maak je als opdrachtgever alleen als je weet dat de opdrachtnemer integer handelt.”

Bartholomeeusen vult aan: “Gelukkig kon een van onze onderaannemers snel aan de slag en de palen en damwandplanken verwijderen. Desondanks was het spannend of we de planning nog zouden halen. Nadat onze planner alles nog eens goed had doorgerekend en de planning op een aantal punten had aangepast, leek het erop dat het zou gaan lukken. De gewijzigde planning hebben we gezamenlijk besproken en vervolgens zijn we hard aan de slag gegaan. Maandagochtend 18 augustus moest het inrijden beginnen. Uiteindelijk waren we de avond ervoor klaar en konden we de nachtploeg naar huis sturen, die we voor de zekerheid al hadden opgetrommeld. Een kleine twee weken later reden de trams weer over de kruising.”

Regeneratiebeton

“Vertrouwen in elkaar biedt ook ruimte voor vernieuwingen”, aldus Bouwkamp. “In het aanbestedingscontract is een van de eisen om zo veel mogelijk uit te gaan van hergebruik van materialen. Voor het beton van de tunnel was echter niets aangegeven. Besix-Dura Vermeer kwam met het voorstel om een regeneratiebeton met een specifiek betonmengsel te gebruiken, dat waterdichter zou zijn. Hoewel dit beton pas een keer eerder in Nederland was toegepast, hebben we het voorstel niet afgewezen. In plaats daarvan hebben we hen gevraagd toe te lichten wat de voor- en nadelen waren. Nadat we die open hadden besproken, hadden we het idee dat het alternatieve beton goed zou uitpakken. Om de risico’s te minimaliseren, hebben we eerst nog samen eisen geformuleerd waaraan het beton minimaal zou moeten voldoen. Vervolgens is de tunnelmoot met dit beton gebouwd.”

Planningsmethodiek

Inmiddels is duidelijk dat het project binnen budget en op tijd zal worden afgerond. Volgens Bartholomeeusen is dat niet alleen het gevolg van het wederzijdse vertrouwen tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Ook de toegepaste planningsmethodiek, het zogeheten lean plannen heeft hieraan bijgedragen.

“Bij lean plannen maak je elke keer samen met alle betrokkenen – denk aan ontwerpers, de mensen bij de opdrachtgever die de deelontwerpen beoordelen, werkvoorbereiders, uitvoerders en onderaannemers – voor iedere fase van het project een planning. Elke deelnemer krijgt een serie ‘post-its’ met een eigen kleur, die hij op een grote planwand plakt. Als iedereen dat heeft gedaan, heb je niet alleen een goed overzicht van alle activiteiten, maar zie je ook waar knelpunten zitten en welke activiteiten maatgevend zijn voor het halen van de einddatum. Door die knelpunten en activiteiten samen te bespreken, kun je de planning optimaliseren. Als je als ontwerper bijvoorbeeld ziet dat de opdrachtgever vier weken nodig heeft om je deelontwerp te beoordelen, kun je aan hem vragen wat je extra aan het document moet toevoegen om de beoordeling sneller te laten verlopen. Als je dit proces regelmatig herhaalt, kun je met slimme oplossingen de oplevering fors versnellen.”

Parkeergarage Houtwal

Om in de binnenstad voldoende parkeergelegenheid te creëren zonder dat dit ten koste gaat van de leefbaarheid van het centrum, heeft de gemeente Harderwijk een nieuwe parkeergarage laten bouwen aan de Houtwal.

De garage is rond, heeft een diameter van 60 meter en biedt plaats aan 450 voertuigen. In het midden heeft hij een groot glazen dak, dat ervoor zorgt dat tot onderin – ruim 21 meter beneden het maaiveld – daglicht valt. De parkeerlagen hebben de vorm van een spiraal en liggen rond de lichtschacht die een doorsnede heeft van 12 meter. Op weg naar beneden komen bezoekers nergens een pilaar tegen. Voor het verlaten van de garage is een aparte rijbaan gemaakt rond de lichtschacht, die automobilisten zonder obstakels naar de uitgang voert.

Automobilisten rijden als in een kurkentrekker naar beneden. (Beeld: Gemeente Harderwijk)

Diepwanden

De garage is aanbesteed als design-and-constructcontract, en ontworpen en gebouwd door bouwcombinatie Houtwal. Voor de bouw zijn diepwanden gemaakt tot een diepte van 24,5 meter, waarbij elk paneel ongeveer 8 meter breed is en 1,2 meter dik. Een rubberen slab tussen de diepwanden zorgt voor een goede waterdichte afsluiting.

Nadat de ring van diepwanden gereed was, is het grootste deel van de grond hydraulisch ontgraven om overlast voor de omgeving door vrachtwagens te voorkomen. Het natte zand is opgezogen en via een persleiding naar een depot verpompt. De leidingen hiervoor zijn tijdelijk in het gemeentelijke riool aangebracht.

Tijdens graafwerkzaamheden zijn resten van een oude stadspoort ontdekt. Deze zijn gerestaureerd en staan tentoongesteld op de onderste verdieping van de parkeergarage.

Onderwaterbeton

De onderste vloer van de garage bestaat uit onderwaterbeton. Om opdrijven van deze vloer te voorkomen zijn ruim 400 GEWI-ankers aangebracht met een lengte van 34 meter. De paalpunten van deze ankers zitten 53 meter onder het maaiveld.

Voorafgaand aan het storten van het onderwaterbeton is een wapeningslaag van een meter dik aangebracht, die ervoor zorgt dat de vloer niet opbolt. Na uitharding van het onderwaterbeton bleek de aansluiting tussen de vloer en wanden nog niet volledig waterdicht. Daarom hebben duikers gaten door het beton geboord en met injectielansen een expanderende tweecomponentenhars geïnjecteerd tussen de vloer en de wanden. Toen de lekkage was verholpen, heeft de bouwcombinatie het water uit de bouwput gepompt en is begonnen met de afbouw.

Eerst is bovenop het onderwaterbeton een constructieve vloer gemaakt van 75 centimeter dik. Vervolgens zijn de middenkoker en de trappenhuizen gebouwd. Vanuit de trappenhuizen zijn de kolommen gesteld waarop de prefab betonnen parkeerdekken steunen. Het betreft acht betonnen kolommen voor de middenring en zestien voor de buitenring. Het niet-glazen deel van het dak bestaat uit ruim vijftig betonnen dakliggers met een gewicht van elk zestien ton. Het dak is voorzien van gras en het glas is beloopbaar om het gebied een parkachtige uitstraling te geven.

Sprinkler-installatie

De parkeergarage is voorzien van energiezuinige, dimbare led-verlichting. In totaal gaat het om 650 led-armaturen die vier standen hebben: 30, 25, 20 en 15 Watt. Verder is de garage uitgerust met een sprinklerinstallatie. Bij brand gaan de sprinklers nabij het vuur direct sproeien, zodat een brand geen kans heeft zich verder te ontwikkelen. Daardoor blijft de temperatuur bij een brand laag en blijft de bouwkundige constructie gespaard. Een ventilatiesysteem zorgt voor de afvoer van rook.

Multifunctionele waterkeringen: werken aan een doorbraak

Nederland staat met het oog op de klimaatverandering opnieuw voor een omvangrijk waterbeschermingsprogramma. Bij uitstek een vraagstuk waar je Nederlandse ingenieurs voor moet hebben. Zeker als daarbij sprake is van multifunctionele waterkeringen, waarbij ondergrondse toepassingen kunnen bijdragen aan een totaaloplossing.

Klaas Strijbis (oud-directeur Movares) en Hans Pluckel (Hoogheemraadschap van Rijnland) zien mogelijkheden voor zogeheten win-winprojecten, maar er zijn nog wel wat hindernissen te slechten. Multifunctionele oplossingen vragen immers om een integrale benadering. Bestuurlijke versnippering en een gebrek aan gemeenschappelijke ambitie worden vaak als oorzaak genoemd voor het niet benutten van kansen met een hoog maatschappelijk rendement. Het werken vanuit een gezamenlijke visie, gebaseerd op het maximaal creëren van economische waarde, kan daar volgens Strijbis en Pluckel een einde aan maken.

De discussie speelt al langer. Klaas Strijbis: “Ik heb een aantal jaren geleden de kat de bel aangebonden, omdat ik het niet-gebruikmaken van de ondergrond bij de kustverdediging bij Noordwijk aan Zee (zie kader) als een gemiste kans zag. Natuurlijk worden waterkeringen heel zorgvuldig en weloverwogen aangelegd, maar de vraag blijft of je het vanuit een breder perspectief met veel meer maatschappelijk rendement had kunnen doen. In Noordwijk aan Zee had het idee van een parkeergarage in de dijk-in-duin-oplossing een economische en ruimtelijke kwaliteitsimpuls aan deze gewilde badplaats kunnen geven, doordat je duizenden auto’s van straat had kunnen halen en daarmee ruimte had gecreëerd voor hoogwaardige herontwikkeling van huidige laagwaardige parkeervoorzieningen. In Katwijk zien we gelukkig nu een mooie evolutie naar een combinatie van ondergrondse en bovengrondse toepassingen.”

Dijk-in-duin Katwijk
In Katwijk wordt een ondergrondse parkeergarage onder de toekomstige boulevard gerealiseerd, direct binnendijks van een straks versterkte kustwering. Er lag een verdergaand voorstel, de zogeheten Multikering, waarbij een parkeergarage en aanvullende functies, zoals een bibliotheek in de dijk, waren geïntegreerd. Het idee werd in 2011 beloond met een nominatie voor de Schreudersprijs. De stuurgroep Kustwerk Katwijk heeft in 2012 gezegd dat dit plan geen extra voordelen opleverde. De ultieme integrale oplossing bleek dus niet haalbaar. Desalniettemin was er sprake van een baanbrekende multifunctionele aanpak. Hans Pluckel: “De dijk-in-duin-oplossing voor Katwijk had als voordeel dat het geheel zo laag mogelijk kon blijven en de afstand van het dorp tot de zee korter zou zijn. De meerkosten voor deze oplossing hebben we met bijdragen van de gemeente, de provincie Zuid-Holland en Rijnland opgelost. Maar als hoogheemraadschap zijn we conform de waterschapswet primair verantwoordelijk voor de waterveiligheid en dus niet voor parkeren. We hebben wel gezegd dat als de gemeente Katwijk geld beschikbaar zou stellen en het project binnen de gestelde tijd kon worden afgerond, we het alternatief wilden onderzoeken. Dat is ook gebeurd. Daarbij was sprake van een integrale afweging, waarin kustveiligheid, -ecologie en -economie een rol hebben gespeeld.”

In december 2013 is in Katwijk gestart met het aanleggen van de ‘dijk-in-duin’: een dijk van zand bekleed met stenen, met daaroverheen nieuwe, bredere duinen. De extra duinen verminderen de golfslag op de dijk. Daarnaast maakt deze constructie het mogelijk om een ondergrondse parkeergarage aan te leggen langs de boulevard. (Beeld: OKRA landschapsarchitecten)

“Bij de waterschappen is heden ten dage veel meer zicht op andere vragen vanuit de samenleving dan alleen de waterveiligheid”, vervolgt Pluckel. “Het is niet meer de ivoren toren van weleer. We zijn nog in transitie, maar je ziet al wel veranderingen. Van de dertig hoofdingelanden bij Rijnland worden er eenentwintig rechtstreeks gekozen. Dat leidt tot bestuurders met andere achtergronden, zodat meer belangen en inzichten worden meegewogen. We werken nu van buiten naar binnen op basis van gedeelde belangen. Je ziet bij het Hoogheemraadschap van Rijnland dezelfde omslag in denken als bij de Tweede Deltacommissie. Zoals bij het programma Ruimte voor de Rivier steeds tot een algehele belangenafweging is gekomen, zo werkt dat nu ook bij de kustversterking.”

Multikering
Het verdergaande voorstel voor de Multikering Katwijk, dat voortkwam uit het Kennisprogramma Multidijk van CURNET, is in 2011 getoetst door het programmabureau van het Hoogwaterbeschermingsprogramma op de technische haalbaarheid en de kosten. “Hieruit is geconcludeerd dat het principe van de Multikering kan, maar dat er naar verwachting geen reële ruimtelijke voordelen zijn ten opzichte van het voorkeursalternatief”, aldus een persbericht van de gemeente Katwijk. “Het idee van Multikering moet op een aantal fronten aangepast worden om aan de veiligheidsnorm te kunnen voldoen. Daarbij vervallen de voordelen van dit mooie idee grotendeels. Met de noodzakelijke aanpassingen vervallen naar verwachting ook grotendeels de financiële voordelen, waardoor de Multikering op eenzelfde prijsniveau uitkomt als het voorkeursalternatief.” Hans Pluckel over die afweging: “Je kunt zeggen dat we technisch behoudend zijn geweest, maar wel alle doelen hebben gediend. Als het nog slimmer kan: prima. Maar maak dan een voorbeeldproject. Zorg dat er ruimte komt om te experimenteren. Zorg voor proeven. Zorg dat je je huiswerk hebt gedaan.”

Het ontwerp voor Multikering Katwijk werd in 2011 genomineerd voor de Schreudersprijs. (Beeld: DP6)

Juweeltjes
In het gesprek komen verschillende voorbeelden voorbij van geslaagde multifunctionele toepassingen op basis van integrale samenwerking. Bijvoorbeeld de Hafencity in de Duitse havenstad Hamburg, waar ‘Hochwasserschutz’ samengaat met ruimtelijke kwaliteit, wonen en parkeeroplossingen. “Of neem het project Ruimte voor de Rivieren”, zegt Klaas Strijbis. “Dat loopt al zo’n vijftien jaar vrijwel geruisloos. Per saldo is de waterveiligheid aanzienlijk vergroot, zijn de ruimtelijke kwaliteit en de economische waarde toegenomen, en zijn knelpunten opgelost. Het project Stadshavens in Rotterdam kan ook een mooi voorbeeld worden. Dat project ligt in feite aan open zee. Daar wordt door de gemeente Rotterdam een gewenst programma neergelegd, met experimenteerruimte voor innovaties, die je later ook wereldwijd kunt uitzetten. Zo’n aanpak zou vaker moeten kunnen lukken.”

Klaas Strijbis pleit voor meer lef bij bestuurders: “Je moet bestuurders hebben die koploper willen zijn. Willen we verder komen, dan hebben we mensen nodig die hun nek uitsteken. Het is een gegeven dat projecten complexer worden zodra je een bestuurlijke grens overgaat. We hebben dus mensen nodig die zo’n gezamenlijke ambitie willen dragen.” Tegelijkertijd wijst hij op de rol van het COB. “Het COB zou bij dit soort opgaven meer kunnen koersen op het bevorderen van het verticaal denken en het afwegen van ondergronds/bovengronds bouwen. Verbreed het draagvlak naar provincies, gemeenten en waterschappen. Praat met het IPO, de G4, de G30 en kennisinstellingen als Platform31. Breid je scope uit naar meer partijen die de afweging ondergronds/bovengronds in hun beleid kunnen maken. Daar liggen kansen.”

Bewijsvoering
Vanuit zijn bestuurlijke ervaring stelt Hans Pluckel dat de bewijsvoering in de vorm van pilotprojecten noodzakelijk is om bestuurders te betrekken en enthousiasmeren en zo verdergaande multifunctionaliteit mogelijk te maken: “Waar het om gaat, is dat decentrale besturen zich ervan bewust zijn dat er kansen liggen om tegelijk met de kustversterking ook andere zaken aan te pakken. Daarvoor heb je pilotprojecten nodig. Uiteindelijk moet je het belang van een project altijd kunnen aantonen op basis van economische meerwaarde. Hier ligt een opdracht voor organisaties als het COB. Pak politici in de kraag en laat zien dat de uitdaging ligt in de combinatie van water- en ruimtevraagstukken. Zorg voor informatie voor waterschappen en gemeenten, zodat het bewustzijn groeit. En wees op tijd om dat te laten doorklinken in verkiezingsprogramma’s. In 2015 zijn er verkiezingen voor zowel de waterschappen als de provincies. Als je dit onderwerp wilt agenderen, zorg dan dat je plannen op tijd klaar zijn. Maak een agenda. Lobby aan de voorkant en zorg dat het in partijprogramma’s terechtkomt. Dan heb je kans op een doorbraak.”

Ontzag voor schaalgrootte Chinese ondergrondse projecten

Het zwaartepunt van ondergronds bouwen ligt de komende decennia in Azië, vooral in China. Daarbij zal men naar verwachting steeds minder behoefte hebben aan westerse ondersteuning. De studiereis die KIVI-NIRIA TTOW begin dit jaar maakte, liet zien dat de markt voor ondergronds bouwen zich in China razendsnel verder ontwikkelt. Zowel aan de vraag- als aan de aanbodzijde.

Een groep van eenentwintig TTOW-leden bezocht ondergrondse projecten in Hong Kong, Zhuhai, Guangzhou en Dongguan. De schaalgrootte van projecten, de snelheid waarmee ondergrondse werken tot stand komen en de enorme ambitie van de Chinese overheid zijn overweldigend. Alleen al het voornemen om alle Chinese steden met meer dan een miljoen inwoners (circa vijftig) van een metronetwerk te voorzien, tart het voorstellingsvermogen. Voor de Guangzhou Metro Corporation bestaat de bouwopgave uit uitbreiding van het metronetwerk van 250 naar 500 kilometer in de komende vijf jaar.

Voor heel China geldt de opgave om een hogesnelheidstreinnetwerk (hsl) van zestien duizend kilometer aan te leggen. Aansluiting van Hong Kong op dit netwerk vergt een vijfentwintig kilometer lang ondergronds traject. De delegatie bezocht de Nam Cheong Site van dit project. Van het ondergrondse traject wordt circa veertien kilometer gerealiseerd door middel van drill & blast, negen kilometer door middel van tunnelboormachines en circa twee kilometer in de vorm van cut-and-cover-tunnels. Dragages-Bouygues JV is de aanneemcombinatie voor de boortunnels en eindstation West Kowloon Terminus. Twee mix-shield TBM’s met een diameter van circa negen meter boren twee tunnelbuizen van elk 4.400 meter. De uitdagingen van dit deelproject zijn gelegen in het realiseren van boortunnels in de directe nabijheid van hoogbouw, het boren van onderlangs bestaande metrotunnels en het obstakelvrij maken van het boortracé.

(Foto: Paul Gommans)

De Hong Kong – Zhuhai – Macau Bridge (HZMB) Fixed Link

Hoogtepunt van de studiereis was het bezoek aan de Hong Kong – Zhuhai – Macau Bridge (HZMB) Fixed Link. Deze circa vijftig kilometer lange verbinding tussen Hong Kong en Macau omvat onder andere een dertig kilometer lange brug, twee kunstmatige eilanden en een zes kilometer lange afzinktunnel op veertig meter diepte. Het Nederlandse TEC is nauw betrokken bij de ontwerpfase en de engineeering. Alhoewel Nederlandse partijen pogingen hebben gedaan om ook bij de bouw te worden betrokken, is de uitvoering in handen van Chinese bedrijven. Wel worden door Trelleborg vanuit Nederland alle voeg- en GINA-profielen voor de zinktunnel geleverd.

De delegatie bezocht achtereenvolgens het informatiecentrum met interactieve maquette, de controlekamer en de imposante elementenfabriek op Guishan-eiland, waar een immense lopende band is gerealiseerd waar twee tunnelelementen tegelijkertijd worden geproduceerd.

(Foto: Paul Gommans)

Voor een aantal deelnemers aan de studiereis was dit project extra interessant vanwege overeenkomsten met de Fehmarnbelttunnel in Denemarken. Een van de deelnemers, onder de indruk van de omvang van het project, na afloop: “En dan te bedenken dat de productiefaciliteiten voor de Fehmarnbeltlink zeker twee keer zo groot moeten zijn om het werk op tijd af te krijgen.”

Na Guishan-eiland volgde nog een bezoek aan het kunstmatige eiland dat de brug en de afzinktunnel gaat verbinden. Hier zijn drieënveertig meter hoge stalen caissons in de bodem getrild, waarbinnen een cut-and-cover-tunnel wordt aangelegd. De ontmoeting op het hoofdkantoor van HZMB ter afsluiting van dit programmaonderdeel gaf de delegatieleden achtergronden, cijfers en de kans om vragen te stellen. Een presentatie van Hans de Wit over de Fehmarnbelttunnel gaf inzicht in de overeenkomsten tussen beide tunnels.

Herrenknecht China
Alhoewel de HZMB deels een afgezonken tunnel is, worden de meeste tunnels in China geboord. De benodigde TBM’s worden door Herrenknecht China ter plaatse gefabriceerd. Met een jaarproductie van circa dertig grote TBM’s heeft Herrenknecht China een marktaandeel van circa vijftig procent. In 1997 werkte men hier nog met veertig westerse specialisten en circa vijftig Chinese arbeiders. Anno 2013 werken er nog vier Duitsers en circa vierhonderd Chinese arbeiders en komt vijfennegentig procent van alle onderdelen uit China.

Bij Herrenknecht Tunneling Machinery kon de delegatie het productieproces volgen van het laserstansen van tweehonderd millimeter dik plaatstaal tot de ‘showroom’ van tientallen TBM’s in verschillende maten en toepassingen voor de markt in Zuidoost-Azië, Nieuw-Zeeland en Australië.

(Foto: Paul Gommans)

Met de enorme aantallen en tot de verbeelding sprekende snelheid waarmee in China wordt gebouwd, is het boren van een tunnel geen bijzonderheid meer. Dat bleek onder meer bij een bezoek aan het Dongguang Rail Traffic Line R2-project, waar men TBM’s hergebruikt en de keet met een handmatig ingekleurde A3-tekening in schril contrast stond met de prestigieuze maquette van de HZMB.

Met het bezoek aan Dongguang Rail Traffic Line R2 kreeg de delegatie een goed beeld van hoe honderden kilometers metrolijn in de vijftig miljoenensteden van China tot stand komen. De ervaring met ondergronds bouwen ontwikkelt zich met dergelijke metroprojecten razendsnel in de breedte, terwijl projecten als de hsl onder Hong Kong HZMB zich kunnen meten met andere hoogstandjes als de Fehmarnbeltlink tussen Denemarken en Duitsland of de Busan-Geoje Fixed Link in Zuid-Korea.

Dit was de Onderbreking Verbinden

Bekijk een ander koffietafelboek: